Foto Roger Cremers
Over zijn leven en het artiestenbestaan aan de hand van tien nummers, NRC Next, 21 april 2016:
Thuis in zijn boerderij in De Peel, dezelfde waar hij in 1969 neerstreek met de band CCC Inc. om er een hippiecommune te stichten, bespreekt Ernst Jansz (67) de liedjes die zijn muzikantenleven vormgaven. De zanger, pianist en gitarist die naast de muziek vier autobiografische boeken schreef, vertelt aan de hand van tien songs over zijn artiestenbestaan. (…) ‘Mijn liefde voor reggae had ik meegenomen uit de band Rumbones. Bij de Slumberlandband was ik steeldrum gaan spelen. Dat had melodie en ritme in één. Toen we met Doe Maar op tournee gingen naar de Antillen, nam ik mijn steeldrum mee. Antillianen begonnen te lachen toen ze me dat ding zagen uitpakken. Ze konden het niet geloven. Totdat ik er een van mijn razendsnelle riedeltjes op speelde. Toen wilden ze me meteen op de schouders tillen.’ (…) ‘Het was mijn droom om concertpianist te worden. Dat is me nooit gelukt. Nu speel ik mijn eigen muziek in het Concertgebouw. Een deel van mijn jongensdroom komt uit.’ (…) ‘Opeens hadden we bodyguards nodig. Als je een muzikant ongelukkig wilt maken, moet je hem een bodyguard geven. We dachten dat we nooit meer bij elkaar zouden komen.’ (…) ‘Maar het publiek komt nog steeds. Dat is ons grootste cadeau.’
[Ernst Jansz speelt zaterdagavond 23 april in Concertgebouw Amsterdam]
Lees hier het interview
Kijk hier vanaf 3:27 tot 3:58 op de tijdlijn naar Ernst Jansz op steeldrum (Curaçao 1983). Een betere weergave is te vinden op dvd nr. 3 in ‘De doos van Doe Maar’
Meer over Ernst Jansz op deze site