Klaas Jager
Windwakken in de tijd. Gedichten
Nederland, Poëzie
Ingenaaid, 80 blz., 13,50
ISBN 90 6265 528 9
Eerste druk 2001
Een jeugd in het bos en open veenweidegebied van Oranjewoud en het Lage Midden vlakbij Heerenveen brengt Klaas Jager, (Luinjeberd, 1961) dichter tot zichzelf. Hij ontwikkelt een grote passie voor de natuur en gaat in dialoog met zijn omgeving, waarin het dode en het levende bij waarneming tot leven komen en als het ware een bewustzijn krijgen: alles verkeert in zijn eigen tijd en heeft zijn eigen beleving. Zijn professie als veldbioloog, specifiek gericht op vogelonderzoek, zorgt voor de kennis en ervaringen die de voedingsbodem vormen voor zijn poëzie. Tijdens het langdurige verblijf in de natuur denkt hij in sterk naar de tijd verwijzende metaforen na over het leven, de dood en het dichten.
Zijn passie voor de natuur heeft hij goed binnen een breed kader weten te verwoorden met een eigen invulling die zijn waarnemingen uit hun beperktheid tillen. (Het Nederlandse boek). Met zijn poëzie is iets bijzonders aan de hand: die is namelijk behoorlijk goed. (VPRO, Anton de Goede). Natuurliefde wordt in de stapel recente bundels het meest overtuigend in beeld gebracht met Windwakken in de tijd. Door neologismen en vakjargon (bijvoorbeeld woordledig, uitvlieggat en zondagmorgenik) plus typografische wendingen en een niet aflatende soms bezwerende toon weet hij een origineel ervaringsveld te scheppen. Onverwachte sprongen van de ene werkelijkheid in de andere kom je niet vaak tegen bij een debutant. (Haagsche Courant)
De pers over Windwakken in de tijd
«Zijn professie als veldbioloog, specifiek gericht op vogelonderzoek, zorgt voor de kennis en ervaringen die de voedingsbodem vormen voor zijn poëie, lees ik op de achterflap. Hij ontwikkelt een grote passie voor de natuur en gaat in dialoog met zijn omgeving, waarin het dode en het levende bij waarneming tot leven komen en als het ware een bewustzijn krijgen. De dichtbundel bestaat uit een grillig samengaan van verschillende dichtvormen: een eigen geschapen natuur die doorheen de pagina’s woekert en zich niet laat temmen door vaste vormen.
Een fragment als “Woord, ternauwernood / geschreven, dun / drijvend kroos over / het oppervlak, door / een zwakke bries / uiteengedreven / zo goed als los / van waar het was / in het niet te zeggen / niets vooraf.” (uit ‘WOORDEN’) staat in schril contrast met de voortwoekerende woordenstroom in ‘Contact’: “Ook vandaag weer, een hand van het licht / Zoekt en betast de dingen / In de kamer, // Veert op tegen de muur, rekt zich uit.”
Bij momenten krijgt men de indruk de natuurdichter Alberto Caeiro (een alter ego van F. Pessoa) aan het woord te horen:
Pessoa: “(…) ik zag dat er geen Natuur is, / dat Natuur niet bestaat, / Dat er bergen zijn, valleien, vlakten, / Dat er bomen zijn, bloemen en grassen, / dat er stenen zijn, rivieren, / Maar dat er geen geheel is waartoe dit behoort, / dat een ware, werkelijke samenhang / een ziekte van ons denken is”
Klaas Jager: “in de hartslag / van de tijd, het / peristaltische ogenblik // brekend op de rand / van een volgend weer / uiteen tot een ander” (uit ‘Denken dat het waar kan zijn).
Dit is geen dichtbundel die je even op een rustige namiddag doorleest, tenzij je een groot deel van de woordenkracht niet wilt proeven. Elke keer weer wordt de aandacht van de lezer getrokken naar nieuwe details in de tekst. Gelukkig wisselen hermetische teksten af met lichtvoetige natuurobservaties, want wie de ganse tijd door het dichte struikgewas moet wringen, dreigt immers al snel het geheel van de natuur uit het oog te verliezen.» – Yves Joris in Meander 196