Op donderdag 3 november 2011 wordt auteur Glenn Pennock tussen 12.00 tot 13.00 uur live geïnterviewd door presentator Peter de Rijk in het boekenprogramma ‘Literat-uur’ naar aanleiding van zijn zojuist verschenen roman Als gitaren schreeuwen.
De uitzending vindt plaats vanaf de 4de etage in de nieuwbouw van de Openbare Bibliotheek Amsterdam (op 7 minuten loopafstand van het Centraal Station) en is door publiek bij te wonen. De OBA is gevestigd aan de Oosterdokskade 143, 1011 DL Amsterdam.
Radio Amsterdam FM is te beluisteren op 106.8 FM, op de kabel 103.3 en via internet door op deze site te klikken op het logo ‘Luister Live’. Het interview is tot 2 maanden na uitzending te beluisteren via streamplayer.
Als gitaren schreeuwen
Pennock speelt in Als gitaren schreeuwen met thema’s als muziek, de cultus van verlichting, seks, geweld, Indische familiebanden en onbereikbare liefde. De innige band met zijn Fender-gitaar – ze vertegenwoordigt zijn ziel – triggert Joe, de hoofdpersoon, en doet hem op reis gaan naar binnen. Een reis naar de oerbron van zijn creatieve en muzikale meesterschap. Dat leidt tot een verrassende ontdekking. Op deze queeste krijgt Joe wel hulp van overleden mensen, zoals een meisje, een oud klasgenoot. Maar ook in zijn dromen van beroemdheden zoals Jeff Healy, Jim Morisson en Jimi Hendrix – allen behorend tot de rij van reeds overleden gitaarhelden die hem hebben geïnspireerd.
Fragment uit Als gitaren schreeuwen:
«Als puber ontdekte ik dat ik een onverklaarbare dwang had om de bakstenen in de muur van ons huis te tellen. Ik telde mijn passen. Ik telde het aantal zebrastrepen bij een oversteekplaats. Ik moest alles tellen en de uitkomst een plek geven in mijn universum van orde. Ik wist niet waarom ik dat tellen zo gepassioneerd deed, maar ik had eenvoudigweg geen keuze. Ik moest. Het was sterker dan wat dan ook in mij. Soms hielp het om eerst zoveel mogelijk cijfers van pi achter de komma op te sommen, totdat ik het niet meer wist en mijn denken als het ware langzamerhand verviel van kwaad tot erger.
Vele jaren later schoot mijn vriendin mij te hulp. Ze zocht de term “dwangneurose” op in Wikipedia en somde alle symptomen op: ik vertoonde ze allemaal. Dat was een hele opluchting: eindelijk wist ik wat er scheelde. Een paar jaar later werd het een obsessie; dan telde ik de aantallen woorden in mijn verhalen en gedichten; die moesten absoluut qua aantal een priemgetal representeren. Nu was mijn dwangneurose dus uitgebreid met controle-handelingen. Dreigden mijn stappen om bij de deur uit te komen, tien stappen te worden, dan maakte ik onderweg drie huppeltjes, kleine extra stappen, zodat ik op dertien uitkwam. De controlehandelingen werden repetitieve gedragspatronen. Zo mocht ik van mezelf maar op een bepaalde manier een tram instappen en als dat niet lukte, probeerde ik het opnieuw, eenmaal, driemaal of vijfmaal, afhankelijk van hoe het me lukte. Ik heb drie therapeuten versleten voordat ik bij de psychiater kwam die me gewoon medicijnen voorschreef. Dat hielp. Er is nog wel een piepkleine Gremlin in mij die die dwang wil uitvoeren, maar veel effect heeft zijn stemmetje niet meer. Ik was redelijk verlost van een behoorlijke sociale handicap. Nu slik ik een medicijn.
‘Serotonine,‘ zo vertelde mijn psychiater mij, ‘…is een neurotransmitter die is betrokken bij stemming, zelfvertrouwen, slaap, emotie, seksuele activiteit en eetlust.‘
Mijn God. Wat een bullshit, nietwaar? Toen het medicijn eindelijk aansloeg, verbeterden mijn gemoedsstemmingen zich met rasse schreden.»