Onthullende en onthutsende filmische autobiografie van Saya Yasmine Amores

WeddingSchrijfster en schilderes Saya Yasmine Amores (voorheen Cándani) vertelt aan Peter de Rijk openhartig over haar familiegeschiedenis die gebukt gaat onder een banvloek en zwarte rituelen. Haar verhaal wordt doorspekt met beelden van haar talrijke schilderijen. De vragen die zich bij lezers van haar eerste roman ‘Oude onbekenden’ (uit 2001) aandienden worden in deze film beantwoord. Daarnaast leest ze enkele gedichten uit haar bundel ‘Een zoetwaterlied’ uit 2000 en licht de inhoud ervan toe. ‘Oude onbekenden’ en ‘Een zoetwaterlied’ zijn nog rechtstreeks bij de uitgever te bestellen. Van Saya Yasmine Amores verscheen nog recent (in 202o) de dichtbundel ‘Het verdriet van de fluit’. Belangstellenden voor de getoonde schilderijen kunnen zich wenden tot indeknipscheer@planet.nlindeknipscheer@planet.nl.
Kijk hier naar de film (31 maart 2021)
Meer over ‘Oude onbekenden’
Meer over ‘Een zoetwaterlied’
Meer over Saya Yasmine Amores voorheen Cándani bij Uitgeverij In de Knipscheer

Irun Scheifes – Manisch dagboek

IRUN SCHEIFES
Manisch dagboek

Nederland / Essay
Paperback, royaal formaat, 176 blz., € 18,50
ISBN 90 6265 553 X
Eerste druk 2004

MANISCH DAGBOEK van Irun Scheifes is een literair werk waarin de grenzen van diverse genres doorbroken worden door ze met elkaar te verbinden. Scheifes kent slechts één taal: die van de literatuur.

In MANISCH DAGBOEK kiest Irun Scheifes voor een literaire vorm die past bij de schrijvers die hij in zijn boek aan bod laat komen. Biografische en autobiografische elementen vloeien samen tot naadloze essays. Vergeten schrijvers, vertaalde dichters en oude helden (Daniil Charms, Michail Zosjtsjenko, Joeri Ojesja, Jo Otten, Petronius, Bert Schierbeek, James Hanley, Velimir Chlebnikov, Juan Goytisolo) hebben bij Scheifes één ding gemeen: ze zoeken. Scheifes gaat door waar zij ooit begonnen en maakt de lezer van nu enthousiast over de schrijvers van toen.

Tegelijkertijd vertelt hij het verhaal van iemand die op de rand van de werkelijkheid leeft, speelt hij met de zin en onzin van de logica. Hij beschrijft de weg van de manie, de weg naar de leegte die ons verlost van ons ‘opgedikte ik’.

Deze essays in dagboekvorm zijn ook verhalen en lezen als een roman.

Over Scheifes’ vorige romans schreef de Vlaamse pers:

‘De jonge, mannelijke hoofdfiguur leidt een onduidelijk bestaan in drie gekraakte, vervallen huisjes in een vage kring van andere marginale jongelui. De lezer moet zelf geleidelijk een beeld bijeenpuzzelen van dat, in de schrijftrant weerspiegelde, chaotische bestaan. Voor een deel helpt de auteur daarbij door het inlassen van andere tekstsoorten. Het verslag van een adjudant van politie is zo een voorbeeld van stijlparodie dat tegelijk een klaardere kijk op het romanwereldje geeft.’ Herman Leys in Standaard der Letteren over Charges van Irun S.

‘Voor zover hij geïdentificeerd mag worden met zijn personage dat onder dezelfde naam de brieven schrijft en aangesproken wordt, verschijnt de auteur als een man voor wie emoties belangrijker zijn dan feiten, voor wie alles wat waarde heeft weerloos is. Een man dus om van te houden.’ Joris Gerits in De Morgen over Onaffe dingen van Irun Scheifes

De pers over Manisch dagboek
«Het Manisch dagboek van Irun Scheifes is een poging iets te vangen dat zich niet wil laten vangen. In plaats van achter de buit aan te rennen, maakt hij rustig een ommetje, wetende dat hij op die manier evenveel kans maakt om zijn prooi te verrassen en te grazen te nemen. De essays zijn pogingen om in het werk van geliefd auteur door te dringen en het tegelijkertijd intact te laten, het niet te laten vervuilen door de aanraking van leer en spijkers van de essayist of criticus, die het kussen te ordentelijk opschudt en voorbijgaat aan de schoonheid die ook het ongerijmde, het wanordelijke en de niet helemaal uitgewerkte gedachte, kunnen bezitten.
Eén van de grootste misverstanden over literatuur is dat literatuur een manier zou zijn om het anders te zeggen; terwijl literatuur een manier is om het andere te zeggen. Waarom zou je als je schrijft over schrijvers die grenzen overschrijden, zelf binnen de grenzen blijven.
De werkwijze van een essayist als Scheifes is te vergelijken met die van de musicus die een bestaand thema in zijn improvisatie verwerkt. Op een soortgelijke manier versmelt het werk van Scheifes in het Manisch dagboek met dat van degenen die hij bespreekt. Of nee versmelten is niet het goede woord. Het is alsof je in een bak water een gekleurde vloeistof doet en je ziet hoe de vloeistof zich in het water verspreidt, zonder iets van zijn oorspronkelijke kleur te verliezen.
Scheifes is, zoals elke goede essayist, bij zijn onderwerp betrokken. Hij wil het leren kennen en hij leert het kennen door te schrijven, door al schrijvende op zoek te gaan naar de kern van het werk. » Uit: Een neus als een mond (lezing), Mischa Andriessen

«Wie heeft gewoond in Restland, wie zijn literaire identiteit meent te moeten zoeken in Niemandsland, wie stuurloos lijkt in Tussenland, wie via vadervaderland Duitsland in Laagland verzeild is geraakt en wie anno 2003 resideert in Achterdeur, moét wel een literaire zwerver zonder thuisland zijn of een letterkundige mankepoot met kniekraak. Ik heb het over Irun Scheifes en zijn Manisch dagboek, een verzameling autobiografische essays of leesavonturen. Het zijn geschreven avonturen over lees-, leef- en schrijfhonger waar hij, Scheifes alias lezer, schrijver, dagboekanier, verwekker, vader, zoon, schijnheilige geest, fabulator, minnaar en ex-minnaar niet helemaal zonder kleerscheuren uit tevoorschijn komt.
En zo moet het ook.
Wie een grote dorst naar ordeverstorende literatuur wil lesssen en zich in zijn lectuurkeuze niets aantrekt van marktterreur, weekt zich willens en
wetens los van de massa en ontdekt in het Achterland van kunst en cultuur en ware schat aan teksten van onder anderen Chlebnikov, Charms, Schierbeek en Goytisolo. Lees Manisch dagboek en merk hoe de lezer Scheifes schrijver wordt; hoe hij zinnen confisqueert, opeet, herkauwt en weer in een ander gelid schopt, opdat wij, ook manische lezers, aangeraakt worden door zijn slinkse fictie, die overigens realistischer is dan hij zelf zou durven toe te geven.»
Uit: Een grote dorst (lezing), Graa Boomsma

«Een echt mens»

Over Manisch Dagboek van Irun Scheifes
door Rutger H. Cornets de Groot

«Bij uitgeverij In de Knipscheer verscheen van Irun Scheifes na de romans Charges en Onaffe dingen een bundel essays onder de wat misleidende titel Manisch dagboek. Misleidend, omdat veel mensen bij het woord manisch bij zichzelf zullen denken dat ze liever gezond blijven. Maar Scheifes komt in dit boek naar voren als een alleszins gezonde jongen die het leven leeft zoals het geleefd wil worden: voluit, zonder terughouding en met open vizier. Als dat manisch moet heten, vooruit, al ben ik eerder geneigd om op werk dat voor normaal wordt gehouden het etiket neurotisch te plakken.
Kennelijk beseft Scheifes dat hij en dat geldt voor veel werk uit het fonds van In de Knipscheer – met dit boek in de marge opereert, want de inhoud ervan zal buiten de horizon van de meeste mensen liggen. Maar dat is geen reden om bij voorbaat aan dit boek voorbij te gaan! Ook Nietzsche schreef tenslotte Oneigentijdse beschouwingen en dat boek wordt nog steeds herdrukt. Nu is Scheifes geen Nietzsche, al scheelt het niet veel. Hij schrijft literaire essays over vergeten schrijvers, vertaalde dichters en oude helden (Daniil Charms, Michail Zosjtenko, Joeri Oljesja, Jo Otten, Petronius, Bert Schierbeek, James Hanley, Velimir Chlebnikov, Juan Goytisolo) en doet dat op de meest aanstekelijke, enthousiasmerende wijze, namelijk met inzet van heel zijn hebben en houden. Lezen is voor Scheifes alleen tijdverdrijf voor zover het leven zelf als tijdverdrijf kan worden opgevat. Uit een dergelijke eenheid van lev/zen ontstaat vanzelf een vermenging van stijlen en genres: het essay wordt ingebed in de persoonlijke omstandigheden waar het besproken boek haar rol in speelt; essay wordt fictie en fictie wordt essay. Scheifes slaagt er daarbij zelfs in om een zekere mate van suspense in zijn essays in te bouwen, – wat mij betreft een ongekende prestatie in de essayistiek. Zo komt op (p. 84) van Manisch dagboek het volgende avontuur voor tussen de ik-figuur en een zeeman:

We staan beiden op en snellen naar de deur. Ik met het boek tussen mijn vingers en hij spiernaakt. Op de hal boven is niets. Doodstil is het. Maar beneden klinken stemmen.
We gaan de wenteltrap af tot voor de deur waarachter de stemmen komen. ‘Wacht even,’ sis ik. ‘Ik geloof dat ik hier de tekst heb.’
‘Lees,’ zegt de zeeman.
Ik lees: —

En daarop volgt een citaat uit het boek No directions van James Hanley, dat het onderwerp is van dit essay of dit dagboekfragment. Het geeft je het gevoel alsof niet alleen de antwoorden op levensvragen, maar zelfs die op hele praktische vragen in de literatuur zijn te vinden. Een roman wordt een kompas daardoor, een landkaart, misschien zelfs een Bijbel; een gedicht een mantra, of een amulet.

Ik zoek een andere vorm van controle, zegt Scheifes, een controle zonder discipline. Ik wil afspraken die niet afgesproken zijn en toch binnen de orde vallen. Het aantrekkelijke van Manisch dagboek is dat het volstrekt oorspronkelijk werk is. Het sluit niet aan op de waan van de dag, waarin Libris- en Akoprijswatchers binnen de inner circle van de spreekwoordelijk geworden grachtengordel elkaar napraten. Wie dat verhaal voor het ware houdt, is reddeloos verloren: het is het verhaal dat ons wordt voorgezet. Het werkelijke hart van de literatuur klopt daarbuiten: bij dwazen, idioten en genieën als Schierbeek, Hanley, Goytisolo en Scheifes zelf, die allemaal hun eigen gang gaan, dat wil dus zeggen niet de gang die de maatschappij voor ze had uitgestippeld. Jammer voor die maatschappij, maar prettig voor ons, die weten dat we met dit soort boeken iets oorspronkelijks en echts in huis halen. Van die eigen gang geeft Scheifes trouwens ook blijk in zijn stijl, die onnavolgbaar is: consequent en serieus, zonder loze beweringen, als een jazzmusicus die start vanuit een klein motiefje en daar vervolgens in uiterste concentratie een heel verhaal uit sleept. Een genoegen! »
Rutger H. Cornets de Groot

Sally Morgan – Mijn plek. Autobiografie

SALLY MORGAN
Mijn plek. Autobiografie

Australië, autobiografie
Vertaling: Eva Wolff
Paperback, 480 blz., € 11,50
ISBN 978-90-6265-723-0
4e druk 1999

Een krachtige autobiografie over drie generaties Aboriginals door één van hen: Sally Morgan

Sally Morgan (1951) groeit op als blanke in de buitenwijken van Perth, Australië. Op vijftienjarige leeftijd ontdekt ze dat ze van oorsprong Aboriginal is. In een samenleving die de zwarte bevolking minacht en discrimineert is dat een schokkende ervaring. Ze besluit op zoek te gaan naar haar verleden en reist terug naar de geboorteplaats van haar grootmoeder Daisy Corunna. Wat begon als een aarzelend zoeken naar feiten groeit daar uit tot een emotionele en spirituele pelgrimstocht van ongekende omvang.

De pers over Mijn plek
« Een boek met de compositie van een roman en de plot van een detective die pas op de laatste pagina’s tot een ontknoping komt.» – New York Times Book Review

«Mijn plek heeft me tijdens het lezen vaak tot tranen geroerd. Het verhaal van Sally Morgan en de Corunna’s laat ons een nieuw Australië (het oude) zien en door deze verhalen voel ik me gelukkiger dan ooit één van die ‘black-fellas’ van deze aarde te zijn.» – Alice Walker

Hugo Pos – In Triplo. Autobiografie

HUGO POS
In Triplo

Nederland, Autobiografie
Gebonden met stofomslag 256 blz., € 22,00
ISBN: 90-6265-423-1
Eerste uitgave 1995

Hugo Pos (Paramaribo, 1913) debuteerde pas op 71-jarige leeftijd als schrijver met de verhalenbundel Het doosje van Toeti, sindsdien gevolgd door nog zeven bundels verhalen en kwatrijnen. Veel van zijn literair werk vindt zijn oorsprong in het kleurrijke leven dat hij leidde.

In zijn autobiografie In Triplo beschrijft Hugo Pos dit leven en de drie verschillende facetten van zijn persoon: Surinamer, Nederlander, jood – die soms uit elkaar liepen maar tenslotte een eenheid vormden. Pos komt op 14-jarige leeftijd naar Nederland, studeert rechten in Leiden en Parijs in een tijd (de Spaanse Burgeroorlog en de opkomst van Hitler) die de groei van zijn persoonlijkheid bepaalt.

Na de capitulatie in Nederland ontvlucht hij via Rusland en Japan naar Engeland. Hij krijgt een officiersopleiding, wordt in Australië ingedeeld bij de Netherlands Indies Civil Affairs en in 1944 naar Nieuw Guinea gezonden. Als Japan capituleert is hij bij de eerste troepen die met kolonel Spoor in Batavia/Jakarta aankomen en maakt aldaar het begin van de revolutie mee. Hij krijgt de opdracht om in Portugees Timor onderzoek te doen naar Japanse oorlogsmidsaden en wordt t.b.v. het Internationaal Tribunaal in Tokio benoemd tot Prosecutor Minor War Crimes.

Vanaf 1950 werkt hij in Suriname als rechter en als procureur-generaal. Op zijn vijftigste keert hij met zijn gezin terug naar Nederland, wordt eerst rechter in Amsterdam in de Provo-tijd en dan raadsheer in Den haag. Na zijn pensionering wordt hij literair recensent van Het Parool en Trouw en sinds 1985 wijdt hij zich in toenemende mate aan zijn schrijversschap.

In Triplo boekstaaft niet alleen deze opmerkelijke en avontuurlijk levensloop, maar vooral de innerlijke problemen die daarmee gepaard gaan: zijn houding ten aanzien van de onafhankelijkheid van Indonesië, nadat hij eerder doodstraffen wegens collaboratie had geëist, zijn opvattingen over de berechting van oorlogsmisdadigers in Japan, de opkomst van het nationalisme in Suriname, de verboren plekken van het rechterschap, de achtergrond van zijn verhalen en de boeken die hem hebben beïnvloed.

Buchi Emecheta – Het hoofd boven water

BUCHI EMECHETA
Het hoofd boven water
Oorspronkelijke titel Head Above Water
Vertaling Andrea Goldberg
Nigeria, autobiografie
Globepocket, 366 blz. € 7,50
ISBN 978-90-6265-713-1
Eerste druk maart 1993

«Openhartig en onderhoudend. Haar autobiografie is een aanwinst.» – NRC Handelsblad

Buchi Emecheta breekt met de Nigeriaanse familietraditie door de man van haar keuze te trouwen. In 1962 verhuist ze, achttien jaar oud, met hem en hun eerste kinderen naar Londen. Het huwelijk blijkt niet bestand tegen de cultuurschok van een tweederangs burgerschap. Als alleenstaande moeder wordt ze alsnog verkracht door haar gewezen man, waarna haar vijfde kind geboren wordt. Toch ziet ze kans dit leven van vernedering en pure armoede te combineren met werk (als jongerenwerkster onder vooral zwarte drop-outs), een carrière als schrijfster en een afgeronde studie sociologie.

«Een schrijnend relaas dat respect en bewondering afdwingt.» – Het Parool

Buchi Emecheta (1944) debuteert in 1972 met In the Ditch, en wordt in 1983 gekozen tot een van de Best of Young British Writers. Haar autobiografie Het hoofd boven water (1989) draagt zij op aan haar in 1984 overleden dochter Chiedu. Haar nieuwste roman Gwendolen (1991) gaat over een Caribisch meisje dat in Engeland slachtoffer wordt van incest.

Buchi Emecheta – Het hoofd boven water. Autobiografie

BUCHI EMECHETA
Het hoofd boven water

Oorspronkelijke titel Head Above Water
Vertaling Andrea Goldberg
Nigeria, autobiografie
Paperback, 336 blz
ISBN 90-6265-294-8
Eerste druk mei 1989

Toen haar huwelijk op 22-jarige leeftijd stuk liep, was zij inmiddels met haar man naar Londen verhuisd en had zij vijf kinderen. Terwijl zij die alleen opvoedde studeerde ze sociologie en werkte ze o.m. als bibliothecaresse en als jongerenwerkster in opvangcentra voor zwarte drop-outs.
Na haar studie heeft zij aan universiteiten in Engeland, Nigeria en de Verenigde Staten gedoceerd. Tot nu toe publiceerde ze een tiental romans, documentaires en kinderboeken, waarvoor zij met diverse prijzen werd bekroond en die haar tot Afrika’s meest gelezen schrijfster hebben gemaakt.

Het hoofd boven water is het verhaal van haar leven. Een indrukwekkend verhaal, waarin niet alleen veel wetenswaardige feiten staan voor wie haar boeken heeft gelezen, maar ook observaties van de verschillende gemeenschappen, die van onschatbare waarde zijn voor ieder die de ontwikkeling van een multiculturele samenleving een goed hart toedraagt.

Buchi Emecheta werd in 1944 geboren als oudste dochter van Ibo’s die van het platteland naar de Nigeriaanse hoofdstad Lagos waren getrokken. Na de dood van haar vader in Burma verwierf zij zich op eigen kracht en initiatief een studiebeurs op een zendingsschool en trouwde ze op jonge leeftijd met een man die zij zelf had uitgekozen.