Over ‘De rode appel’ van Giselle Ecury in Antilliaans Dagblad, 14 september 2013:
Giselle Ecury is een taalkunstenaar. Zorgvuldig wikkend en wegend zoekt ze naar woorden en synoniemen, naar metaforen die de gevoelswereld versterken, en naar zinsconstructies totdat de bladzijden gewoon ‘kloppen’. Een vrouwelijk boek? Doen vrouwen dat meer dan mannen? Ik vroeg me dat af. En liep langs mijn boekenkast, hield mijn hoofd schuin en liet mijn ogen over de titels en auteurs glijden. Ik vond wat ik zocht: de Hongaarse schrijver Sándor Márai. Tussen de twee wereldoorlogen schreef hij zijn meesterwerken, die pas in de jaren negentig van de vorige eeuw vertaald werden en wereldbekendheid kregen, met name Gloed en De erfenis van Eszter. Dezelfde broeierigheid, dezelfde traag stromende taal. En dan… de muziek die van tijd tot tijd uit de bladzijden opstijgt. De brutaal romantische zomerhitjes van Julien Clerc. Of Melanie, met Beautiful People. Ik was terug in de tijd waar Giselle Ecury dat zo bedacht had.
Lees hier de recensie
Meer over De rode appel