Millard Faristzaddi*Itations of Jamaica. The Celebration

MILLARD FARISTZADDI
Itations of Jamaica and I Rastafari. The third Itation
Jamaica, fotografie
Ingenaaid, geheel in vierkleuren
192 blz., € 17,90
ISBN 09-5122-220-1
Tweede druk 2007

In 1982 was In de Knipscheer een van de co-uitgevers van The Celebration, de persoonlijke kijk van de Jamaicaanse ontwerper en fotograaf Millard Faristzaddi op zijn land en zijn religie: de Rasta-cult, de meest vitale van de cultureel-religieuze bewegingen die de zwarte bevolking in het Carbisch gebied een geschiedenis en een mythologie – roots – wil geven. Die eerste editie is sinds jaar en dag niet meer ver-krijgbaar. De auteur heeft The Celebration (en The third Itation) opnieuw (her)uitgegeven waardoor zijn voor 100% van Jamaicaanse oorsprong zijnde fotografie, ontwerp en teksten de lezer en kijker opnieuw een overweldigend schouwspel geven uit een derdewereldland dat door zijn pulserende culturele leven voortdurend in de belangstelling is blijven staan.

«Beschouwende artikelen, gedichten, ‘mystiek’ (inclusief een nieuwe taal!) en erg veel fotomateriaal in prachtige kleuren. Het boek is zeer lezenswaard: men raakt ervan onder de indruk hoe springlevend religie in bepaalde gedeelten van de derde wereld is en hoe religie functioneert als utopie (de terugkeer van alle Afrikanen tot hun ‘homeland’ in dit geval.» – Prisma

Ilse Marrevee*Curaçao. Geschiedenissen

ILSE MARREVEE
Curaçao. Geschiedenissen
Nederlandse Antillen. Geschiedenissen
Ingenaaid, groot formaat met 80 kleurenfoto’s/illustraties
Imprint: Stichting Elisabeth, 2004
174 blz., € 59,95
ISBN 90-7780-801-6
Eerste druk 2007

Acht bewoners van het eiland Curaçao met verschillende achtergrond vertellen in Curaçao Geschiedenissen over hun familiegeschiedenis, leven en ideeën. Aan het woord komen antropologe Rose Mary Allen, dichter/performer Gibi Bacilio, ondernemer en consul honoraire van India Ram Boolchand, directeur haven Willemstad Agustin Diaz, hoogleraar multiculturaliteit en sociale cohesie Valdemar Marcha, bestuurslid van het Joods Cultureel Historisch Museum Michèle Russel-Capriles, oud-president van het hof, oud-gouverneur, hoogleraar, voorzitter Stichting Economische Ontwikkeling, Jaime Saleh en pianist, componist en topambtenaar Wim Statius Muller. Via de individuele verhalen wordt het verhaal en de actualiteit van het eiland verteld.

Aan de orde komen onder meer de volgende thema’s: migratiestromen, cultuur van de volksklasse, nanzi-verhalen, calypso, West-Indische Compagnie, blanke protestanten, plantages, Afrikaanse oorsprong, geschiedenis en actualiteit joodse gemeenschap, geschiedenis en actualiteit Libanese gemeenschap, geschiedenis en actualiteit Indiase gemeenschap, slavernij, slavenopstanden, Tula, positie katholieke kerk, sociale verhoudingen, cultuur van de angst, 30 mei 1969, ontwikkeling van de Curaçaose muziek, de wals, de tumba, de tambu, Vrije Zone, off-shore, Papiaments, sociaal-economische ontwikkelingen.

Als intermezzo’s tussen de verhalen zijn van schrijver Boeli van Leeuwen fragmenten uit De rots der struikeling, Een vreemdeling op aarde, Schilden van leem en Geniale anarchie opgenomen.

«Een album met familieverhalen vertelt de geschiedenis van Curaçao: slavernij, politiek gedoe en vrolijk potverteren. Authentieke geschiedenissen zijn het geworden met boeiende, nog maar weinig getoond beeldmateriaal. Gelardeerd met puntige citaten uit het rijke oeuvre van Boeli van Leeuwen.» – Trouw

«Zo is de ingekleurde prentbriefkaart (ca.1930) met bananenverkopers een van de vele interessante illustraties uit Curaçao Geschiedenissen.» – NRC

Hans Vaders – Otrobanda. Berichten van de overkant

HANS VADERS
Otrobanda. Berichten van de overkant
Nederlandse Antillen. Verhalen
Ingenaaid, 128 blz. € 13,50
ISBN 90-6265-580-9
Eerste druk 2007

Naar Curaçao? Otrobanda te boek gesteld.

Otrobanda, waar 300 jaar geleden de eerste bouwsels – een paar berucht geworden kroegen – verrezen, werd sinds die tijd de uitwijkplaats aan de overkant van de St.-Annabaai voor de second-class citizens van Willemstad. Inmiddels is dit het meest Caribische stukje Curaçao, een veelkleurig en bruisend stadsdeel dat nooit slaapt, waar het leven van alledag een aaneenschakeling is van verrassende verhalen, en is het door de Unesco geplaatst op de lijst van het Werelderfgoed.

Hans Vaders portretteerde met een scherp oog dertig weken lang wekelijks voor het Antilliaans Dagblad het wel en wee van ‘zijn’ Otrobanda en zijn medebewoners van deze wijk. De artikelenreeks werd in 2006 op Curaçao bekroond met de prestigieuze Tourism Journalism Award en internationaal in Miami met de Caribbean Tourism Media Award.

«Is dushi Kòrsou het stralende middelpunt van deze wereld, dan kan Otrobanda zonder enige twijfel haar grote, enigszins morsige, maar bovenal gastvrije huiskamer worden genoemd. De westelijke grens van die wonderlijke enclave aan het Curaçaose havenfront, het is het Manhattan van het eiland waar niemand ooit echt slaapt, is echter nogal diffuus.
Zo rekenen namelijk ook de meeste, veelal vergrijsde bewoners van de oude politiewoningen van Mundo Nobo, de Nieuwe Wereld, zich vaak tot de Otrobandista’s pur sang. Maar dat is een misvatting. Ze brengen alleen in de pittoreske buurt het merendeel van hun vrije tijd en werkende leven door.»

Hans Vaders (1949) woont in Otrobanda op Curaçao.
Hij is neerlandicus. Behalve journalist is hij dichter (o.a. in Kristòf en De Tweede Ronde) en schrijver van de roman Tropische winters (2001).

Carel de Haseth – Sklave und Herr/Katibu di Shon. Novelle

CAREL DE HASETH
Sklave und Herr/Katibu di Shon. Novelle
Tweetalig. Papiaments en Duits
Imprint: Edition VA bENE
Ingenaaid, geïllustreerd 128 blz., € 17,90
ISBN 3-85167-197-1
Eerste druk 2007

Katibu di Shon verscheen oorspronkelijk in het Papiaments. Carel de Haseth kreeg er de hoogste Curaçoase culturele onderscheiding voor, de Cola Debrot-prijs. De novelle gaat over de slavernij op de Nederlandse Antillen en is een fictief verhaal van ‘slaaf en meester’, Louis en Shon Wilmoe, gebaseerd op een kern van historische gegevens, met name de slavenopstand van 17 augustus 1795 op Curaçao.

In zes hoofdstukken vertellen zij beurtelings over de verschrikkingen van en na de opstand. Bij de aan de veroordeling voorafgaande verhoren van de gevangen genomen opstandelingen wordt gebruikgemaakt van de pijnbank om bekentenissen af te dwingen. Tientallen slaven worden op gruwelijke wijze geëxecuteerd. Hoewel zijn meester sympathie kan opbrengen voor de motieven van de opstand, kan hij Louis niet meer redden van de galg. Dankzij het mes dat Shon Wilmoe aan Louis geeft kan Louis laten zien dat hij zelfs wat de dood betreft de vrijheid verkiest boven slavernij en sterft hij door eigen hand.

De originele Papiamentu-uitgave van Katibu di Shon is al lang niet meer verkrijgbaar. Dankzij de Duitse vertaling van Jan A. van der Brugge is de novelle ook weer te lezen in het Papiaments, want tweetalig uitgegeven, mede mogelijk gemaakt door de Curaçaose stichting Fundashon bon Intenshon.

Boeli van Leeuwen – Het teken van Jona. Gebonden

BOEL VAN LEEUWEN
Het teken van Jona
Nederlandse Antillen. roman
Gebonden met leeslint, 192 blz. € 17,90
ISBN 90-6265-584-7
3de editie 2007

Na De eerste Adam verschijnt nu ook Het teken van Jona, na de paperback- en pocketedities, in een (voor het eerst) gebonden editie. Nu Boeli van Leeuwen’s werk meer en meer in het Engels toegankelijk wordt (ook zijn roman Een vreemdeling op aarde verscheen in 2006 bij Peter Lang Press als A Stranger on Earth in ‘Founding Fictions of the Dutch Caribbean’), is er alle reden zijn romans in een nieuw jasje her uit te geven.

Hoofdpersoon in Het teken van Jona is een ouder wordende schrijver op een eiland aan de rand van Zuid-Amerika. In de beginnende ontluistering van zijn lichaam herkent hij steeds meer een teken van dreigend verval van de wereld om hem heen. Hij ziet wie en wat verantwoordelijk is voor het onontkoombare einde en besluit het naderend onheil uit te dagen door zijn lotgenoten te onthalen op een eet- en drinkfestijn.

«Een roman die niet alleen een absoluut hoogtepunt is in zijn oeuvre, maar die ook talloze romans van vele anderen kilometers ver achter zich laat.» – Koos Hageraats, De Tijd

«Er worden in de hedendaagse Nederlandse literatuur zelden zulke sterke en huiveringwekkende bespiegelingen geschreven.» – Hans Warren, PZC

Pablo Neruda – Boek der vragen

Pablo Neruda
Boek der vragen
Poëzie. Chili
Vertaling Stefaan van den Bremt
Paperback 96 blz. € 15,75
ISBN 90 6265 567 X

Boek der vragen is een feestelijke dichtbundel waarmee Pablo Neruda in 1974 zijn 70ste verjaardag had willen vieren. Neruda had er namelijk een traditie van gemaakt om, van decennium tot decennium, zijn geboortedag te gedenken met een belangrijke publicatie. Libro de las preguntas zag postuum het licht in Buenos Aires in 1974 en verschijnt anno 2004 voor het eerst compleet in een Nederlandse vertaling van Stefaan van den Bremt. Boek der vragen wordt als een van Neruda’s origineelste en vernieuwendste bundels beschouwd.

In Boek der vragen trakteert Neruda zijn lezers op een reeks van 74 gedichten die uitmunten door hun karige en bondige verwoording. De hele cyclus omvat 314 vragen die, op het eerste gezicht, van de hak op de tak springen op een soms vrij absurdistische wijze. Ten onrechte wordt Boek der vragen soms tot het subgenre van de kinderpoëzie gerekend. De jeugdige lezer die erdoor wordt aangesproken, zal in de eerste plaats het kind zijn geweest in de bijna zeventigjarige Neruda met zijn speelse zucht naar buitenissige vragen die op verrassende wijze de meest verscheiden antwoorden oproepen. Het thematische vertrekpunt van het boek, een dichter die zijn einde voelt naderen en met een tomeloze scheppingsdrift afscheid wil nemen van het leven, zit zorgvuldig verborgen in het hart van de bundel in een cyclus waarvan zowel de aanhef als het slot eindeloos lijken uit te waaieren.
Neruda werkt aan Boek der vragen vanaf 1971 tot 1973. Kort voordat hij in 1971 de Nobelprijs voor literatuur in ontvangst neemt, verergeren de symptomen van de kwaal waaraan hij lijdt. Na twee operaties begrijpt de dichter dat hij zijn ambassadeursambt in Parijs, daarin benoemd door president Salvador Allende, neer moet leggen. Na zijn terugkeer in Chili in november 1972 neemt Pablo Neruda zijn intrek in zijn huis te Isla Negra, waar hij op 23 september 1973, slechts enkele dagen na de militaire staatsgreep, overlijdt.

Dat 2004 het Pablo Neruda-jaar is omdat Pablo Neruda (Nobelprijs Literatuur 1971) honderd jaar geleden werd geboren (12 juli 1904) zal de Meanderlezer niet ontgaan zijn. In Meander 248, 249 en 250 besprak Yves Joris onlangs Canto General (Rainbowpocket), Honderd liefdessonnetten en Verblijf op aarde (beide uitg. P). In de Knipscheer kwam deze maand met Boek der vragen, een vertaling door Stefaan van den Bremt van Libro de las preguntas, een dichtbundel waarmee Neruda in 1974 zijn 70ste verjaardag had willen vieren – Neruda had er een traditie van gemaakt om, van decennium tot decennium, zijn geboortedag te gedenken met een nieuwe publicatie – maar die uiteindelijk in dat jaar postuum in Buenos Aires verscheen.
Boek der vragen, dat als een van Neruda’s origineelste en vernieuwendste bundels wordt beschouwd, bestaat uit een reeks van 74 gedichten die uitsluitend vragen bevatten, regel na regel, strofe na strofe. Ze zijn in het algemeen bondig verwoord, lijken van de hak op de tak te springen, zijn speels, buitenissig, soms bijna nonsensicaal en absurdistisch.

IV

Hoeveel kerken heeft de hemel?

Waarom waagt de haai geen aanval
op de onverschrokken sirenen?

Smoezelt de rook met de wolken?

Is het waar dat alle hoop
besproeid moet worden met dauw?

Verborgen in het hart van de bundel (35 t/m 39) zit het thematische vertrekpunt van het boek: een dichter die zijn einde voelt naderen en met een tomeloze scheppingsdrift afscheid wil nemen van het leven:

XXXV

Is ons leven niet een tunnel
tussen twee vage klaarten?

Of is het niet een klaarte
tussen twee donkere driehoeken?

Of is het leven niet een vis,
klaar voor een bestaan als vogel?

Bestaat de dood uit niet-bestaan
of uit een gevaarlijke massa?

Una pregunta trae otra. De ene vraag lokt de andere uit, 314 vragen in totaal, en op geen enkele past een antwoord. Duidelijker kon Neruda de absurditeit van het leven niet verwoorden.  – Meander 252, literair magazine sinds 1995

Meandermagazine
klassieke gedichten

Postuum in 1974 verschenen dichtbundel, oorspronkelijk bestemd voor de viering van de zeventigste verjaardag van de maker. Pablo Neruda (1904-1973, Nobelprijswinnaar Literatuur in 1971) was een Chileense diplomaat-schrijver. Hij heeft talloze dichtbundels nagelaten, van het magnum opus ‘Canto General’, een lofzang op Latijns Amerika, tot lichtvoetige liefdespoëzie in ‘Twintig liefdesgedichten en een lied van wanhoop’. ‘Boek der vragen’ behoort tot de laatste categorie. Het zijn 70 negenlettergrepige verzen in vraagvorm die in de periode 1971-1973 zijn ontstaan en getuigen van een ongekende scheppingsdrift. Onderwerpen zijn historische figuren als Nixon en Hitler naast absurdistische verzen over bijtende vlooien en een verbod op interplanetaire zoenen. Ook zelfspot ontbreekt niet. Deze verzen laten het kind in de dichter zien dat zich niets van de logica aantrekt en zijn daarom voor een breed publiek geschikt. De vertaling leest soepel. Met een verhelderende nawoord over de ontstaansgeschiedenis en noten. Verschenen in het honderdste geboortejaar van Neruda. – Biblion 9 december 2004

8 februari 2005 De Recensent over Pablo Neruda – Boek der vragen

Boek vol vragen & het telefoonnummer van de wereld

«Neruda stort een schier oneindige reeks vragen uit over zijn lezers, als peuters over de hoofden van hun ouders. Dat is als ze in de waarom-fase zijn, die peuters. En het moet zijn dat Neruda de waarom-fase nooit verlaten heeft: in deze bundel stelt hij 314 vragen, verdeeld over 74 gedichten. (…) Veelal is het een gejaagd vragen, een vragen om het vragen, een radicaal vragen. De vraag zelve is poëzie geworden; de vraag is tot kunstvorm verheven. Het is dan ook categorieloos, en dient niet een concreet waartoe. De lezer kan niet anders dan zich onder te dompelen in de vragen, en de diverse sferen aan zich voorbij te laten komen: kinderlijk, filosofisch, dichterlijk, absurd, of humoristisch. (…)
Het zal duidelijk zijn dat de vragen niet tot antwoorden moeten leiden; het gaat eerst en vooral om de ontvankelijkheid voor de vraag, of liever voor het vragen in het algemeen. De vragen moeten het bouwwerk van rotsvaste antwoorden in ons leven steen voor steen afbreken, en dat werkt ontregelend. Wie volwassen is, heeft immers maar al te vaak de pretentie alle antwoorden te hebben. Neruda ontmaskert die pretentie en werpt de lezer onverbiddelijk terug in verwondering en soms in verbijstering. (…) Boek der Vragen is onklasseerbaar, ontregelt en stelt een hele hoop vervelende vragen waarop geen antwoord is. (…) Al diegenen wier hersenen nog een jeugdige souplesse bezitten: lees Boek der Vragen. Weest geamuseerd, geschokt, verpletterd, verwonderd, verbijsterd. Weest weer kind. Lees, léés (in plaats van altijd maar gelezen te hebben).»

-geciteerd uit: Tim Donker in De Recensent (Lees hier de hele recensie)
– Milla van der Have – Pablo Neruda (essay)

Lex van de Haterd – Om hart en vurigheid. De gemeenschap.

Lex van de Haterd
Om hart en vurigheid
Over schrijvers en kunstenaars van tijdschrift en uitgeverij De Gemeenschap 1925-1941

Nederland
Groot formaat 17 bij 24 cm.
Rijk geïllustreerd, inclusief kleurkatern
Ingenaaid, 352 blz. € 29,50
ISBN 90-6265-566-1
Eerste druk 2004

In Om hart en vurigheid beschrijft Lex van de Haterd in ruim twintig portretten de belangrijkste medewerkers van het progressief-katholieke culturele tijdschrift De Gemeenschap (1925-1941). Zowel van de toonaangevende redacteuren en auteurs als Jan Engelman, Albert Kuyle en Anton van Duinkerken, als van de belangrijkste vormgevers en illustrators geeft hij een compleet overzicht van leven en werk, toegespitst op hun belang voor De Gemeenschap. Van sommige van deze kunstenaars is het de eerste keer dat een dergelijk portret in boekvorm verschijnt: van de verrassend moderne ontwerper en typograaf Andries Oosterbaan en van de architect Willem Maas bijvoorbeeld. Maar ook van de constructieve typografische ontwerpen van Gerrit Rietveld en Sybold van Ravesteyn is informatie opgenomen die nergens anders te vinden is.

Vanaf eind 1925 geeft De Gemeenschap ook boeken uit. In Om hart en vurigheid wordt voor het eerst een complete fondslijst van deze uitgeverij gepubliceerd. Om het karakter van een standaard- en naslag-werk over De Gemeenschap te versterken is verder een encyclopedie met korte beschrijvingen van de overige medewerkers van het tijdschrift opgenomen. Dat maakt dit boek samen met de uitgebreide literair- en kunsthistorische inleiding en de bijna tweehonderd illustraties tot een must voor iedereen die geïnteresseerd is in de literatuur en de beeldende kunst van het interbellum.

Om hart en vurigheid kon worden voorzien van een extra kleurkatern van 16 bladzijden (met afbeeldingen van 19 omslagen waarvan 15 paginagroot) mede dankzij een bijdrage van het Prins Bernhard Cultuurfonds

lex van de haterdLex van de Haterd (1954) studeerde Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam en schreef eerder artikelen in diverse boeken en tijdschriften over auteurs en kunstenaars uit het interbellum. In 2000 publiceerde hij bij In de Knipscheer Bloemen in het zand, een monografie over de beeldend kunstenaar Pieter Wiegersma.

(…)Het tweede uitgebreide deel geeft de portretten van schrijvers en illustratoren weer, die in de redactie plaats namen en/of artikelen, omslagen en tekeningen leverden of polemieken aangingen met Ter Braak en Du Perron. (…) Wat startte als een rooms-katholiek progressief blad viel in 1934 uiteen in ‘De Gemeenschap en ‘De Nieuwe Gemeenschap’. ‘De Gemeenschap’ zelf ging door onder Van Duinkerken en Engelman en vanaf dat moment volgde het tijdschrift de progressieve koers van het begin. Tijdens het eerste Europese treffen met het fascisme in de Spaanse Burgeroorlog publiceerde ‘De Gemeenschap’ niet alleen artikelen ten gunste van de Republikeinen, maar nam ook poëzie op van een schrijver als Jef Last. Interessant is dat de auteur achterin het boek een fondslijst van Uitgeverij De Gemeenschap op naam van de schrijvers publiceert. Daaruit blijkt bijvoorbeeld dat Blokken (1931), Knorrende Beesten (1933) en Bint (1934) van Bordewijk bij ‘De Gemeenschap’ zijn uitgegeven. – De Stad Amersfoort, 20-10-2004

De biografische portretten vormen werkelijk een aanvulling op de bestaande literatuur. Zeker waar hij illustratoren en vormgevers van De Gemeenschap portretteert. Waar kun je anders iets vinden over Andries Oosterbaan of Cuno van den Steene. – Biblion

Boek over toonaangevend tijdschrift

Lex van de Haterd stelde een boek over De Gemeenschap samen, dat uitgroeide tot een ‘encyclopedie’ over het tijdschrift, compleet met een fondslijst van de uitgeverij. Typografie neemt een belangrijke plaats in. – De Telegraaf, 22-10-2004

Literair Kort
door Joop Leibbrand

Om hart en vurigheid. Over schrijvers en kunstenaars van tijdschrift en uitgeverij De Gemeenschap 1925-1941 van Lex van de Haterd biedt precies wat de titel belooft: een gedreven, haast met een zekere overgave geschreven overzicht van alles wat de Nederlandse variant van het Vlaamse Ruimte in die hectische periode van het interbellum te bieden had. In zijn voorwoord zegt Van de Haterd dat eerdere studies geen aandacht hadden voor de uitgeverij en zich bovendien uitsluitend richtten op de inhoud van het progressief-katholieke maandblad dat zijn wortels had in Utrecht. Hij stelde zich ten doel met name het artistieke aspect (typografie, omslagontwerpen en de illustraties passen binnen het figuratieve expressionisme en het abstracte constructivisme van De Stijl en De Nieuwe Zakelijkheid) systematisch te onderzoeken en het blad aldus een plaats in de kunstgeschiedenis te geven.

Meandermagazine
klassieke gedichten

In deel I schetst hij uitgebreid het literair- en kunsthistorisch kader. Hij gaat binnen de specifieke politieke en sociaal-economische context van die dagen in op het culturele klimaat, behandelt de belangrijkste ‘concurrenten’ (De Gemeenschap haalde ooit 1700 abonnees, Forum kwam nooit tot meer dan 400) en gaat nauwkeurig de receptiegeschiedenis na. De formule van het door Jan Engelman, Willem Maas en de broers Henk en Louis Kuitenbrouwer (de laatste alias Albert Kuyle) opgerichte blad was gebaseerd op het evenwicht tussen artistieke vrijheid en literaire esthetiek enerzijds en een radicaal sociaal engagement vanuit een katholieke levensvisie anderzijds.
De titel blijkt gebaseerd te zijn op een citaat van Anton van Duinkerken, uit de brochure Wij en de politiek uit 1930, een pamflet tegen de compromissenpolitiek en de beginselloosheid van de Rooms-Katholieke Staats Partij, waarbij het hart stond voor de rechtvaardige, liefdevolle samenleving en de vurigheid voor een geestdriftige beleving van de kracht van het geloof. De Gemeenschap beleed een ideaal, streed daartoe eensgezind tegen bisschoppelijke censuur, maar nauwelijks latente fascistische en anti-joodse gevoelens brachten een deel van de redactie in 1934 tot de oprichting van De Nieuwe Gemeenschap, een blad dat drie jaar zou bestaan. De Gemeenschap zelf werd in 1941 door de bezetter verboden.

Deel II bestaat uit 21 portretten van de belangrijkste medewerkers. ZZowel van de toonaangevende redacteuren en auteurs als Jan Engelman, Albert Kuyle en Anton van Duinkerken, als van de belangrijkste vormgevers en illustrators is er een compleet overzicht van leven en werk, toegespitst op hun belang voor De Gemeenschap. Zeer lezenswaardig is het uitgebreide portret van de Gentse graficus en beeldhouwer Jozef Cantré. Van sommige van deze kunstenaars is het de eerste keer dat een dergelijk portret in boekvorm verschijnt: van de verrassend moderne ontwerper en typograaf Andries Oosterbaan bijvoorbeeld of van de architect Willem Maas. Maar ook over Gerrit Rietveld en Sybold van Ravesteyn is informatie opgenomen die nergens anders te vinden is. Vanaf eind 1925 geeft De Gemeenschap ook boeken uit. In deel III wordt de complete fondslijst gepubliceerd, waaruit blijkt dat ook niet-katholieken als Bordewijk, Marsman en Van Ostaijen werden uitgegeven. Toegevoegd is nog een ‘encyclopedie’ met korte beschrijvingen van de overige medewerkers van het tijdschrift.

Alhoewel Van de Haterd neerlandicus is, afficheert hij zich helaas soms wat al te nadrukkelijk als de liefhebber, de verzamelaar, die hij zegt te zijn. Zelfs de futielste feiten vinden een plaats en werkelijk alles wordt verklaard en toegelicht in een neiging tot encyclopedische volledigheid die soms amateuristisch aandoet. Maar plezierig is dan weer wel dat het uitgebreide notenapparaat van aantekeningen, toelichtingen en verwijzingen is opgenomen in de marges, waardoor dit een integraal onderdeel van de tekst uitmaakt en de lezer veel bladerwerk bespaard blijft. Het boek is schitterend vormgegeven, waarbij omslag en illustraties geheel in ‘stijl’ zijn. Staalkaart . – Meander 252 literair magazine

“Over de kunstenaars en vormgevers die meewerkten aan De Gemeenschap – zoals Hendrik Wiegersma, Jozef Cantré, Otto van Rees en de drukker A.M. Oosterbaan – is nu een eerste, omvangrijk boek verschenen. Het is een enthousiast boek, dat de lezer warm probeert te laten lopen voor het uiterlijk van tijdschrift en uitgeverij. Alleen al door de vele illustraties is die poging geslaagd. De waarde van het boek is gelegen in de zeldzaam complete fondslijst van uitgeverij De Gemeenschap én in de uitgebreide portrettengalerij van de meest opmerkelijke medewerkers.” – Uit: Alles is mooi en prachtig. – Sjoerd van Faassen in NRC Handelsblad, 12 november 2004

“Een zeer grondige publicatie. Alles wat je zou willen weten over dit literaire en katholiek progressieve culturele tijdschrift staat erin. (…) Ondanks de betrokkenheid van beeldend kunstenaars en schrijvers bij de inhoud van het tijdschrift wordt De Gemeenschap in de belangrijkste naslagwerken over de Nederlandse kunstgeschiedenis nauwelijks of niet genoemd. Auteur Lex van de Haterd corrigeert dit ruimschoots met zijn tentoonstelling en boek.” – Uit: Utrechts Nieuwsblad (Thea Figee), 12 november 2004

Juni 2005 TMG over Lex van de Haterd Om hart en vurigheid

«Van de Haterd bepleit een herwaardering van de uiterlijke vormgeving van ‘De Gemeenschap’. En vormgeving houdt voor hem niet op bij een omslag van Gerrit Rietveld, een incidentele illustratie van Wiegersma of een fotoserie van Eva Besnyö. Nauwgezet analyseert de auteur de vernieuwende typografie en de bijzondere illustraties. Hij reconstrueert de levensgeschiedenissen van ‘vakmensen’ die het beeld van het blad bepaalden: de graficus en illustrator Jozef Cantré, de Limburgse drukker en typograaf Charles Nypels, de boekbinder en typograaf A.M. Oosterbaan – alleen zijn geboorte- en sterfdag zijn bekend uit schriftelijke bron: een bidprentje – en enkele katholieke schilders die vooral in eigen kring bekend zijn, onder wie Charles Eijck. (…) De levendige biografietjes en de vele prachtige en zinvol gebruikte afbeeldingen ontsluiten een bijzondere leefwereld waarin heel veel is te zien. Voor de doorzetter wordt het verleden tastbaar en voelbaar. En om dit mogelijk te maken is misschien juist een ‘insider’ nodig.» – geciteerd uit: Ilja van den Broek in Tijdschrift voor Mediageschiedenis, 8 [1] 2005

December 2005 TNTL over Lex van de Haterd Om hart en vurigheid

«(…)Maar bij al die aandacht is het vormgevingsaspect waar ‘De Gemeenschap’ zo in uitblonk (de typografie, de omslagontwerpen, de illustraties en de fotografie) zo goed als buiten beschouwing gebleven. Van de Haterd wil met zijn studie deze lacune opvullen. Het is een in vele opzichten uiterst interessant boek geworden. Het vormgevingsaspect krijgt inderdaad volop aandacht, maar toch is het veel meer geworden dan een supplement over alleen dit aspect van ‘De Gemeenschap’.» – Frans Ruiter in Tijdschrift voor Nederlandse Taal en Letterkunde (jrg. 121, nr. 4, 2005)

Gehele Artikel

Wiebren Rijkeboer – Road

Wiebren Rijkeboer – Road
Nederland
Ingenaaid, 432 blz., € 19,50
ISBN 90 6265 565 3
Eerste druk 2004

Een vuistdikke roman over een fictieve Amerikaanse popgroep die eind jaren zestig begin jaren zeventig van de vorige eeuw furore maakte.

ROAD is het tweede boek van Wiebren Rijkeboer. Rijkeboer (1959) debuteerde in 2000 met Voorbijland, een drieluik over het verleden, het heden en de toekomst van ‘zijn’ eiland Terschelling.

Met ROAD levert Wiebren Rijkeboer een grote debuutroman af die elke veertiger en vijftiger van nu eigenlijk het liefst zelf had willen schrijven…

Wanneer popmuzikant in ruste Wayne Grady wordt overgehaald zijn levensverhaal te vertellen, neemt zijn biograaf hem op sleeptouw door de VS. Deze zet de lijnen uit naar betekenisvolle locaties; de achtergronden waartegen Wayne’s tong moet worden losgemaakt, geholpen door de drank op de voorgrond en een niet aflatende stroom van peuken uit het dashboardkastje. De memorecorder op de achterbank van de Ford Thunderbird ontgaat niets, maar kan dat ook van Wayne gezegd worden, die zich met het steeds eigenaardiger wordende gedrag van zijn biograaf geconfronteerd weet?

Wiebren Rijkeboer zet met zijn tweede boek Road een unieke hybride neer tussen popcultuur en literatuur. Met toepassing van cut-uptechnieken à la Bowie en Burroughs wordt de opkomst en ondergang geschetst van een Amerikaanse band eind jaren zestig, begin jaren zeventig. Rijkeboer creëert een bhne voor de tijdgeest waarin seksuele vrijheid, drank en drugs een soms verraderlijk naïeve rol spelen. De gedetailleerdheid waarmee de muziektechnische aspecten eveneens aan bod komen, maakt de roman compleet van opzet. Een muzikale ‘mix’ avant la lettre, verplichte kost voor liefhebbers.

Rijkeboer vertelt het verhaal van Wayne Grady, een popmuzikant in ruste. Hij laat zich door de biograaf Drew niet alleen overhalen om zijn levensverhaal te vertellen, maar ook nog eens meenemen op een bizarre tocht door de Verenigde Staten. Een reis langs de belangrijke plekken uit zijn verleden, in de hoop dat hij daar meer over prijsgeeft. ‘Road’ zit barstensvol muziek.” – Dagblad De Limburger

Het leven van een fictieve rocker

‘Road’ is het verhaal van een popmuzikant. Wiebren Rijkeboer heeft zijn taak serieus opgevat: zijn held krijgt achterin zelfs een complete discografie mee. Daarin worden de albums die hij met zijn groepen heeft opgenomen uitgebreid beschreven, tot en met een lijst van de meespelenden en van de liedjes.
Samen met gitarist Steven Goudreau en nog wat aanhangende muzikanten trekt Wayne Grady vanuit St. Louis naar het westen, naar Los Angeles. Ze zijn anno 1969, met hun zachtmoedige folkrock ietwat laat in het snel verhardende en psychedelischer wordende muzikale klimaat van die stad, maar de band is toch redelijk succesvol. Zulks ondanks, of misschien wel dankzij de strubbelingen, muzikaal en anderszins, tussen de muzikanten. Zangeres Charlotte onderhoudt seksuele betrekkingen met alle bandleden, terwijl Goudreau steeds gewelddadiger wordt.
Het verhaal van Grady wordt in twee lagen verteld. Eind jaren negentig wordt Grady, die zich dan al meer dan twintig jaar uit de actieve muziekbeoefening heeft teruggetrokken, op sleeptouw genomen door een journalist, die zijn biografie wil schrijven. Tijdens een zwerftocht per Ford Thunderbird spreekt Grady zijn levensverhaal in op de bandjes van een memorecorder.
De vertelconstructie werkt op zich wel, en Rijkeboer geeft bovendien een mooi beeld van hoe het was, of hoe het geweest had kunnen zijn, in het Los Angeles en omstreken van de late jaren zestig en vroege jaren zeventig. De reis van Grady en zijn vreemde biograaf door het zuiden van de Verenigde Staten is ook al mooi beschreven: een ‘road novel’ in een fictieve autobiografie vervlochten. Dit boek druipt van de liefde voor Amerika en de Amerikaanse popmuziek.
– Jacob Haagsma in Leeuwarder Courant

Bestaat er zoiets als ‘de poproman’ in Nederland? Sinds het verschijnen van ‘Nozzing but ze bloes’ van Bert Jansen (1975) en ‘Met stip’ van Jip Golsteijn (1978) groeit het aantal romans waarin popmuziek een bepalende rol speelt in ieder geval gestaag. Na ‘De laatste dichters’ van Christine Otten en ‘Comeback’ van Rick de Leeuw is ROAD van Wiebren Rijkeboer dit jaar alweer de derde poproman op rij. Rijkeboer bewandelt het pad, dat door Jack Kerouac werd uitgestippeld in `On the road’, het prototype van de poproman in 1957. In ROAD zijn de seks, drugs en de zoektocht van Kerouac gebleven, maar is de jazz vervangen door rock, en dan met name het soort dat men tegenwoordig Americana placht te noemen.
Hoofdpersoon is Wayne Grady, een muzikant die begin jaren zeventig als bandlid enig succes kende en een kwart eeuw later door de jonge biograaf Drew Mussburger in een auto van motel naar motel wordt gereden om zijn levensverhaal te vertellen. Grady is als artiest succesvol noch tragisch: geen wereldhits, geen stadionconcerten. Hij wordt welgesteld met een nummer voor een reclamespot en laat daarna zijn muzikale partner in de steek. Die stap blijkt cruciaal voor zijn carrière.
Rijkeboer concentreert zich in ROAD veel op de vorm en minder op het karakter van zijn personages. Hij wisselt keurig per hoofdstuk van tijdperk om uiteindelijk heden en verleden in het plot samen te laten komen. Als sfeertekening van de Amerikaanse popscene aan het begin van de jaren ’70 is ROAD wel geslaagd. Er is veel werk gemaakt van de beschrijvingen van het leven in Sin City, Los Angeles. En al zullen veel details (het druggbruik, de vrije seksuele moraal, de ondeugdelijke manager, de muzikantenttaal) door popkenners als cliché worden afgedaan, je moet Rijkeboer nageven dat hij met veel respect en liefde omspringt met de ‘scene’ uit die periode.
– Dagblad van het Noorden

“Een gewezen popmusicus reist in maart 1997 met zijn vermeende biograaf door Amerika. Hij bereist het landschap van zijn muzikale successen en zijn uiteindelijke neergang (waar drank, drugs en vrije seksuele moraal niet geheel vreemd aan zijn) tussen 1965 en 1975. Hoofdstukken over de jaren zestig en zeventig – een memorecorder op de achterbank van de Ford Thunderbird registreert de herinneringen (in de verleden tijd weergegeven) – worden afgewisseld met het verslag van de week van de reis (in de tegenwoordige tijd weergegeven). Uiteindelijk blijkt de bewonderende biograaf niet zo belangeloos als hij aanvankelijk deed voorkomen. Deze roman is weids als het landschap van Amerika waardoorheen gereisd wordt. Een interessant beeld van de popcultuur in de jaren ’60 en ’70 in Amerika.”
– Biblion, 13 augustus 2004

‘Road’ is het levensverhaal van een popmuzikant, weergegeven in de vorm van een dagboek en bezoeken aan locaties waaraan voor de muzikant herinneringen vastzitten en daardoor de mogelijkheden bieden om wat te vertellen over de achtergronden. Spelend in de Verenigde Staten van Amerika en tevens een beeld van het muzikanten- en muziekleven in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. – Het Nederlandse Boek, november 2004

‘En op mijn vakantieadres was het alsof ik niet alleen maar rondreed in Andalusië, maar ook in de regio’s die Wayne Grady in heden en verleden bestreek. Zodat Road voor mij geen boek meer was, maar iets reëels: iets waarin men rond kon rijden.’ – Tim Donker in De Recensent, 20-12-2004

Lees ook Wiebren Rijkeboer over popmuziek in:

wiebren rijkeboer

Annel de Noré – Het kind met de grijze ogen

Annel de Noré Het kind met de grijze ogen
Suriname. Verhalen
Paperback, 220 blz., € 15,00
ISBN 90-6265-563-7
Eerste druk 2004

Het kind met de grijze ogen bevat twee korte en zes lange verhalen. Annel de Noré smelt de taal samen met welhaast redeloze gebeurtenissen geladen met passie, wreedheid en magie in een Latijns-Amerikaanse sfeer. Alle personages kampen met intermenselijke relaties door wederzijds onbegrip en wantrouwen. Ze worden uiteengerukt door het verlangen naar aandacht, liefde en door de grillen van het lot.

Met een intense drang haar personages transparant te maken verhaalt zij over het alledaagse dat omslaat in een drama (Made in heaven, De deur, De fluit) of gaandweg een fictieve werkelijkheid wordt (Stella Ursina, De vloek).

De verhalen spelen zich af in een auto op het platteland, in een jong gezin, in een koloniaal verleden (Het kind met de grijze ogen) of in een spookachtige jungle waarin dingen gebeuren die doen denken aan historische feiten (De zwarte wolk).
Het kind met de grijze ogen is het tweede boek van Annel de Noré Haar debuutroman De Bruine Zeemeermin (2000), in de literaire kritiek het beste Caribisch debuut sinds Bea Vianen en Astrid Roemer genoemd, bleek het beginpunt van een nieuwe generatie schrijfsters, die betrokken is bij het wel en wee van de Surinamer en het Suriname van nu.

Het titelverhaal is een allegorie over het kolonialisme: hoe uit de verkrachting van een indiaanse door de blanke kolonisatoren nieuw, hoopvol leven komt, al schreeuwt het volk om wraak. Liefde en wreedheid die tegen elkaar aanschuren: daar draait het in bijna alle acht verhalen om. In het eerste verhaal neemt een shagrijnige vrouw een zwangere liftster mee, die de minnares van haar eigen man blijkt te zijn; de liftster bekoopt het met de dood. In het tweede neemt een jongen in een pleeggezin wraak voor de mishandeling van zijn moeder. ‘De fluit’ is geschreven vanuit een kinderperspectief, waardoor de pedofiele neigingen van ‘Oom Ed’ schrijnend uitkomen. Alle verhalen gaan – net als de succesvolle debuutroman ‘De bruine zeemeermin’ van deze Surinaamse auteur – over dromen, gefrustreerde verwachtingen. Het schrijnt soms hoe de auteur doordringend pijnlijke relaties weet neer te zetten. Dit boek weet zich door de stilistische kwaliteiten moeiteloos te nestelen tussen de beste verhalenbundels die het Caribisch gebied ooit voortbracht. – Biblion, Michiel van Kempen

Literatuur op zijn best.

Veelal geldt, na een opvallend debuut, een tweede publicatie als een soort van lakmoesproef. Een proef die Annel de Noré voor mijn gevoel, op wat kleinigheden na, glansrijk weet te doorstaan. De verhalenbundel Het kind met de grijze ogen laat in literair opzicht een grote verscheidenheid zien: realistisch, anekdotisch aandoend, verhalen die elementen van een parabel of mythe hebben, en tenslotte een verhaal met magisch-realistische kenmerken. Met deze staalkaart van haar kunnen laat Annel de Noré zien wie ze is: een schrijfster die de moeite van het lezen meer dan waard is.
‘Made in heaven’ laat een vrouw zien, die een buitensporige bewondering voor haar man heeft. Een zwangere, Braziliaanse, aan wie ze een lift geeft naar het ziekenhuis, blijkt uitgerekend van haar (en ik heb het over de hoofdpersoon van het verhaal) man in verwachting te zijn. De hoofdpersoon raakt totaal gedesillusioneerd en ‘gedesoriënteerd’ met alle gevolgen van dien.
In ‘Stella Ursina’, waarin Stella Ursina een metafoor is van het onafhankelijk geworden Suriname, laat Annel de Noré op indringende wijze de literatuur de lezer in Nederland en Suriname een spiegel voorhouden. Middels de literatuur geeft zij aan vertrouwen te hebben in de nieuwe generatie, en daarmee impliciet ook in het land.
In ‘De zwarte wolk’ trekt een groep van onderofficieren de jungle in om het land te zuiveren en het bestuur over te nemen. Met de eenheid en de zuivere bedoelingen van de groep is het echter gauw gedaan. Wantrouwen, machtswellust en hebzucht gaan de boventoon voeren. De revolutie eet zijn eigen kinderen op. Het verhaal heeft wat weg van een sleutelverhaal waarin we bestaande personen kunnen herkennen. De ik-figuur tracht tenslotte te ontkomen, maar hij geraakt op pijnlijke wijze tot een eenheid met de bomen in het oerwoud. ‘Vingers breken af. Krakend scheuren mijn lendenen uiteen. Mijn binnenste staat in brand. Ik schreeuw het uit. Schreeuw, Schreeuw, Schreeuw.’ Het einde van het verhaal vertoont aldus trekjes van het magisch-realisme, hetgeen sporadisch voorkomt in de Surinaamse literatuur.
Samenvattend, indrukwekkende verhalen, die de lezer aan het denken zetten over intermenselijke relaties, over historische en actuele politieke en maatschappelijke zaken. Literatuur op zijn best. – geciteerd uit ‘Een schitterende, maar enigszins schrijnende staalkaart!’
– Joost Minnaard in Leydraden, juni 2004

“De schrijfster verrast nu opnieuw met haar korte verhalen. Ze hebben alle als kenmerk dat ze geladen zijn met menselijke dramatiek waarbij de personages worstelen met de grillen van het (nood)lot. De Noré toont in haar schrijven ook een grote betrokkenheid met het hedendaagse Suriname.
In meerdere verhalen slaat een alledaags gebeuren op een gegeven moment om in een tragedie. ‘De deur’ is daar een mooi voorbeeld van. Het einde doet denken aan een Roald Dahl-achtig verhaal. In het ongezegde schuilt het drama. Meer nog dan in ‘De deur’ wordt in het verhaal ‘De fluit’ een kinderperspectief gehanteerd. Het is het mooiste verhaal dat ik ooit heb gelezen over een seksueel getinte relatie tussen een volwassene en een kind.
Het gewone kan bij De Noré op een sluipende manier iets magisch krijgen, zoals ze in ‘De vloek op een haast hallucinerende manier laat zien. Ook in het andere lange verhaal, ‘Stella Ursina’, speelt de auteur met een fictieve werkelijkheid. De Noré laat vooral in dit verhaal zien dat ze een vorser is op psychologisch en emotioneel gebied.
Een ware uitsmijter is het slotverhaal ‘De zwarte wolk’. Dit toont op een belangwekkende manier dat de literatuur kan gaan waar de historici nooit zullen komen.
Annel de Noré heeft met deze collectie verhalen op een overtuigende manier een plek veroverd in de hedendaagse Surinaamse literatuur.”
– Chandra van Binnendijk in De Ware Tijd (29 mei 2004)

De slechtste mens heeft nog iets goeds
Caribische schrijvers denken niet zwart-wit

Hoe schrijvers in het Nederlandstalig Caribisch gebied tegen hun omgeving aankijken, weten we eigenlijk niet, omdat hun werk nauwelijks tot Nederland doordringt. Er is hier wel een uitgebreide migrantenliteratuur, maar daaruit komen we vooral te weten wat de migrant in Nederland ervaart. Twee nieuwe boeken uit het Caribisch gebied zelf (‘Het kind met de grijze ogen’ en ‘De Engelenbron’) laten zien dat schrijvers dáár (Annel de Noré en Erich Zielinski) heel andere oriëntatiepunten hebben.
De Surinaamse Annel de Noré bewijst met de bundel ‘Het kind met de grijze ogen’ dat haar mooie debuutroman ‘De bruine zeemeermin’ van vier jaar geleden geen toevalstreffer was. Haar verhalen kennen één opvallende constante: geen van de personages is wat hij lijkt te zijn. Slachtoffers worden daders en keiharde zakenlui veranderen in romantische kunstenaars. Mensen kennen hun ware aard niet, suggereert De Noré want die begeeft zich tussen tegenpolen: “Er is zoveel goeds in de slechtste van ons en zoveel slechts in de beste van ons, dat geen van ons iets kan zeggen over één van ons.”
Een verklaring voor dit antipolisch gedrag is te vinden in het titelverhaal ‘Het kind met de grijze ogen’. Daarin wordt verteld over de Indiaanse, mythologische figuur Amanna, symbool voor het leven dat telkens in een andere vorm doorgaat. Toen de Europeanen Zuid-Amerika veroverden, kreeg Amanna een kind van een conquistador en dat heeft ze bij hen achtergelaten. “Dit weeskind met onzuiver dubbel bloed werd alleen gelaten bij en tussen zijn bloedeigen vijanden. Maar hij was de eerste van een nieuw volk. Hij zat vol leven.” Zo maakt De Noré duidelijk dat die mysterieuze spanning tussen tegengestelde polen Surinamers een vitale levenskracht verleent. Die mengvorm van mythe en alledaagse realiteit tekent ook het verhaal ‘De zwarte wolk’. Het speelt zich af tijdens de militaire dictatuur van Bouterse en begint bij een uit de hand gelopen arbeidsconflict, waarbij de sergeanten de macht grijpen. Al gauw krijgt het verhaal een mythologische dimensie. Dat de armoede niet verdwijnt, zou door de bosgeesten komen, die als zwarte wolken de hoofden van hebzuchtige types binnensdringen. Pas tijdens een expeditie die bedoeld is om deze geesten uit te schakelen beseft Boss, de expeditieleider, dat het kwaad uit de expeditieleden zelf voortkomt.
[…]
Kennelijk leeft bij deze twee Caribische schrijvers het besef dat goed en kwaad met elkaar zijn verbonden. Ze omarmen hun werkelijkheid, al zien ze de fouten van hun landgenoten ook. Ze wijzen niet met een beschuldigende vinger naar Nederland: die werkelijkheid speelt in hun verhalen geen rol.
– Jos de Roo in Trouw

Suzanne Binnemans – Vertrekken

SUZANNE BINNEMANS
Vertrekken
België Roman
Pap., 128 blz., 13,50
ISBN 90-6265-554-8
Eerste druk 2003

Suzanne Binnemans laat los van elkaar, in verschillende kamers, het stel Lynn en Axel aan het woord. Het tekortschieten van taal als communicatiemiddel tussen deze twee mensen wordt daardoor pijnlijk duidelijk.

‘Er is niets zo geduldig als papier, hoorde Axel. Toen werden hem de dagboeken van Lynn overhandigd waarvan hij tijdens hun relatie nooit een letter gelezen had, en hij wist dat hij op dat ogenblik Lynns hele leven in zijn handen hield.’

Lynns woorden worden nu Axels drijfveer om door te gaan, om te bewijzen dat hij de man kan zijn die haar voor ogen stond. De nieuwe, nuchtere levenswijze blijkt broos als een andere vrouw zich aandient.

Vertrekken laat (wederom) zien dat Suzanne Binnemans meer beoogt dan enkel een verhaal vertellen. Haar talent voor het juiste woord en het functionele beeld, maar ook haar directe taal en aandacht voor de psychologie van haar hoofdpersonages, geven de roman een bijna filmische dimensie: het leven zoals het is.

Suzanne Binnemans zegt hier zelf over: De realiteit kan niet beschreven worden, zij bestaat niet want is voor iedereen anders. Ieder heeft er een ander beeld van. Ik laat ruimte voor interpretatie, dring geen meningen op, laat de lezer vrij om te beslissen. Ik wil alleen de ogen openen van hen die alles onachtzaam aan zich voorbij laten gaan.

Hoewel Suzanne Binnemans in haar werk moeiteloos kruipt in de huid van haar personages, man of vrouw, staat de onafhankelijkheid en zelfstandigheid van de vrouw in toenemende mate centraal.

Pers:

Over Binnemans vorige dubbelroman Scheidslijnen (In de Knipscheer, 1998) schreef NRC Handelsblad onder de kop `Woorden van een opgejaagd mens’: “De denkwereld van een geesteszieke weergeven, dat is geen gemakkelijke opgave voor een schrijver. Als Gogol in ‘Dagboek van een gek’ is Suzanne Binnemans het hoofd binnengegaan van de 37-jarige, ex-radiojournalist Ewout, en heeft zijn gedachten opgetekend: een overtuigende weergave van de op- en neergaande stemmingen van een manisch-depressieve patiënt. Binnemans weet de suggestie op te roepen van een monoloog die in gedachten uitgesproken zou kunnen zijn. Een beklemmend einde.”

Suzanne Binnemans (1961) debuteerde in 1988 bij de Vlaamse uitgeverij Nioba met ‘De woorden van Elisabeth’ (Raymond Van den Broeck: `Stijgt merkwaardig hoog uit boven het peil van de meeste jonge-vrouwengeschiedenissen.’ Over haar tweede roman `Trefwoord: Wraak!’ bij Houtekiet in 1990 merkte Het Volk op: `Haar authentiek schrijverschap is hier altijd nog onvoldoende opgemerkt.’

Suzanne Binnemans is redactielid van `Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift’ en is bestuurslid van PEN-Vlaanderen.