«Met kennis van zaken geschreven.» – Jef Abbeel

Opmaak 1Over ‘Nuttige idioten’ van Els de Groen voor Biblion, 23 januari 2016:
De titel verwijst naar mensen die, zoals de schrijfster, veel naar het Oostblok reisden. Ze beschrijft haar ontvangst in Moskou door de Schrijversbond, lege winkels, dat kranten zwegen over de Tsjernobyl-ramp (1986), hoe moeizaam contacten verliepen en hoe die schrijvers zich voelden en gedroegen als ze hier op bezoek kwamen. Ze beschrijft de veranderingen in 1989-1990, het uiteenvallen van de USSR, de breuk met de Russische schrijvers, de snelle revival van de orthodoxe kerk na de val van het communisme. Ze betreurt het uiteenvallen van Joegoslavië, het nationalisme, de etnische schoonmaak (de genocide op Albanezen, moslims en Roma). Ze vertelt dat Bulgarije, net zoals de DDR, concentratiekampen had. En over corruptie, vervuilde natuur, getto’s, massaal misbruik van westers geld na de toetreding tot de EU. Ze meldde dat allemaal aan het Europees Parlement. Er volgde geen reactie. Ze vertelt over de verwoestingen in Irak en de gevolgen van 500 ton ‘depleted’ uranium uit de oorlogen van 1991 en 2003. Ze eindigt met de oorlog in Oekraïne en de moord op Boris Nemtsov (27 februari 2015), omdat hij kritiek uitte op de Russische inbreng. Met kennis van zaken geschreven. Met weinig lichtpuntjes: het onbegrip tussen west en oost is, ondanks de val van de Muur, overeind gebleven.
Meer over ‘Nuttige idioten’

Schrijfster Els de Groen over haar essay ‘Nuttige idioten’

Opmaak 1Over ‘Nuttige idoten’ van Els de Groen in Brabants Dagblad, 22 oktober 2015:
Ze schreef de nodige kinderboeken en romans, reisde veel rond in het voormalige Oostblok, zag daar zowel de mislukkingen van het communisme als het falen van het kapitalisme en was jarenlang lid van het Europees Parlement. Vanuit de vele ervaringen die ze her en der opdeed, schreef auteur Els de Groen een nieuw essay met als titel ‘Nuttige idioten’. Ze gaat in het boek in op grensoverschrijdende problemen uit het heden, waarbij ze ook een sprong naar het verleden maakt. Zelf zegt ze over dit boek in het Brabants Dagblad dat ze het met ‘de nodige ironie’ heeft geschreven: “Het is een pleidooi voor verkenning en volledige opening van zaken. In het oosten is het de staatspropaganda, in het westen kleuren zakelijke belangen veel informatie. Politiek heeft een slechte reputatie, waar het transparantie betreft. Dat verklaart de scepsis van burgers. En populisten springen in het gat. Ze nemen de argwaan niet weg; ze krabben waar de burger jeuk heeft. Verder blijft alles bij het oude, terwijl het hoogtijd voor iets nieuws is. Door de vluchtelingenstroom, de rol van Rusland in Syrië en het referendum over het associatieverdrag met Oekraïne, staat de Oost-West relatie nog hoger op de agenda. Maar ook de rol van Europa roept herhaaldelijk vragen op. En dan kwam onlangs ook nog het eindrapport over MH17 uit. Ik hoop een bijdrage te hebben geleverd aan een open en diepere discussie. Die is hard nodig.”
Meer over ‘Nuttige idioten’

«Zinvolle handreikingen over hoe om te gaan met gefundeerde tegenspraak.» – Richard van der Lee

Over ‘Dwarsliggers’ van Aart G. Broek op Managementboek.nl, 11 juli 2013:
Het mooiste deel van het boek is gelijk al in het tweede hoofdstuk te lezen. Hier wordt vanuit persoonlijk perspectief de link gelegd tussen vriendschap, authenticiteit, schone schijn, schaamte en slecht leiderschap. De beschreven situatie staat niet op zichzelf. Schaamteloos leiderschap is een niet weg te denken ‘smet’ in het bedrijfsleven. Dwarsliggers worden vaak niet gezien als toegevoegde waarde voor organisaties. (…) Aart G. Broek heeft met ‘Dwarsliggers’ een interessant boek geschreven dat een aantal pijnpunten rond leiderschap blootlegt. Dit boek is zeker de moeite waard om te lezen.
Lees hier (onder Recensie) de bespreking

Meer over Dwarsliggers

«Een vlot lezende tekst over tegenspraak en schaamte. » – C.M. Manni

Over ‘Dwarsliggers. Tegenspraak onder schaamteloos leiderschap’ van Aart G. Broek voor NBD/Biblion, 2 juli 2013:
Waarom luisteren leiders niet naar tegenspraak en proberen ze dwarsliggers de mond te snoeren? Deze vraag krijgt in dit praktijkboek een antwoord vanuit een meerjarige persoonlijke ervaring van de auteur. (…) Een vlot lezende tekst over tegenspraak en schaamte: het pijnlijke gevoel dat we krijgen wanneer we (dreigen te) worden vernederd. Het blijft niet bij constateren, maar de auteur komt vanuit het uitgangspunt ‘beter ten halve gekeerd…’ met een aantal handelwijzen om het schaamteloos zwoegen te lijf te gaan, gebaseerd op kennisname van relevante vakliteratuur. Met uitgebreide literatuuropgave.

Lees hier de recensie

Meer over Dwarsliggers en Aart G. Broek

«Schaamte als oorzaak van falend beleid in bedrijven en overheden.» – Eric de Brabander

Over ‘Dwarsliggers’ van Aart G. Broek in Antilliaans Dagblad, 18 mei 2013:
Aart Broek maakt in zijn essay duidelijk dat schaamte niet iets exclusiefs is voor de Japanse, Curaçaose of Marokkaanse samenlevingen die zouden worden gekenmerkt door een ‘schaamtecultuur’. Schaamteopwekkende praktijken van alle windstreken zijn bijvoorbeeld uitsluiting, langdurige pesterijen op school of op de werkvloer, emotionele verwaarlozing, huiselijk geweld, seksuele intimidatie en verkrachting. Alle vormen van vernedering en uitsluiting leiden tot gedrag dat schaamte en schande dient te voorkomen, ten koste van alles.

Lees hier of hier de recensie

Meer over Dwarsliggers

Meer over Aart G. Broek

«Aansprekende voorbeelden van de beeldvorming rond de Indo.» – Petra Teunissen-Nijsse

Over ‘De dubieuzen’ van Alfred Birney in Arabesken nr. 40, 1 november 2012:
Birneys inleiding over de begrippen ‘Indo’, ‘Indisch’, ‘Hollander’ en ‘koloniale literatuur’ legt duidelijk de pijnpunten bloot. Er is veel verwarring over deze begrippen, door tekortschietend historisch besef of door politiekcorrecte angst voor racisme. Birney stelt uiteindelijk voor om de term ‘Indisch’ als een cultureel begrip op te vatten en de term ‘Indo’ als een etnisch begrip. (…) In zijn omvangrijke essay laat Birney zien dat de Indo-schrijvers het multiculturele leven in Nederlands-Indië anders beschrijven dan Couperus en Multatuli. Hij geeft enkele aansprekende voorbeelden van de beeldvorming rond de Indo en zijn ‘dubieuze’ status. Ook trekt hij interessante parallellen tussen ‘liplappen’ en ‘sinjo’s’, en jonge halfbloeden in onze huidige samenleving.

Lees hier de recensie

Meer over De dubieuzen

Alfred Birney – De dubieuzen. Essays

ALFRED BIRNEY
De dubieuzen. Essays

Nederland
Ingenaaid met flappen, 224 blz., € 19,50
2012
ISBN 978-90-6265-695-0

Nadat Alfred Birney in 1998 zijn veelbesproken bloemlezing Oost-Indische inkt; 400 jaar Indië in de Nederlandse letteren had gepubliceerd, dook de schrijver nog dieper in de boeken. Dat resulteerde in Yournael van Cyberney (2001), waarin hij onder meer de maakbaarheid van de literaire canon onder de loep neemt. Nu brengt hij in De dubieuzen (2012) enkele opzienbarende boeken van vergeten schrijvers onder de aandacht. Het multiculturele leven in het voormalige Nederlands-Indië wordt daarin heel anders beschreven dan in boeken van beroemde schrijvers als Couperus en Multatuli. In dit diepgravend maar levendig geschreven essay over onze koloniale literatuur worden opvallende en verrassende parallellen met ons huidige anti-multiculturele klimaat getrokken, waarin racisme, vreemdelingenhaat en religieuze uitingen tegenstellingen uitlokken en leiden tot fel debat.

Alfred Birney neemt sinds 1987 met zijn gevarieerde oeuvre een unieke plaats in tussen de schrijvers van Nederlandse en Indische literatuur. Veelvuldig terugkerende thema’s in zijn literaire werk zijn vervreemding van familie, voortdurend raadselen in verband hiermee oplossen en het onvermogen tot identificatie met moederland of vaderland. Hij heeft een dozijn boektitels op zijn naam staan en publiceerde daarnaast honderden columns, verhalen en artikelen in uiteenlopende bladen en bundels.

Over zijn dubbelroman Indische gezichten schreef Trouw: ‘Birneys relaas schittert als een eenzame heldere ster aan de hemel van de Indische letterkunde.’
Meer over Alfred Birney

Aart G. Broek – The Colour of my Island

Aart G. Broek
The Colour of my Island
Ideology and Writing in Papiamentu (Aruba, Bonaire & Curaçao)

Essays, Nederland-Antillen
Ingenaaid, 112 blz.,
ISBN 978-90-6265-648-6 € 13,50
Eerste druk 2010

In the Dutch Caribbean – on the islands of Aruba, Bonaire and Curaçao – an authentic Creole is spoken: Papiamentu. Ever since the days of the abolition of slavery in 1863 texts in this language have been published. Amongst these texts are stories and tales, poems, occasional verse, essays, novels, pamphlets, songs and dialogues for staging, that with an enthusiastic reception were or have been labelled as ‘literature’. These literary texts testify how the people looked at themselves and their fellow islanders of various ethnic groups, their defective past, emerging developments and promising ideals, at visiting outsiders, at the outside world in general, and their mother country, Holland, in particular. The Colour of My Island is a bird’s-eye view to acquaint yourself with those texts that are ever so many reflections of an innate diversity of strong sentiments and stark ideologies.

Cornelis Le Mair – Het edele ambacht. De lelijkheid aangeklaagd

Cornelis Le Mair
Het edele ambacht. De lelijkheid aangeklaagd
Essays.
Nederland-Schilderkunst
Genaaid gebonden, groot formaat 26,4 x 22,4 cm
250 illustraties in kleur, 224 blz.,
ISBN 978-906265-593-9 € 39,50 W-boek
Eerste druk 2008

«Hoe komt het dat de realistische kunstenaars van vroeger zulke fabelachtige kunstwerken konden maken, terwijl we nu zo krukkig bezig zijn?»

In een 40-tal spraakmakende opstellen trekt Cornelis Le Mair fel van leer tegen de anti-kunstenaars, zoals hij vele kunstkenners, kunstcritici, kunsthandelaren, leden van kunstconmmissies betitelt. Le Mair gaat daarbij niet over één nacht ijs. Zijn boek, dat als ondertitel De lelijkheid aangeklaagd heeft, is een paleis opgebouwd uit kunstgeschiedenis, ambachtelijke verhandelingen, polemieken, brieven, beschouwingen, studies, bijzondere ontdekkingen en verkenningen.

Cornelis le Mair koppelt zijn ervaring als schilder aan verrassende inzichten in de schilderkunst, en dat maakt deze bundel zonder twijfel uniek in de werkelijke betekenis van het woord voor eenieder die belangstelling heeft voor het wel en wee van onze Schone Kunsten – een in de ogen van de schrijver bedreigde kunstrichting. Daarmee schaart Le Mair zich in de rij van kunstenaars die over hun beroep hebben geschreven: de traktaten van Vasar, Van Mander, Hoogstraten, De Lairesse, Ruskin en vele anderen.

Le Mairs aanklacht tegen de lelijkheid is tegelijk voorál een pleidooi voor vakmanschap.

«Verrassende inzichten en interessante beschouwingen. Cornelis le Mair weet niet alleen het penseel maar ook de pen met verve te han-teren.» – GPD/Haarlems Dagblad

Cornelis le Mair (Eindhoven, 1944) studeerde op 24-jarige leeftijd cum laude af in portret- en figuurschilderen aan de Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen. In 2002 verscheen bij In de Knipscheer zijn debuutroman Vanitas.

«Vanitas is een als geslaagde roman vermomd pleidooi voor schoonheid en technische vaardigheid.» – Onno Blom in Standaard der Letteren

«Le Mairs held heeft iets van een schelm die de wereld doorziet en overal mee weg-komt, dat maakt hem sympathiek.» – Kees ’t Hart in Leeuwarder Courant

Irun Scheifes – Manisch dagboek

IRUN SCHEIFES
Manisch dagboek

Nederland / Essay
Paperback, royaal formaat, 176 blz., € 18,50
ISBN 90 6265 553 X
Eerste druk 2004

MANISCH DAGBOEK van Irun Scheifes is een literair werk waarin de grenzen van diverse genres doorbroken worden door ze met elkaar te verbinden. Scheifes kent slechts één taal: die van de literatuur.

In MANISCH DAGBOEK kiest Irun Scheifes voor een literaire vorm die past bij de schrijvers die hij in zijn boek aan bod laat komen. Biografische en autobiografische elementen vloeien samen tot naadloze essays. Vergeten schrijvers, vertaalde dichters en oude helden (Daniil Charms, Michail Zosjtsjenko, Joeri Ojesja, Jo Otten, Petronius, Bert Schierbeek, James Hanley, Velimir Chlebnikov, Juan Goytisolo) hebben bij Scheifes één ding gemeen: ze zoeken. Scheifes gaat door waar zij ooit begonnen en maakt de lezer van nu enthousiast over de schrijvers van toen.

Tegelijkertijd vertelt hij het verhaal van iemand die op de rand van de werkelijkheid leeft, speelt hij met de zin en onzin van de logica. Hij beschrijft de weg van de manie, de weg naar de leegte die ons verlost van ons ‘opgedikte ik’.

Deze essays in dagboekvorm zijn ook verhalen en lezen als een roman.

Over Scheifes’ vorige romans schreef de Vlaamse pers:

‘De jonge, mannelijke hoofdfiguur leidt een onduidelijk bestaan in drie gekraakte, vervallen huisjes in een vage kring van andere marginale jongelui. De lezer moet zelf geleidelijk een beeld bijeenpuzzelen van dat, in de schrijftrant weerspiegelde, chaotische bestaan. Voor een deel helpt de auteur daarbij door het inlassen van andere tekstsoorten. Het verslag van een adjudant van politie is zo een voorbeeld van stijlparodie dat tegelijk een klaardere kijk op het romanwereldje geeft.’ Herman Leys in Standaard der Letteren over Charges van Irun S.

‘Voor zover hij geïdentificeerd mag worden met zijn personage dat onder dezelfde naam de brieven schrijft en aangesproken wordt, verschijnt de auteur als een man voor wie emoties belangrijker zijn dan feiten, voor wie alles wat waarde heeft weerloos is. Een man dus om van te houden.’ Joris Gerits in De Morgen over Onaffe dingen van Irun Scheifes

De pers over Manisch dagboek
«Het Manisch dagboek van Irun Scheifes is een poging iets te vangen dat zich niet wil laten vangen. In plaats van achter de buit aan te rennen, maakt hij rustig een ommetje, wetende dat hij op die manier evenveel kans maakt om zijn prooi te verrassen en te grazen te nemen. De essays zijn pogingen om in het werk van geliefd auteur door te dringen en het tegelijkertijd intact te laten, het niet te laten vervuilen door de aanraking van leer en spijkers van de essayist of criticus, die het kussen te ordentelijk opschudt en voorbijgaat aan de schoonheid die ook het ongerijmde, het wanordelijke en de niet helemaal uitgewerkte gedachte, kunnen bezitten.
Eén van de grootste misverstanden over literatuur is dat literatuur een manier zou zijn om het anders te zeggen; terwijl literatuur een manier is om het andere te zeggen. Waarom zou je als je schrijft over schrijvers die grenzen overschrijden, zelf binnen de grenzen blijven.
De werkwijze van een essayist als Scheifes is te vergelijken met die van de musicus die een bestaand thema in zijn improvisatie verwerkt. Op een soortgelijke manier versmelt het werk van Scheifes in het Manisch dagboek met dat van degenen die hij bespreekt. Of nee versmelten is niet het goede woord. Het is alsof je in een bak water een gekleurde vloeistof doet en je ziet hoe de vloeistof zich in het water verspreidt, zonder iets van zijn oorspronkelijke kleur te verliezen.
Scheifes is, zoals elke goede essayist, bij zijn onderwerp betrokken. Hij wil het leren kennen en hij leert het kennen door te schrijven, door al schrijvende op zoek te gaan naar de kern van het werk. » Uit: Een neus als een mond (lezing), Mischa Andriessen

«Wie heeft gewoond in Restland, wie zijn literaire identiteit meent te moeten zoeken in Niemandsland, wie stuurloos lijkt in Tussenland, wie via vadervaderland Duitsland in Laagland verzeild is geraakt en wie anno 2003 resideert in Achterdeur, moét wel een literaire zwerver zonder thuisland zijn of een letterkundige mankepoot met kniekraak. Ik heb het over Irun Scheifes en zijn Manisch dagboek, een verzameling autobiografische essays of leesavonturen. Het zijn geschreven avonturen over lees-, leef- en schrijfhonger waar hij, Scheifes alias lezer, schrijver, dagboekanier, verwekker, vader, zoon, schijnheilige geest, fabulator, minnaar en ex-minnaar niet helemaal zonder kleerscheuren uit tevoorschijn komt.
En zo moet het ook.
Wie een grote dorst naar ordeverstorende literatuur wil lesssen en zich in zijn lectuurkeuze niets aantrekt van marktterreur, weekt zich willens en
wetens los van de massa en ontdekt in het Achterland van kunst en cultuur en ware schat aan teksten van onder anderen Chlebnikov, Charms, Schierbeek en Goytisolo. Lees Manisch dagboek en merk hoe de lezer Scheifes schrijver wordt; hoe hij zinnen confisqueert, opeet, herkauwt en weer in een ander gelid schopt, opdat wij, ook manische lezers, aangeraakt worden door zijn slinkse fictie, die overigens realistischer is dan hij zelf zou durven toe te geven.»
Uit: Een grote dorst (lezing), Graa Boomsma

«Een echt mens»

Over Manisch Dagboek van Irun Scheifes
door Rutger H. Cornets de Groot

«Bij uitgeverij In de Knipscheer verscheen van Irun Scheifes na de romans Charges en Onaffe dingen een bundel essays onder de wat misleidende titel Manisch dagboek. Misleidend, omdat veel mensen bij het woord manisch bij zichzelf zullen denken dat ze liever gezond blijven. Maar Scheifes komt in dit boek naar voren als een alleszins gezonde jongen die het leven leeft zoals het geleefd wil worden: voluit, zonder terughouding en met open vizier. Als dat manisch moet heten, vooruit, al ben ik eerder geneigd om op werk dat voor normaal wordt gehouden het etiket neurotisch te plakken.
Kennelijk beseft Scheifes dat hij en dat geldt voor veel werk uit het fonds van In de Knipscheer – met dit boek in de marge opereert, want de inhoud ervan zal buiten de horizon van de meeste mensen liggen. Maar dat is geen reden om bij voorbaat aan dit boek voorbij te gaan! Ook Nietzsche schreef tenslotte Oneigentijdse beschouwingen en dat boek wordt nog steeds herdrukt. Nu is Scheifes geen Nietzsche, al scheelt het niet veel. Hij schrijft literaire essays over vergeten schrijvers, vertaalde dichters en oude helden (Daniil Charms, Michail Zosjtenko, Joeri Oljesja, Jo Otten, Petronius, Bert Schierbeek, James Hanley, Velimir Chlebnikov, Juan Goytisolo) en doet dat op de meest aanstekelijke, enthousiasmerende wijze, namelijk met inzet van heel zijn hebben en houden. Lezen is voor Scheifes alleen tijdverdrijf voor zover het leven zelf als tijdverdrijf kan worden opgevat. Uit een dergelijke eenheid van lev/zen ontstaat vanzelf een vermenging van stijlen en genres: het essay wordt ingebed in de persoonlijke omstandigheden waar het besproken boek haar rol in speelt; essay wordt fictie en fictie wordt essay. Scheifes slaagt er daarbij zelfs in om een zekere mate van suspense in zijn essays in te bouwen, – wat mij betreft een ongekende prestatie in de essayistiek. Zo komt op (p. 84) van Manisch dagboek het volgende avontuur voor tussen de ik-figuur en een zeeman:

We staan beiden op en snellen naar de deur. Ik met het boek tussen mijn vingers en hij spiernaakt. Op de hal boven is niets. Doodstil is het. Maar beneden klinken stemmen.
We gaan de wenteltrap af tot voor de deur waarachter de stemmen komen. ‘Wacht even,’ sis ik. ‘Ik geloof dat ik hier de tekst heb.’
‘Lees,’ zegt de zeeman.
Ik lees: —

En daarop volgt een citaat uit het boek No directions van James Hanley, dat het onderwerp is van dit essay of dit dagboekfragment. Het geeft je het gevoel alsof niet alleen de antwoorden op levensvragen, maar zelfs die op hele praktische vragen in de literatuur zijn te vinden. Een roman wordt een kompas daardoor, een landkaart, misschien zelfs een Bijbel; een gedicht een mantra, of een amulet.

Ik zoek een andere vorm van controle, zegt Scheifes, een controle zonder discipline. Ik wil afspraken die niet afgesproken zijn en toch binnen de orde vallen. Het aantrekkelijke van Manisch dagboek is dat het volstrekt oorspronkelijk werk is. Het sluit niet aan op de waan van de dag, waarin Libris- en Akoprijswatchers binnen de inner circle van de spreekwoordelijk geworden grachtengordel elkaar napraten. Wie dat verhaal voor het ware houdt, is reddeloos verloren: het is het verhaal dat ons wordt voorgezet. Het werkelijke hart van de literatuur klopt daarbuiten: bij dwazen, idioten en genieën als Schierbeek, Hanley, Goytisolo en Scheifes zelf, die allemaal hun eigen gang gaan, dat wil dus zeggen niet de gang die de maatschappij voor ze had uitgestippeld. Jammer voor die maatschappij, maar prettig voor ons, die weten dat we met dit soort boeken iets oorspronkelijks en echts in huis halen. Van die eigen gang geeft Scheifes trouwens ook blijk in zijn stijl, die onnavolgbaar is: consequent en serieus, zonder loze beweringen, als een jazzmusicus die start vanuit een klein motiefje en daar vervolgens in uiterste concentratie een heel verhaal uit sleept. Een genoegen! »
Rutger H. Cornets de Groot