In Memoriam Rogi Wieg

Rogi en Abysfoto: Stephan Raaijmakers

Begraafplaats Buitenveldert, 21 juli 2015:

“Beste aanwezigen,
Allen van harte gecondoleerd met het verlies van Rogi Wieg, 52 jaar oud. Onwillekeurig gaan mijn gedachten terug naar die dag in februari 1997, toen mijn broer Jos Knipscheer overleed, ook 52 jaar, ook decennialang noodgedwongen volgepropt met medicatie, in zijn geval om zijn nieren aan de gang te houden, die uiteindelijk zijn hoofd inwendig deed uiteenspatten. Rogi met heel lang de doodswens, Jos met heel lang de levenswens.

Rogi kende de uitgeverij al vanaf de begintijd. In 1978 , 1979, 1980 en 1981 gaf de uitgeverij verschillende Hongaarse dichters en schrijvers in Nederlandse vertaling uit. Rogi, als zoon van Hongaarse ouders, wist dat, volgde dat. Rogi kende ook het eerste literaire tijdschrift van de uitgeverij, Mandala, waarvan het eerste nummer in voorjaar 1975 verscheen. Hij vroeg aan Jos Knipscheer of hij in Mandala gedichten kon publiceren, nét op het moment dat, na vier uitgerekte jaargangen, het allerlaatste nummer van Mandala in 1981 al was afgesloten. De paden van In de Knipscheer en Rogi Wieg kruisten elkaar sindsdien vaker, al was het alleen maar omdat In de Knipscheer vanaf eind jaren tachtig voor langere tijd de uitgeverij was van enkele van zijn dichtersvrienden zoals Frank Starik en Pieter Boskma.

Uitgeverij In de Knipscheer heeft Rogi in overtreffende trap mogen meemaken vanaf april 2011. Het was een overdachte keuze die Rogi maakte in een e-mail aan de uitgeverij: ‘Ik heb genoeg van Amsterdam met zijn uitgevers. Jullie uitgeverij is klein maar goed en bevalt me wel. Ik wil graag bij jullie uitgeven.’ Hij wilde kennelijk de luwte in. In de Knipscheer heeft nooit echt deel uitgemaakt van wat ‘hét literaire wereldje’ heet, toen niet, nu niet. Twee weken later, nadat we zijn gedichten-in-portefeuille hadden gelezen, zaten we in Haarlem gevijfen aan de tafel: Rogi, Abys, Peter de Rijk, mijn partner Anja en ik, en werd de herstart beklonken. En geen van ons heeft die betreurd. In die paar jaren maakten we diverse crises van Rogi mee. Ik herinner me de keer dat hij me vroeg naar Amsterdam te komen om afscheid te nemen. Ik zag de wanhoop in zijn ogen. Ik kreeg handgeschreven notitieboekjes mee, die ik later, toen het weer wat beter ging, heb teruggegeven. Ik kwam die avond aangeslagen terug in Haarlem. Bij een volgende afspraak bij hem thuis, alweer een paar jaar later, reisde ik met lood in de schoenen af, maar keerde met een glimlach terug, want Rogi bleef, toch, met de pijn op het gezicht, inmiddels ook van lichamelijk lijden, een gemakkelijk en vermakelijk verteller.

De wederzijdse loyaliteit was vanzelfsprekend en totaal. Het was ‘lieve vrede, verre liefde’ om een dichtregel van lang geleden van Huub Oosterhuis te citeren. De uitgeverij heeft het genoegen gehad in die jaren Rogi uitsluitend mee te maken als een hoffelijk een beminnelijk man. In goede en in slechte tijden. Dat zal, dat moet een reden hebben: de liefde. En is liefde niet ook een oefening in beheersen? Twee mensen, Rogi en Abys, die verliefd op elkaar worden — voor het eerst bijna twintig jaar geleden — elkaar enkele keren jarenlang uit het oog verliezen door de loop van het leven, maar elkaar toch weer vinden en dan vasthouden ondanks de pijnlijke mechanismen van aantrekken en afstoten die een relatie met een man met dwangneurose, met paniekaanvallen en met depressies onvermijdelijk kenmerken. Veel gedichten heeft Rogi aan zijn Abys opgedragen, zoals het tweede deel in de bundel Khazarenbloed, de bundel Afgekapt dichtwerk en de gedichten die in overtijd werden geschreven en opgenomen werden in de catalogus De kleine schepper.

Ik eindig, uiteraard, met een gedicht. Want de begrafenis van Rogi Wieg kan niet anders zijn dan ook een viering van de poëzie. Het is een gedicht van Rogi voor Abys uit Afgekapt dichtwerk. Het heet ‘Iets anders’. Rogi schreef het twee jaar geleden.

Hier is het verhaal uit,
het was geen oefening
in doodmaken, maar
iets anders. Ik wacht op
haar, eet dan iets met haar
en slaap, later in de nacht,
met haar. Ze leest op bed, in
de woonkamer doe ik Taak.

Zij wacht daar op mij, is bij mij,
zoals haar en mijn uitgestrekte
God op ons wacht en bij ons is,
hoog en laag. Ik schrijf vandaag

al 32 jaar mijn verzen. Dat is
64% van tijd die ik tot aan deze
avond toe besta. Zij weet hiervan,
kent procenten, volgemaakt getal.

En ik heb geen verbrijzeld, gekapt,
of afgebroken werk gemaakt.
Niet over haar, of onze God.
En ook niet over al dat andere.

Rogi, bedankt dat je bij ons was en blijft.
Abys, fijn dat je bij ons bent en blijft.”

franc knipscheer

Meer over Rogi Wieg bij Uitgeverij In de Knipscheer