Literair tijdschrift Extaze 32 ‘De onzichtbare schrijver’ [Jrg. 8, nr. 4]

Extaze32Extaze 32 – De onzichtbare schrijver
achtste jaargang nr. 4, december 2019 t/m februari 2020
redactie Cor Gout, Els Kort (vormgeving)
genaaid gebrocheerd, geïllustreerd, 96 blz.,
€ 15,00
presentatie 28 november 2019
ISBN 978-90-6265-789-6

Het thema van ‘Extaze 32 -De onzichtbare schrijver’, is gebaseerd op Sander Bax’ studie ‘De literatuur draait door’. Ook na het verschijnen van dat boek kreeg hij in de PR rond Ilja Leonard Pfeiffer’s ‘Grand Hotel Europa’ en Peter Buwalda’s ‘Otmars zonen’ bevestigingen van wat hij in zijn onderzoek had geconstateerd. Beide auteurs worden gepresenteerd als succesvol, in interviews wordt voortdurend gevraagd naar de band tussen hun werk en hun leven (ofwel: is het werk ‘authentiek’, is het ‘echt?) en in beide gevallen wordt het werk gerelateerd aan de buitentextuele (politieke) werkelijkheid waarnaar in de roman verwezen wordt. Net als Sander Bax in zijn essay ‘De regels van de literaire mediacultuur’ verduidelijkt Coen Peppelenbos in ‘Hier is mijn bloed’ diens waarnemingen (in Peppelenbos’ woorden: ‘veel van wat je in je leven hebt meegemaakt te gelde maken’ en ‘de autobiografische laag versterkt de authenticiteit) met voorbeelden: een interview van Wim Brands met L.H.. Wiener en een talkshowgesprek van Eva Jinek met Oscar van den Boogaard. Arie Storm stelt in ‘De noodzaak van eenzaamheid’ vast dat televisie een massamedium is en in haar vorm en inhoud niet bevattelijk voor subtiliteit, stilte en duisternis. Het medium tv is vreemd aan literatuur, ze zal altijd haar aandacht richten op schrijvers die meedoen aan het doorbreken van stilte en duisternis. Goede schrijvers en lezers zijn eenzame personen en vanuit hun diepste wezen slecht, asociaal en negatief. Elke poging om die eenzaamheid en dat gevoel voor het slechte te verminderen leidt af van wat literatuur is. Chrétien Breukers liet zich in zijn essay ‘In onwetendheid schuilt een wrede schoonheid’ inspireren door een, ook in dit nummer afgedrukte, column van Rosanne Hertzberger (NRC 12/7/19). In dat stuk vraagt Hertzberger zich af of boekhandels nog moeten blijven bestaan. Breukers ziet de logistiek van de boekhandel als een anachronisme en ‘de betere boekhandel’ als een tempel voor het ‘hoge en schone’. Het liefst zag Breukers dat de wurgende consensus over literatuur werd losgeschud door een nieuwe avant-garde van cultuurliefhebbers.

In dit nummer korte verhalen van Dorien Dijkhuis, Pieter Drift. Boudewijn van Houten. Arjen van Meijgaard, Christiaan Ronda, Inge Schollen. De gedichten zijn van Catharina van Daalen, Job Degenaar, Mattijs Deraedt, Philip Hoorne, Leen Korenhoff, Hanz Mirck, Bert Struyvé. Strip: Rob H. Bekker, Taconis Stolk. Het beeldend werk is van Andrei Roiter.

De presentatie van ‘Extaze 32’ vindt plaats op donderdag 28 november 2019. Locatie: Houtrustkerk, Beeklaan 535, Den Haag (hoek Houtrustweg). Parkeren kan gratis op het erf van de internationale school aan de overzijde. Aanvang: 20.15 uur precies. Deur open van 19.45 uur tot 20.10 uur, dus graag op tijd aanwezig zijn. Entree: € 10,00 met gratis consumptie in de pauze (alleen contant te betalen). Reserveren: redactie@extaze.nl. Presentatie: Cor Gout. Licht en geluid: Anton Simonis (Adesign).

Meer over presentatie Extaze 32
Lees ook het digitale supplement van ‘Extaze’
Meer over ‘Extaze’

«Goede kijk op het dagboek en zijn literaire waarde.» – André Oyen

VoorplatExtaze30Over ‘Extaze 30. Dagboek’ op Lezers tippen lezers, 28 juni 2019:
Dagboeken zijn autobiografisch geschriften , die verondersteld worden geen of weinig fictie te bevatten en de lezer toch kunnen boeien. Heel vaak bepalen de omstandigheden (oorlog, ziekte, bijzondere omstandigheden) de populariteit van het dagboek, als het gepubliceerd wordt. Alhoewel de dagboeken van Anne Frank – en zeker de eerste gedeelten daarvan – de indruk van spontaniteit geven, heeft nader onderzoek aangetoond dat de schrijfster ze wel degelijk bedoeld had voor naoorlogse publicatie. Zij was zich dus zeer bewust van een onzichtbare, ‘meekijkende’ lezer. Hetzelfde betrof de serie Geheim Dagboek van Hans Warren, die een apart hoofdstuk in de Nederlandse literatuur vormt aangezien het letterlijk een heel mensenleven omspant, geeft het niet alleen een goed beeld van de schrijver maar ook van de Nederlandse samenleving als geheel. Het literaire tijdschrift Extaze heeft in zijn dertigste editie het dagboek als rode draad. Zoals gewoonlijk biedt het tijdschrift een geraffineerde mix van essay, kortverhalen, gedichten en ook het beeld dit keer van Arpaïs Du Bois krijgt alle aandacht. (…) De essays zijn goed uitgebalanceerd en geven een vrij goede kijk op het dagboek en zijn literaire waarde. (…) Echt weer een Extaze om van te smullen!
Lees hier de recensie
Meer over Extaze 30

Literair tijdschrift Extaze 30 ‘Dagboek’ [Jrg. 8, nr. 2]

VoorplatExtaze30Extaze 30– Dagboek
achtste jaargang nr. 2, mei 2019
redactie Cor Gout, Els Kort (vormgeving)
genaaid gebrocheerd, geïllustreerd, 96 blz.,
€ 15,00
presentatie 16 mei 2019
ISBN 978-90-6265-766-7

Waarom worden dagboeken geschreven en wat kun je er nu precies in lezen? Deze vragen stelt Monica Soeting in haar essay ‘Dagboeken’. In ‘Ik is een ander’ beantwoordt Jaap Goedegebuure de dubbele vraag als volgt: mensen schrijven dagboeken om zichzelf te doorgronden, de maat te nemen, zichzelf vermanend toe te spreken. Of ze vullen het boek met aantekeningen die dienen als geheugensteuntje, die soms worden uitgewerkt tot iets essentieels. Monica Soeting zal het met Goedegebuure eens zijn, maar weet dat dit persoonlijk aspect pas laat in de geschiedenis van het dagboek tot uitdrukking is gekomen. Goedegebuure’s overtuiging dat een gepubliceerd dagboek pas de moeite waard is als het de lezer laat delen in de innerlijke verkenningen van de auteur krijgt bevestiging van het in 1957 uitgegeven dagboek van J. Slauerhoff. In ‘Flarden van een zelfportret’ haalt Hein Aalders de criticus Johan van der Woude aan, die in dat dagboek een dynamische verschijning herkent, scherpziend, dromerig, rancuneus en idealistisch.
Een beschrijving die aansluit bij het beeld dat Aalders van de schrijver schetst. Een citaat uit Harry Haarsma’s korte essay over beeldende dagboeken sluit onbedoeld aan op het essay van Clara Bolle: ‘Het dagboek is een donkere kamer, het licht wordt spaarzaam toegediend want licht vreet aan de waarheid’. Clara Bolle’s essay, dat verder reikt dan het genre van het dagboek, leidt langs poëtische wegen naar de moeilijkheid van het wijkende woord: de schrijver geeft woorden aan het bestaan, hij wil de essentie grijpen, maar op het moment dat hij het wil vastpakken is het verdwenen.

In dit nummer verder korte verhalen van Chrétien Breukers, Evelien Flink, Leonie Pas, Lydi Groenewegen, Pieter Drift en gedichten van Hanz Mirck, Jeanet Kingma, Job Degenaar, Mart van der Sterre, Mattijs Deraedt, Willem van Toorn en Steven Van Der Heyden. Het beeld is van Arpaïs Du Bois.

De presentatie van ‘Extaze 30’ vindt plaats op donderdag 16 mei 2019. Locatie: Houtrustkerk, Beeklaan 535, Den Haag (hoek Houtrustweg). Parkeren kan gratis op het erf van de internationale school aan de overzijde. Aanvang: 20.15 uur precies. Deur open van 19.45 uur tot 20.10 uur, dus graag op tijd aanwezig zijn. Entree: € 10,00 (alleen contant te betalen). Reserveren: redactie@extaze.nl. Presentatie: Cor Gout. Licht en geluid: Anton Simonis (Adesign).
Meer over presentatie Extaze 30
Lees ook het digitale supplement van ‘Extaze’
Meer over ‘Extaze’

Literair tijdschrift Extaze 26 ‘Bijtende teksten’ [Jrg. 7, nr. 2]

VoorplatExtaze26-75Extaze 26 – Bijtende teksten
zevende jaargang nr. 2, juni 2018
Redactie Cor Gout, Els Kort (vormgeving)
Gebrocheerd, geïllustreerd, 112 blz.,
€ 15,00
Presentatie 7 juni 2018
ISBN 978-90-6265-508-3

Zoals in elk nummer wordt ook in dit nummer de inhoud bepaald door essays, gedichten, korte verhalen en beeld en no uitgebreid met interviews en recensies op het digitale supplement van Extaze. Sander Bax en Eline Peeters beschrijven hoe W.F. Hermans, ‘de venijnigste pennenstrijder die we in Nederland gehad hebben’, zijn polemieken vanuit het autonome literaire veld (gericht op literaire critici en schrijvers) uitbreidde met debatten die hij voerde in de publieke media, maar daarbij vasthield aan zijn positionering als autonoom auteur en de wetten van de massamedia aan zijn laars lapte: ‘Nee, het is een vertelgesprek van mijn kant’. In zijn essay over Lucebert plaatst Wim Hazeu kanttekeningen bij diens pro-nationaalsocialistische uitspraken die hij in particuliere brieven uitte, en bij zijn aanmelding bij de Arbeitseinsatz. Hij wijst dan op zijn huiselijke situatie, zijn avontuurzucht, zijn beïnvloedbaarheid, zijn liefde voor de Duitse literatuur. Het begrip dat Hazeu voor de jongeman opbrengt kent zijn grenzen, maar wel stelt hij vast dat Lucebert met zijn werk geantwoord heeft op die episode in de oorlog. Enigszins aansluitend op het bovenstaande is de passsage in Rutger H. Cornets de Groot’s essay ‘Dat niet zou mogen deren’, waarin hij Lucebert als voorbeeld noemt van een dichter die zich in zijn kritische gedichten niet verschuilt achter een gehekeld persoon (door middel van pastiche, parodie of karikatuur), maar aan de literatuur de oneigenlijke eis stelt een middel te zijn tot een buiten de literatuur gelegen doel. Dick Brongers analyseert in ‘Mefisto op de radio. Max Blokzijl, de verleider der wankelmoedigen’ de demagogische, opruiende taal in de wekelijkse praatjes van Max Blokzijl voor de radio: ‘Het nationaalsocialisme zit in de lucht. Deze leer is gekomen op het ogenblik, waarop de menschelijke samenleving er overrijp voor was.’ Leonor Faber-Jonker herinnert zich anekdotes, woordgrapjes, associaties en uitspraken, vaak over taal (‘eenvoud is macht’) van popdichter, punkdrummer en iconoclast Ton Lebbink, en herinnert zich haar eigen ‘bekering’ tot de punk: ‘De venijnige teksten van de Vibrators, The Stranglers en de Buzzcocks gaven me hetzelfde bevrijdende gevoel als de humor van de VPRO, het dragen van wijde zilveren broeken en verboden sigaretjes.’ Nico van Apeldoorn vertaalde politieke teksten van Boris Vian (1929–1959), oorlogspoëzie van Siegfried Sassoon (1886–1977) en gedichten tegen de slavenhandel van Robert Southey (1774–1843) en voorzag hun gedichten van een inleiding.

In dit nummer gedichten van Liesbeth Aerts, Job Degenaar, Maria van Oorsouw en Margriet Westervaarder en korte verhalen van Flip Filz, Rutger Heringa, Jochem F. Melis, Ward Mertens en Dirk Rodenburg. Het beeld (tekeningen) wordt verzorgd door Sebastiaan Schlicher.

De presentatie van Extaze 26 vindt plaats op donderdag 8 juni 2018. Locatie: Houtrustkerk, Beeklaan 535, Den Haag (hoek Houtrustweg). Parkeren kan gratis op het erf van de internationale school aan de overzijde. Aanvang: 20.15 uur precies. Deur open van 19.45 uur tot 20.10 uur, dus graag op tijd aanwezig zijn. Entree: € 10,00 (alleen contant te betalen). Reserveren: redactie@extaze.nl . Presentatie: Cor Gout. Licht en geluid: Anton Simonis (Adesign).
Lees meer supplement van ‘Extaze’
Meer over ‘Extaze’

Literair tijdschrift Extaze 20 ‘De magie van het verlies’ [Jrg. 5, nr. 4]

coverE20Def.inddExtaze 20 – De magie van het verlies
vijfde jaargang nr. 4 2016 | 2017
Gebrocheerd, geïllustreerd, 112 blz.
€ 15,00
Presentatie 8 december 2016
ISBN 978-90-6265-946-3

In de zes essays die dit nummer rijk is klinkt muziek door. Veelal die van Lou Reed van zijn album Magic & Loss, waarop hij twee overleden vrienden herdenkt.

‘Muziek als geestelijke massage’, zo formuleert Heleen Rippen het in haar essay in briefvorm ‘Lieve Esther’.

‘Popmuziek is een belangrijke leverancier van hedendaagse mantra’s, leuzen die het persoonlijk leven ruggengraat geven,’ schrijft Jan-Hendrik Bakker in ‘Over de bestrating van het paradijs’.

In ‘Chris. Een oefening in melancholie’ gaat Laurens ten Kate in op het verband dat Reed in zijn titel legt: vuur is vernietiging en hartstocht. Je moet door het vuur heen om je zijn naam te herinneren. Doof de vlammen niet uit, houd hun magie en verlies dicht bij elkaar.

Lieven de Cauter (‘Een beeld van het geluk’) beziet de relatie van de twee begrippen vanuit de notie van geluk: alle geluk gaat gepaard met een intens bestaansbesef, bijgekleurd met een besef van vergankelijkheid.

Volgens Anton Simons (‘In de ban van Lou Reed en Sartre’) beoogt Reed een absorptie van het ik en de objecten in een magische wereld, waarin het handelen faalt, maar die als ‘intellectum possibile’ mogelijkheden biedt om verlies en fouten een plaats te geven.

‘Wat gebeurt er, wanneer je de balans van verlies en magie omarmt?’ vraagt René Gabriëls in ‘Magie en melancholie’. Bij de dood verdwijnen de geliefden van het toneel, voorziet hij. Het verlies van dierbaren slaat een wond die nooit mag helen. Melancholie is dan wel behulpzaam.

Korte verhalen van Ofran Badakhshani, Rob H. Bekker, Cor Gout, Else de Jonge, Ishana Sayag, Marijn Sikken, Yoko Theeuws, Rob Verschuren. Gedichten van Mark Baltser, Gerard Berends, Job Degenaar, Dorien Dijkhuis, Giuseppe Minervini, Dewi de Nijs Bik, Gerrit Vennema. Beeld van Erik Pape.

De presentatie van Extaze 20 zal plaatsvinden op donderdag 8 december 2016 in de Houtrustkerk in Den Haag (hoek Houtrustweg/Beeklaan).
Lees ook nieuwe verhalen, gedichten, interviews en recensies op het digitale supplement van Extaze
Meer over ‘Extaze’

Op komst. Werk van schrijvers in opkomst

Op komst. Werk van schrijvers in opkomst
Mandala IV/4
Nederland, bloemlezing
Paperback 112 blz.
ISBN 90-6265-109-7
Eerste druk 1983

De in deze uitgave opgenomen teksten zouden oorspronkelijk worden afgedrukt in Mandala IV/4, een nummer dat geheel zou worden gevuld met werk van (jonge) auteurs die nog niet in boekvorm hadden gepubliceerd. Toen echter door de bezuinigingswoede de financiële basis onder het tijdschrift wegviel, en pogingen om Mandala dan maar zonder subsidie op niets uitliepen, werd uiteindelijk gekozen voor een uitgave in deze vorm, Op komst, ‘een bloemlezing uit het werk van auteurs in opkomst’.

In een nawoord schrijft Jos Knipscheer, mede-oprichter en redacteur van Mandala: ‘Het doet mij veel deugd dat het einde van Mandala gevierd wordt met deze bloemlezing, waarin talentvolle jongere auteurs een wissel trekken op de toekomst. Dat de bijdragen alle dateren uit de jaren 1979-1981 (dat enkele ervan inmiddels in bundels zijn opgenomen, en dat enkelen van de auteurs inmiddels boekpublicaties op hun naam hebben taan) doet naar mijn gevoel niets af aan het perspectiefrijke beeld dat dit boek biedt (…) Toen zij hun werk opzonden wisten velen nog niet wat zijn nu wél weten: dat er voor hen een plek en een toekomst is in de Nederlandse literatuur.’

Op komst biedt bijdragen van Job Degenaar, Peter Edel, Ruud van Espen, Albert Hagenaars, Chris Junge, Kristian Kanstadt, Peter Kouwenberg, Els Kuypers, Joost Niemöller, Jacques Schmitz, Arend Slagman, Henrik Stoute, René Stoute, Wim van Til, Robert Vernooy, Floris Voorvelt en W.J. van Wouten.