«Stilte in muziek is wat een witregel is in de literatuur.» – Ernst Jansz

Peter Bruyn praat met Ernst Jansz over ‘Een liefdeslied’ in Haarlems Dagblad, 17 oktober 2024:

Een liefdeslied  is de geschiedenis van een jongen uit Indië die in de jaren dertig naar Nederland komt om te studeren. Van een arme Amsterdamse die bij Heck’s op het Rembrandtplein de liefde van haar leven ontmoet. Van ondergronds verzet in de oorlog en revolutionair Indonesisch engagement. Van uit elkaar gaan en weer samenkomen. Van twee zware, maar bezielde mensenlevens. Een boek als een collage van historisch onderzoek dat langzaam maar zeker overgaat in een uitgebreide monoloog van moeder Jopie, terwijl vader Rudi vooral in zijn brieven sprekend wordt opgevoerd. Hij overlijdt in 1965. (…)  “Destijds, voor mijn boek De Overkant, heb ik mijn moeder uitgebreid geïnterviewd over haar jeugd en de kennismaking met mijn vader. Daar heb ik toen maar stukjes van gebruikt. Ik kreeg van haar op een gegeven moment ook een doos met tweehonderd brieven die zij elkaar geschreven hebben, vooral tijdens de mobilisatie en in oorlogstijd. Als je die terugleest zit je echt helemaal in dat moment.” Die brieven, waarvan er tientallen geheel of gedeeltelijk zijn opgenomen in het boek, vallen op door hun schitterende, bijna literaire taalgebruik. Zo schrijft de onder de wapenen geroepen Rudi op de dag na de Duitse inval in 1940 aan Jopie:  ‘Ik wil hen niet haten, maar ik wil al m’n krachten aanwenden om hun aanvalswoede te vernietigen.’ (…) Een liefdeslied op het podium is vooral sober en bezonken. Geen decor of rekwisieten. Alleen de zanger met zijn begeleiders Guus Paat op gitaar en Richard Wallenberg op bas. De zestien liedjes op het album zijn ook de zestien liedjes van het programma, in een volgorde die grotendeels de chronologie van het boek volgt, aan elkaar gepraat door Jansz met fragmenten uit datzelfde boek.

Lees hier het hele interview
Meer over ‘Een liefdeslied’
Meer over Ernst Jansz bij Uitgeverij In de Knipscheer

Ernst Jansz – Een liefdeslied. Biografische roman

Ernst Jansz
Een liefdeslied
documentaire roman
gebrocheerd in omslag met flappen,
256 blz. + 32 fotopagina’s,
incl. cd  47:27 min
€  28,50
ISBN  978-94-93368-19-4
verschijnt 1 november 2024

Met als decor de Tweede Wereldoorlog en de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd vertelt Ernst Jansz in Een liefdeslied aan de hand van 16 nieuwe liedjes in een filmisch verhaal de even onthutsende als ontroerende liefdesgeschiedenis van zijn ouders en de gevolgen voor hem en, onvermoed, voor zijn zus Ati.

Ernst Jansz neemt de lezer mee naar het vooroorlogse jaar 1939. Zijn Indische vader Rudi wordt opgeroepen voor de militaire dienst. Als op 10 mei 1940 de oorlog uitbreekt, haalt zijn batterij 35 vijandige Duitse toestellen uit de lucht. Op 14 mei wordt hij krijgsgevangen gemaakt. Tien dagen later komt hij vrij. Hij richt o.a. twee ‘Indische’ knokploegen op en hij gaat het ondergronds verzet in. Later dat jaar, in december 1940, trouwt hij met Jopie die hij met kerstmis 1937 leerde kennen op een dansavond in Heck’s aan het Amsterdamse Rembrandtplein.

Jansz zoomt in op de depressie van Rudi die hij overhield aan de oorlog en zijn heldenrol in het verzet. In de feestroes van de bevrijding wordt Jopie zwanger van een Indonesische prins. Rudi heeft dan een joodse vriendin, Riekje, die hij in het ondergrondse verzet leerde kennen. Haar man stierf nog in de oorlog en Riekje, moeder van twee zoontjes, en Rudi beloofden toen voor elkaars nakomelingen te zullen zorgen mocht een van hen overlijden. Rudi en Jopie scheiden maar hertrouwen weer als haar Indonesische geliefde als KNIL-soldaat wordt opgeroepen om in Nederlands-Indië te vechten voor Nederland.

In 1946 wordt Ati geboren. Riekje kan dit niet aan en pleegt zelfmoord. Een zus van Riekje neemt de zorg voor de twee jongens op zich en komt te wonen in de voorkamers van de Molenbeekstraat, in hetzelfde huis waar Rudi en Jopie en ‘hun’ dochter Ati de achterkamers bewonen met vanaf 1948 hun zoontje Ernst.

Rudi daarentegen maakt zich juist hard voor de onafhankelijkheid van Indonesië. Al vóór de oorlog, en ook erna, bepleit hij met publicaties een verbroedering tussen Indo’s en Indonesiërs. Hij richt het Comité Vrij Indonesië op. Voor hem betekent vechten voor de vrijheid van Nederland ook kiezen voor vrijheid voor Indonesië. Deze voor hem logische stap wordt hem door Nederland niet in dank afgenomen. Brieven aan zijn Indische familie overzee worden onderschept of gecensureerd. Het Ministerie van Justitie zet hem op de zwarte lijst. Later zal zijn aanvraag voor een uitkering als oorlogsslachtoffer niet worden gehonoreerd.

Rudi Jansz overlijdt in augustus 1965 in de Amsterdamse Molenbeekstraat. Pas dan wordt het Ati duidelijk dat zij een andere biologische vader heeft dan Ernst. Ati kent haar eigen geschiedenis niet, haar identiteit is haar al die tijd ontnomen geweest. Als Ernst in 1993 voor optredens in Indonesië is, gaat hij op zoek naar Ati’s vader.

Ernst Jansz belicht in Een liefdeslied opnieuw de opmerkelijke liefdesgeschiedenis van zijn ouders Rudi en Jopie en focust op dié wendingen in hun leven die niet eerder of slechts zijdelings ter sprake kwamen in zijn eerdere boeken. Het boek is voorzien van de gelijknamige studio-cd.

Meer over ‘Een liefdeslied’
Meer over Ernst Jansz bij Uitgeverij In de Knipscheer

«Het zijn songs die in hun vertellende stijl doen denken aan zijn grote voorbeeld Bob Dylan.» – Kester Freriks

Over de theatervoorstelling ‘Een liefdeslied’ van Ernst Jansz in Theaterkrant, 2 oktober 2024:

De sfeer van de muziekvoorstelling Een liefdeslied van Ernst Jansz (1948) en zijn vaste musici, gitarist Guus Paat en Richard Wallenburg op bas, is verfijnd, intiem, betoverend en oosters. (…) Enkele decennia lang ontwikkelt hij zich als een vertellende zanger, een Indo-troubadour (als dat woord zou bestaan) die zijn autobiografie in verhalen en liedjes ten gehore brengt. (…) Rudi (Jansz’ vader) groeit op en mag van zijn ouders in Nederland gaan studeren. Hij komt na eenzame omzwervingen in Amsterdam terecht, waar hij in een dansgelegenheid op het Rembrandtplein een meisje ontmoet, Jopie, zijn latere vrouw. Hij vraagt haar de Weense wals met hem te dansen; zij is zijn ‘walsdame’. (…) We volgen het turbulente liefdesleven van het tweetal. Dat speelt zich af tegen grote historische gebeurtenissen, zoals de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd waarvoor Rudi zich inzette en het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog en de Duitse bezetting van Nederland. Rudi en Jopie gaan in het verzet; Rudi wordt in het kamp Amersfoort gevangengezet, hij wordt gestraft en mishandeld, maar weet de oorlog te overleven. Vlak na de oorlog wordt Jopie verliefd op een Indonesische prins, met wie ze een dochter krijgt, die de schoonheid heeft van een prinses. (…) De liedjes kleuren de verhalen, de verhalen inspireren tot de liedjes. Zijn manier van vertellen is associatief, zoekend naar woorden, zijn stem is aangenaam hees en op lichte manier rauw, doorleefd. (…) Het zijn songs die in hun vertellende stijl doen denken aan zijn grote voorbeeld Bob Dylan. (…) Een liefdeslied is veel meer dan een in liedvorm gegoten levensherinneringen, dramatische verwikkelingen en liefdesgetuigenissen. Het is vooral een muzikale ode aan de voorgeschiedenis van Jansz. Zichzelf en zijn eigen leven houdt hij zorgvuldig buiten de voorstelling, dat heeft hij al bezongen in Molenbeekstraat. (…)

Lees hier de recensie
Meer over ‘Een liefdeslied’
Meer over Ernst Jansz bij Uitgeverij In de Knipscheer

«Om niet te hebben gezwegen is waarom ik schrijven wil.*» – Ernst Jansz

VERWACHT
Ernst Jansz
Een Liefdeslied
documentaire roman
gebrocheerd in omslag met flappen,
264 blz. + fotokatern, incl. cd
€  28,50
ISBN  978-94-93368-19-4
verschijnt 1 november 2024

*]  uit: ‘Er is een lied geschreven

Rudi Jansz wordt geboren op 23 oktober 1914 in Semarang, in het voormalig Nederlands Indië. Hij verhuist op vierjarige leeftijd naar Batavia (Jakarta), waar hij lessen volgt aan de KW III, de Koning Willem III HBS. Op 18 mei 1933 slaagt hij voor zijn eindexamen. Dat jaar vertrekt hij naar Nederland om er wiskunde en Nederlands te gaan studeren. Kerstmis 1937 ontmoet hij in Amsterdam Johanna (Jopie) B echt met wie hij op 18 december 1940 zal trouwen. In augustus 1939 wordt hij, in het kader van de mobilisatie, opgeroepen voor de militaire dienst. Als op 10 mei 1940 de oorlog uitbreekt, haalt de batterij, waar hij als hoogtemeter deel van uitmaakt, 35 vijandige Duitse toestellen uit de lucht. Op 14 mei wordt hij krijgsgevangen gemaakt. Rond 23 mei komt hij vrij en gaat het ondergronds verzet in.

Aanvankelijk is hij werkzaam in de illegale pers, maar in 1943, als de SD zijn groep grotendeels heeft opgerold, helpt hij mensen, later vooral Joodse kinderen, onderduiken. In 1944 treedt hij weer toe tot de illegale pers (De Nieuwsbode) en organiseert hij in de provincies Zuid-Holland en Utrecht de distributie van het illegale nieuws uit Londen. Medio 1944 richt hij met zijn Indische vriend Tutti Webb (later gefusilleerd) een eigen verzetsgroep op, bestaande uit een spionagegroep en een knokploeg (KP), bedoeld om distributiekantoren te overvallen en zo, gewapenderhand, distributiebonnen te bemachtigen voor de onderduikers. Op 6 augustus 1944 wordt hij op de Ringdijk in Amsterdam gearresteerd bij een poging medeverzetsstrijder Cees Ehrends, redacteur van De Nieuwbode, te waarschuwen voor verraad, niet wetende dat deze een dag eerder reeds is gearresteerd. Bij het gevecht dat volgt wordt hij bewusteloos geslagen en belandt in de dodencel in de gevangenis aan de Weteringschans in Amsterdam. Op vloeipapier, genaaid in de vuile was, smokkelt hij boodschappen naar zijn vrouw: ‘Ik word niet meer verhoord, liefste, sinds 21 augustus niet meer.’

Waarschijnlijk is zijn dossier tijdens Dolle Dinsdag, 5 september 1944, zoekgeraakt, want op 29 januari 1945 wordt hij op transport gesteld naar het concentratiekamp Amersfoort, waar hij tot het einde van de oorlog verblijft. Na de bevrijding wordt hij, omdat hij zich dan hard maakt voor de onafhankelijkheid van Indonesië, door het Ministerie van Justitie op de zwarte lijst gezet. Zijn aanvraag bij Stichting 1940/45 om een uitkering als oorlogsslachtoffer wordt niet gehonoreerd. Rudi Jansz overlijdt op 22 augustus 1965 in Amsterdam. Er zijn twee kinderen: Ati (1946) en Ernst Jansz (1948).

Aan de hand van 15 nieuwe liedjes vertelt Ernst Jansz in een filmisch verhaal de even onthutsende als ontroerende liefdesgeschiedenis van zijn ouders en de gevolgen voor hem en, onvermoed, voor Ati.

Meer over Ernst Jansz bij Uitgeverij In de Knipscheer