«Een kosmopoliet en een groot dichter-kunstenaar.» – Jerry Dewnarain

Over ‘Torent een man hoog met zijn poëzie’ van Michaël Slory op Caraïbisch Uitzicht, 8 januari 2016:
Michaël Slory (Coronie, 4 augustus 1935): in alle overzichten van de Surinaamse letteren komt zijn naam voor. Zes literaire onderscheidingen kreeg hij, waaronder de Literatuurprijs van Suriname, 1983-1985. Uit het Surinaamse straatbeeld is hij nog steeds niet weg te denken: jong en oud kennen hem van de markt en de bussen. Slory is een dichter die in Sranan, Nederlands, Spaans en Engels dicht. Met Sarka/Bittere strijd debuteerde hij in 1961. Een belangrijk deel van zijn oeuvre heeft hij in het Sranantongo geschreven. (…) Bijna al zijn gedichten, dus ook de liefdespoëzie en de natuurlyriek, hebben een tweede laag die pas verstaan wordt door wie enig inzicht heeft in de samenhang van maatschappelijk en mentaal verval in Suriname. (…) De hoop op sociale en psychische heroprichting van de staat Suriname heeft Slory altijd mee gedragen, maar die hoop kon niet overeind gehouden worden, zonder dat de littekens zich in de huid kerfden. (…) Zijn ruime algemene ontwikkeling, visie en dichtkunst maken Slory tot een kosmopoliet en een groot dichter-kunstenaar. (…) Wie behoefte heeft om de mens Michaël Slory te leren kennen zou beslist het geschreven portret van Michiel van Kempen moeten lezen. Te vinden in het nawoord van de bundel ‘Torent een man hoog met zijn poëzie’. Op overtuigende wijze schetst Van Kempen met woorden een beeld van een wel heel bijzonder mens. Hij doet dat liefdevol en oprecht. Uit dit nawoord komt ons een mens tegemoet die inderdaad niet treffender omschreven kan worden dan als een man die hoog torent met zijn poëzie.
Lees hier het artikel
Meer over Michaël Slory bij Uitgeverij In de Knipscheer [ = http://www.indeknipscheer.com/?s=Micha%C3%ABl+Slory ]

Frank Martinus Arion (1936-2015): Nederland, Suriname, Curaçao

Frank Martinus ArionFoto: Nicolaas Porter

De eerste keer dat ik Frank Martinus Arion ontmoette was denk ik 1977 of 1978. In die jaren gaven we o.a. werk uit van de Surinaamse schrijver Edgar Cairo, toen een kersvers auteur bij een beginnend uitgever. Bij een van de recensies die in 1977 over Adoebe lobi / Alles tegen alles van Edgar Cairo geschreven werd was door de betreffende krant een foto geplaatst van … Frank Martinus Arion. Ik vond dat zelf een uiterst pijnlijke vergissing. Niet lang daarna kwam ik op een literaire manifestatie Frank Martinus tegen, toen al een gelouterd auteur bij De Bezige Bij van 2 of 3 grote romans, waaronder Dubbelspel. In het gesprek probeerde ik die blunder van die krant niet ter sprake te brengen, maar Arion begon er zelf over, met een glimlach van oor tot oor, toonde zich erg geïnteresseerd in Edgar Cairo (Arion woonde, werkte en trouwde toen in Suriname) en complimenteerde de uitgeverij met waarmee we bezig waren. Eind 1981 werd Frank Martinus Arion indirect auteur bij In de Knipscheer: de uitgeverij nam het fonds Antilliaanse bibliotheek/Biblioteka Antiyano over van Uitgeverij Flamboyant/P, inclusief Arions in 1978 uitgegeven dichtbundel Stemmen uit Afrika. Zo’n dertig jaar later, die ene keer dat ik een paar dagen op Curaçao was in 2007, zou ik hem uitgebreider kunnen ontmoeten. Ik heb met mijn gastheer van die dag, Richard Doest, aan zijn tuinhek gestaan en aangebeld, maar juist die week bleek Arion niet op het eiland. In 2008 levert hij zijn koninklijke onderscheiding uit 1992 in “omdat dat Antillianen zijn gedegradeerd tot minderwaardige koninkrijksburgers.” En nu, in 2015, lees ik over zijn eerste pennenvrucht in Jos de Roo’s literatuurgeschiedenis Praatjes voor de West: “Vooral ‘De Antilliaanse student in Leiden en Den Haag’, het eerste verhaal uit 1956, is opmerkelijk omdat het propageert dat de Antilliaanse student in Nederland de Europese cultuur in zich moet opzuigen en eruit blijkt dat de auteur mede-oprichter is van een Antilliaanse vereniging die de integratie in Nederland moet bevorderen.”
Franc Knipscheer

NB.
Op internet verscheen een aantal prachtige In Memoriams opgedragen aan Frank Matinus Arion. Lees ook Michiel van Kempen , Elodie Heloïse , Aart G. Broek

Hans Vaders – Bij wijze van In Memoriam

HansVaders1(foto Jan-Reinier van der Vliet)

Het is nog geen twee maanden geleden dat het bericht kwam dat Hans Vaders was overleden. Als afscheid werd op 1 augustus in landhuis Bloemhof een In Memoriam georganiseerd. Ik stuurde als condoleance een brief die bij die gelegenheid werd voorgelezen door Jeroen Heuvel.

Beste aanwezigen,

U allen van harte gecondoleerd met het overlijden van uw mede-Curaçaoënaar Hans Vaders. U zult hem vooral kennen als krantenmaker pur sang: de journalist, de eindredacteur, de hoofredacteur, net zo’n gigant als zijn ‘voorganger’ Johan van de Walle een generatie eerder was. Beiden vertrokken als twintigers naar ‘de West’ en bleven er als journalist én als schrijver. Hans Vaders is de journalist die zowel verslag doet van een staatsgreep op Haïti als een rubriek over eten schrijft, want de krant komt elke dag en moet gevuld. Ik wist wie Hans Vaders was. Hij was voor de uitgeverij In de Knipscheer de man die in 1988 en 1989 van Boeli van Leeuwen een columnist maakte, een geniale zet die in 1990 zou resulteren in Boeli van Leeuwens meest succesvolle boek Geniale anarchie. Alleen al om die reden heeft Hans Vaders zich een blijvende plek veroverd in het literaire landschap van Curaçao en Nederland.
Toch was en is Hans Vaders voor mij vooral de schrijver. Het zal in 2000 zijn geweest toen ik hem ontmoette. Hij was in Nederland op familiebezoek, ik meen in Alkmaar. En dan is Haarlem dichtbij. Onder zijn arm een manuscript, Tropische winters. Ik viel als een blok voor die roman. Het boek voldeed bepaald niet aan de literaire spelregels en structuren die doorgaans gelden in het huis van vooral de Europese literatuur. Hans Vaders vraagt namelijk wel wat van zijn lezers, daagt hen uit. Hij laat de lezer alle hoeken van zijn kamer zien. Maar wát een rijk beeld wordt in amper 128 bladzijden geschetst van de hoofdpersoon Alex Lee, die Hans Vaders op het lijf geschreven moet zijn, de observerende oorlogsverslaggever in de turbulente Cariben van grofweg de jaren tachtig van de vorige eeuw, die zijn verhalen in de plaatselijke kroeg schrijft, het romantische archetype van wat ooit ‘de journalist’ was. Dat was een niet al te vrolijke tijdgeest. Die somberte resoneert in Tropische winters, maar is voor de lezer goed te verteren door de plezierige manier van schrijven. Tropische winters wordt in Nederland opvallend veel gerecenseerd. Hans Vaders is een nieuwe naam die met zijn thematiek en schrijfstijl in de traditie lijkt te staan van Curaçaose schrijvers als Boeli van Leeuwen en Tip Marugg. Erich Zielinski en Eric de Brabander moeten dan hun eerste boeken nog schrijven. Misschien maakte Hans Vaders wel de weg vrij voor hen.

In zijn tweede boek, het in de Caribische regio bekroonde Otrobanda, meer journalistiek dan fictie, is de hoofdpersoon Hans Vaders zelf die zijn veelkleurige stadsgenoten met liefde portretteert. Otrobanda wordt in Nederland nauwelijks besproken in de literaire media, want van oorsprong columns en dus – kennelijk – geen ‘echte’ literatuur. Niettemin roemt Michiel van Kempen Vaders’ verhalen in Otrobanda. Hij noemt ze ‘juweeltjes van beschrijvingskunst’ en schrijft: ‘Als stadsschrijver moet Tip Marugg zijn meerdere erkennen in Hans Vaders’. Otrobanda zal zijn weg naar de Nederlandse lezer uiteindelijk wel vinden als hét literaire handboek voor elke Curaçaoganger.
Hans Vaders was ook dichter. Hij debuteert als dichter in 2005 in het Nederlandse literaire tijdschrift De Tweede Ronde en het Curaçaose literair tijdschrift Kristòf. Zes jaar later, in 2011, komt zijn eerste dichtbundel uit, Kate Moss in Mahaai, een co-productie van Mon Art Productions en Uitgeverij In de Knipscheer, weergaloos geïllustreerd door Herman van Bergen. In deze bundel zingt ook een zekere zwaarmoedigheid. In ‘Terugkeer’, het slotgedicht, vertelt de ik waarschijnlijk ooit begraven te worden in ‘het mistig land van overzee/ dat niet en nooit meer het mijne zal zijn.’
[…]
Maar wie zal mijn begrafenis bekostigen?

En welke verloren zoon wrikt het zilver
voor de veerman op mijn kille tong en
ontsteekt het vagevuur van mijn brandstapel?

Het doet poëziecriticus Joop Leibbrand in MeanderMagazine verzuchten: ‘Lezers, help Vaders nu het nog kan, koop die bundel. Hij stort je midden in de andere wereld die Curaçao is en verloochent de Nederlandse wortels niet. Het levert een boeiende synthese op.’

Hans Vaders zou in september 2012 naar Amsterdam komen voor de presentatie van zijn novelle Terug tot Tovar. Een ernstige val een paar maanden daarvoor gooit roet in dit publicitaire eten, waardoor de novelle in Nederland tussen wal en schip raakt. En dat is zó jammer, want Terug tot Tovar is misschien wel Hans Vaders beste en meest ambitieuze boek en zal mettertijd uitgroeien tot een Antilliaanse klassieker. Hoe beknopt van omvang, hoe boordevol van inhoud: een net van verhalen waarin alles en iedereen, hoe uitgewaaierd ook over de wereld, een relatie heeft met Curaçao. Curaçao als het middelpunt van de wereld en de wereldgeschiedenis waarin oude en nieuwe continenten over elkaar heenschuiven, een Boeliaanse dimensie.
In datzelfde jaar, herstellend van die ernstige val, schrijft hij ook het verhaal De vodkadrinker, dat alleen op Curaçao als gelegenheidsuitgave bij Mon Art Productions verschiint en inmiddels ook gepubliceerd is in Nederland op de digitale evenknie van het literair tijdschrift Extaze. Het lijkt een voorbode te zijn, van wat nog in het vat zit. Dat is het niet geworden. Mogelijk is de val een klap geweest die hij nooit echt meer te boven is gekomen.
Hans Vaders heeft te lang van pen moet wisselen, te vaak die van de journalist moeten kiezen, immers het brood op de plank, en te weinig die van de schrijver kunnen hanteren. Begint Boeli van Leeuwen na zijn pensionering nog een rijk derde schrijversleven met Schilden van leem, Het teken van Jona en Geniale anarchie, dié mogelijkheid om vól voor zijn schrijverschap te gaan, is Hans Vaders niet gegund geworden. En dat is een gemis.
Rest in peace, Hans.
franc knipscheer

Meer over Hans Vaders bij Uitgeverij In de Knipscheer

«Een verbazingwekkende reis door deze voormalige kolonie.» – André Oyen

VoorplatZoekennaarSlory75Over ‘Zoeken naar Slory. Een reis door verrassend Suriname’ van E. de Haan op Ansiel, 26 januari 2015:
Langzaam komt de Haan tot het besef dat de gedichten van Slory het hele land en zijn geschiedenis tot in ieder detail beschrijven. Maar hoe ver gaat Slory’s dichterlijke vrijheid en hoeveel waarheid bevatten alle anekdotes die de mensen De Haan vertellen? Waar komt die voortdurende discriminatie vandaan in deze smeltkroes van rassen en religies? Pas als hij de dichter zelf ontmoet zal de waarheid boven tafel komen. Voor zover er een waarheid over Suriname te vertellen valt. ‘Zoeken naar Slory’ is een verbazingwekkende reis door deze voormalige kolonie van Nederland, een land dat van vallen en opstaan weet en fantastische dichters, schrijvers en vertellers kent.
Lees hier de recensie en hier op Ansiel
Meer over ‘Zoeken naar Slory’
Meer over E. de Haan bij Uitgeverij In de Knipscheer
Meer over Michaël Slory bij Uitgeverij In de Knipscheer

Hans Vaders columnist voor Knipselkrant Curaçao.

hans-vaders1Journalist en dichter-schrijver Hans Vaders blijft na zijn decennialange (hoofd)redacteurschappen bij de Curaçaose kranten Beurs- en Nieuwsberichten, Antilliaans Dagblad, Curaçaose Courant en Amigoe zijn lezers verblijden met zijn ook voor Nederlandse lezers informatieve columns over het wel en wee op met name (maar niet alleen) Curaçao. Sinds eind oktober 2014 verschijnen ze in twee reeksen met regelmaat op de site van Knipselkrant Curaçao. Michiel van Kempen noemde zijn columns die ten grondslag lagen aan zijn verhalenbundel ‘Otrobanda. Berichten van de overkant’, Vaders’ tweede prozaboek, ‘juweeltjes van beschrijvingskunst’ en ‘als stadsschrijver moet Tip Marugg zijn meerdere erkennen in Hans Vaders’. Vaders is bij In de Knipscheer auteur van de romans ‘Tropische winters’ en ‘Terug tot Tovar’, de verhalenbundel ‘Otrobanda. Berichten van de overkant’ en de poëziebundel ‘Kate Moss in Mahaai’. Als columnist schrijft Vaders over uiteenlopende onderwerpen, heeft hij een unieke gedurfde, verrassende invalshoek die je gedachten net even op het andere been kan zetten. Zijn columns zijn geestig, hoewel hij de ernst niet schuwt, met een filosofische ondergrond en een grote eruditie. De serie ‘Slangenkuil’ gaat over breed uiteenlopende onderwerpen en actualiteiten van Curaçao. De reeks ‘Landen van Lafenis’ gaat over de cultuur van eten en drinken in diverse verschillende landen van de wereld.
Lees hier de columns ‘Slangenkuil’
Lees hier de columns ‘Landen van lafenis’
Meer over Hans Vaders bij Uitgeverij In de Knipscheer

Suzanne Binnemans, Michiel van Kempen en Rogi Wieg bij ‘De 100 beste gedichten voor de VSB Poëzieprijs 2014’

Beste100Dit jaar stelde Ahmed Aboutaleb, juryvoorzitter van de VSB Poëzieprijs 2014 (de belangrijkste prijs voor dichters in het Nederlands taalgebied) ‘De 100 beste gedichten’ samen:
De VSB Poëzieprijs is een literaire prijs voor de beste dichtbundel van het voorgaande jaar. De winnaar krijgt een geldbedrag van 25.000 euro en een glaskunstwerk van Maria Roosen. De prijs werd op 29 januari bekendgemaakt, aan de vooravond van de Poëzieweek 2014 (van 30 januari tot en met 5 februari). Aboutaleb koos voor ‘De100 beste gedichten’ werk uit drie door In de Knipscheer uitgegeven bundels.
Van Suzanne Binnemans gedicht ‘14’ uit de bundel Omwille van het bloed, van Michiel van Kempen het gedicht ‘Runenteken’ uit de bundel Wat geen teken is maar leeft en van Rogi Wieg het gedicht ‘Traag verdwenen zwarte bloemenvelden’ uit de bundel Khazarenbloed.
Andere dichters in de bundel onder meer: Maria Barnas, F. van Dixhoorn, Micha Hamel, Miriam Van hee, Antoine de Kom.

Lees meer over de bundel Omwille van het bloed

Lees meer over de bundel Wat geen teken is maar leeft

Lees meer over de bundel Khazarenbloed

«Met het talent van zijn pen.» – Wilbert Voets

Over ‘Wat geen teken is maar leeft’ van Michiel van Kempen in Poëziekrant, nr. 6 2013:
Het getuigt ontegenzeggelijk van moed om aan alle bestaande literatuur nog een geschrift toe te willen voegen, van heldenmoed als dat poëzie is en van aan overmoed grenzende bravoure als het liefdespoëzie moet zijn. Toch is dat precies wat Michiel van Kempen gedaan heeft met ‘Wat geen teken is maar leeft’. Er moet dus sprake zijn van een bikkelharde noodzaak. De dichter, door talent veroordeeld tot het woord als wapen, wordt quasi naar het leven gestaan. Hij moet overleven en in zijn redding weet hij een universele geldigheid aan te raken die ook voor de lezer louterend werkt. (…) De nihiliserende verloren liefde, schrijnende herhaling van de teloorgang van de “onvoorschadelijke beschutting”, en het tastend schikken in het echec. Het is niet voor het eerst dat dit thema bewerkt wordt. Michiel van Kempen destilleert met het talent van zijn pen zijn eigen medicinale elixir uit deze literaire oerbron. Hij voert bepaald geen homeopathische apotheek. Wij prijzen ons gelukkig een hartversterkende teug mee te mogen drinken.

Lees hier de recensie

Meer over ‘Wat geen teken is maar leeft’

Meer over Michiel van Kempen

«Liefde voor het woord in verstild dichterschap.» – Wim Rutgers

Over ‘Torent een man hoog met zijn poëzie’ van Michaël Slory in Ons Erfdeel, 18 oktober 2013: Persoonlijke ontdekkingen in de pracht van de Surinaamse natuur met zijn flora en fauna, een natuur die een nagenoeg religieuze connotatie krijgt en die op haar beurt uitmondt in een belijdenis van de liefde voor een vrouw, maar in essentie de liefde voor het leven zelf. Alles bevindt zich in één groots en samenhangend verband, waarin de dichter verblijd en verwonderd rondwaart. Zijn verbazing uit zich in talrijke vraagtekens en zijn blijdschap met haast even zovele uitroeptekens. … ). Zijn vroege poëzie was links strijdvaardig, nationalistisch met een mondiale insteek, en aanklacht tegen politiek en maatschappelijk onrecht. Maar die droom van een rechtvaardige(r) maatschappij wordt aan stukken geslagen met de militaire coup in Suriname die uitmondde in de gruwelijke decembermoorden op vooraanstaande burgers. Slory ruilde daarna de nationalistische revo-droom en de idee spreekbuis van de verdrukte gemeenschap te moeten zijn in voor een persoonlijke poëtica.

Lees hier verder

Meer over ‘Torent een man hoog met zijn poëzie’

Rogeria Burgers – Aan De Waterkant. CD

ROGERIA BURGERS
Aan De Waterkant

Rogeria Burgers praat met Michaël Slory
cd 31:11 minuten, met tekstboekje, € 12,50
2013
ISBN 978-90-6265- 612-7

In 2012 verscheen van Michaël Slory de bloemlezing Torent een man hoog met zijn poëzie. In het jaar dat Slory in Suriname aan de bundel werkte, sprak radioprogrammamaakster Rogeria Burgers uitgebreid met Michaël Slory aan De Waterkant, de straat in Paramaribo langs de Surinamerivier.
Het werd een fascinerend gesprek waarin Slory ‘niet boos maar ontgoocheld’ honderduit vertelt over wat hem in zijn lange dichtersleven geraakt heeft en hem tot op de dag vandaag bezighoudt. Aan De Waterkant is een luisterdocumentaire waarin Michaël Slory zijn verhaal doet met als levensecht geluiddecor de klanken van muziek en geroep, van langsrazend verkeer en het vlieden van de Surinamerivier, van het gescharrel met eten en drinken, van honden en die hun dorst lessen en zingende vogels in de avondzon. Slory, zo lijkt het, moppert wat af, maar verwoordt zijn misnoegen, zijn eenzaamheid, zijn twijfels en ook angst zo mooi en oprecht dat hij de luisteraar een inkijk geeft in zijn zielenroerselen en daarmee ook de wereld achter zijn poëzie zichtbaar maakt.
Zo praat hij op Aan De Waterkant over Ronald Venetiaan, een klas- en studiegenoot die het tot president van Suriname bracht, over zijn communistische tijd, over het wel of niet dichten in het Sranang het Engels, het Frans, het Spaans, het Nederlands…, over de onafhankelijkheid, over Che Guevara en Fidel Castro, over de Caribische regio, over waar hij dood wil gaan, en ja, over de liefde en de vrouwen: ‘Hoe kan een man mooie liefdesgedichten schrijven als hij nooit een vrouw mag betasten of omhelzen?’
Slory doorspekt zijn ontroerende ontboezemingen met het voorlezen van gedichten die als een rode draad door deze documentaire lopen.
Aan de cd is een geïllustreerde booklet toegevoegd waarin Michiel van Kempen, bezorger van de bloemlezingen Ik zal zingen om de zon te laten opkomen en Torent een man hoog met zijn poëzie, Michaël Slory portretteert.

«Een belangrijke uiting van oorspronkelijke Surinaamse poëzie in het Nederlands.» – Ko van Geemert

Over ‘Torent een man hoog met zijn poëzie’ van Michaël Slory in Parbode, 30 november 2012:
Slory is zonder twijfel de meest bekende nog levende dichter van Suriname, niet in de laatste plaats door de schijnbare romantiek van zijn eigenzinnige en vaak beschreven (solitaire) levenswijze. Is zijn poëzie het werk van een groot dichter of ‘een groot kunstenaar’, zoals Van Kempen stelt? De tijd zal het leren. Zeker is echter dat de publicatie van deze mooi uitgegeven bundel terecht is en een belangrijke uiting van oorspronkelijke Surinaamse poëzie in het Nederlands en, niet te vergeten, in het Sranantongo.

Lees hier de recensie

Meer over deze bundel