Jo Otten – Bed en Wereld

Jo Otten
Bed en Wereld
inleiding door biograaf Rob Groenewegen
Novelle, Nederland
Genaaid gebonden met stofomslag, 144 blz.,
ISBN 978-90-6265-633-2 ca. € 17,90
Eerste druk november 2008

‘Mijn hoofd is een magazijn van beelden, een stapelplaats van voorstellingen, een snijpunt van mensen en dingen, een brandpunt van duizenden lenzen, de snijlijn van ontelbare vlakken.’

Vanuit een wereld die nog niet werd gedomineerd door televisie, computer en internet, maar waarin de ver‘beelding’ niettemin een allesoverheersende rol speelt, bereikt ons de stem van Jo Otten.

Jo Otten (1901-1940) was een communicerend vat vol van tegenstrijdigheden: een doorgefourneerde intellectueel enerzijds, gekweld door zijn verbeeldings kracht en intuïtie anderzijds. Met één been stond deze fatalist in de negentiende-eeuwse romantiek, met het andere in het ontluikende modernisme van het interbellum. Deze gemankeerde modernist hield er een sterk mobiele levensopvatting op na, maar schrok vaak terug bij het contact met de werkelijkheid. Eigenschappen die Otten, tijdgenoot van o.a Menno ter Braak, tot een vreemde eend in de bijt van de Nederlandse letteren maken; een van de meest intrigerende figuren uit de periode tussen de beide wereldoorlogen.

In Bed en Wereld betreden we de jaren dertig, een periode die werd overschaduwd door angst en onzekerheid. Samen met Otten maken we een onthullende tocht door heden en verleden, een reis die uitmondt in het besef dat uiteindelijk ‘alles verzandt’.

Van een handeling is in deze beklemmende monoloog nergens sprake. De uitgeputte verteller wordt gekweld door slapeloosheid, wat ertoe leidt dat motieven van erotiek, levensangst en doodsobsessie zich in een toestand van halfslaap aaneenrijgen tot een caleidoscoop van sombere emoties. Door het hoge tempo waarmee Otten ze op ons netvlies projecteert verdwijnen ook begrippen als ruimte en tijd. Uit deze gepassioneerde, tijdloze novelle treedt ons een kwetsbaar mens tegemoet, machteloos tegenover een verscheurde wereld, zich beseffend dat het einde nadert, radeloos cirkelend rondom een noodlottige vlam, die hem uiteindelijk zal verteren.

‘Met voorsprong de meest veronachtzaamde tekst van de moderne Nederlandse letteren.’ – Jaap Goedegebuure (2008)