«De rijkdom van deze dichtbundel komt volledig tot zijn recht.» – Ezra de Haan

VoorplatNicolaas75Over ‘Als de aloë sluimert / Cucuisa cabisha’ van Quito Nicolaas op Literatuurplein, 2 maart 2016:
Met ‘Als de aloë sluimert is een belangrijk deel van de poëzie van Quito Nicolaas eindelijk in vertaling verkrijgbaar. Het levert een gedichtenbundel die meer inzicht geeft in de geschiedenis van en het leven op Aruba dan menig dikke roman zou kunnen bewerkstelligen. (…) De voorbeeldige vertaling, het uitgebreide voorwoord en het notenapparaat van Fred de Haas, en ook de uitleg met betrekking tot de schrijfwijzen van het Antilliaans zorgen ervoor dat de rijkdom van deze dichtbundel volledig tot zijn recht komt. Ook voor de niet-Papiamentstalige Nederlander. De gedichten van Quito Nicolaas kenmerken zich door hun toon. De dichter legt niets uit, let vooral op de schoonheid van de taal en verwacht dat de lezer begrijpt wat hij tussen de regels door vertelt. Waar een dichter als Walter Palm het regelmatig van de alliteratie moet hebben, kiest Nicolaas, in de originele Papiamentstalige gedichten deels voor het eindrijm, maar nog vaker voor de woorden zelf en de beelden die ze oproepen. Een gedicht als ‘Golven’, uit de afdeling ‘Creolisering’ in deze bundel, wordt ook echt door golven gedragen. Steeds weer komt de tekst in beweging door de gedachten die Nicolaas er aan toevoegt. Als water dat golft, omslaat, terugstroomt.
Lees hier de recensie
Meer over ‘Als de aloë sluimert / Cucuisa cabisha’

Mooie woorden (4) over Devah van Jacques Thönissen

De pers over ‘Devah’:

«Deze roman is een zoektocht van de hoofdpersoon door Oost-Europese landen naar de zigeunerin Devah, een mysterieus persoon. In eerste instantie is Devah simpelweg de aangenomen dochter van Leo, de vader van hoofdpersoon van het boek. Toen Louise, de vrouw van Leo, Devah niet in huis tolereerde, is zij opgevoed door Leo’s boezemvriend Herr Müber die in Wenen woont. Naarmate het boek vordert wordt gesuggereerd dat Devah en de hoofdpersoon elkaar al kennen uit een eerder leven. Hij was toen een tempelier-monnik die Gregorio heette en Deva een zigeunermeisje dat Egipta heette. Ook lijkt Sirene, een vrouw die vanaf de kindjaren van de hoofdpersoon aan hem verschijnt in zijn dromen, steeds meer samen te vloeien met Devah. De auteur voert ons door een spannende speurtocht met verrassende wendingen. Een spannend boek dus.» – Walter Palm voor NBD/Biblion

«Wat onmiddellijk opvalt aan deze bijzonder knap geschreven roman, is de heldere, no nonsens stijl. In de roman gaat het niet om de landen en de beschrijvingen van die landen, maar om de mensen en hun verhoudingen. Langzaam wordt duidelijk dat er een relatie tussen Devah en de hoofdpersoon bestaat die zowel horizontaal als verticaal de tijd doorklieft. Ik zou me kunnen voorstellen dat een Europees-Nederlandse recensent deze roman direct zou vergelijken met het werk van de grote Zuid-Amerikaanse magisch realistische auteurs, ware het niet dat het Zuid-Amerikaanse continent in Devah niet aangedaan wordt. Maar Thönissen overstijgt een dergelijke vergelijking. Hij heeft het magisch realisme van de twintigste eeuw in een nieuw jasje gestoken. Sterker nog, hij heeft een nieuw soort magie uitgevonden. Voor zover Harry Mulisch dat nog niet gedaan had in ‘De ontdekking van de hemel’. » – Eric C. de Brabander in Amigoe

«Veel van de handelingen van de hoofdpersoon, die net de kunstacademie heeft afgerond, worden gestuurd door Sirene, een vrouw die alleen in zijn dromen bestaat. Hij vindt op een rommelmarkt een door zijn vader gemaakt meisjesportret, koopt het en brengt het naar hem terug. Als deze de tekening ziet, zakt hij ineen en kan alleen nog maar ‘Lviv… Lviv…’ en ‘Devah… Devah…’ uitbrengen voor hij sterft. Die laatste woorden zetten de zoon aan tot een lange zoektocht naar Devah – het meisje op het portret – die hem onder meer in Oekraïne en Indonesië brengt. (…) Thönissen slaagt er in zijn roman in om droom en werkelijkheid geloofwaardig bijeen te brengen. Toch blijft het een duidelijk magisch-realistisch boek. Net als de boeken van Zuid-Amerikaanse schrijvers als Gabriel Garcia Marquez en Paulo Coelho, die hij bewondert.» – Adri Gorissen in Dagblad De Limburger/Limburgs Dagblad

«Jacques Thönissen richtte zich met zijn schrijven aanvankelijk op Aruba en enkele sociaal-economische problemen van dit eiland, maar heeft zich in de loop van zijn schrijverschap veel meer gericht op persoonlijke algemeen menselijke problemen ten opzichte van de totale wereld waarin we leven: de thematisering van ‘a sense of belonging’. (…) Ook in Devah is er sprake van een geheimzinnige speurtocht naar een persoonlijk verleden en een geheimzinnige familiegeschiedenis. Die zoektocht neemt de lezer mee naar relatief recente politieke problemen in Oost-Europa, maar voert ook – via een uitvoerig ingelast verhaal van een oude herder – terug tot de historische kruistochten. Het belangrijkste is dat de hoofdpersoon niet van opgeven weet en doorgaat tot de oplossing er uiteindelijk is, waarbij hij voortdurend gebruik weet te maken van zijn kunstzinnig tekentalent.» – Wim Rutgers in Antilliaans Dagblad

«Denk alleen maar aan Spaanstalige schrijvers als Gabriel García Márquez en Isabel Allende, beiden belangrijke vertegenwoordigers van het magisch realisme. Net als zijn illustere voorgangers is ook Thönissen een meesterverteller. Hij laat op overtuigende wijze zien dat er meer is tussen hemel en aarde en dat de dingen niet gebeuren zonder reden. Ook heeft hij zijn verhaal omgeven met een prettig uitgebalanceerde raadselachtigheid en ontvouwt het verhaal zich op precies het juiste tempo. Thönissen neemt de lezer mee in een wondere wereld zonder te haasten of te verwachten van de lezer dat deze het bovennatuurlijke als waar aanneemt.» – Rosalien Koster op Literairnederland.nl

Jacques Thönissen – Devah

Jacques Thönissen
Devah

Roman. Nederland
Ingenaaid, 320 blz.,
ISBN 978-90-6265-652-3 € 19.50
Eerste druk 2010

Ik bracht de foto dichter bij mijn ogen en focuste op het verlegen
lachend meisje op de achtergrond. Haar gezichtje lichtte op, en als door mijn oog ingezoomd, vergrootte het zich uit, kwam als het ware op mij af. Ik draaide de foto om. De datering stond in pa’s typische, aan de voet afgeplatte blokschriftletters. Devah 22-8-85, las ik. 22 augustus: mijn geboortedag, 1985: toen werd ik acht. Mijn mond viel open.

Een net afgestudeerde student aan de kunstacademie treft op een rommelmarkt een tekening van een jong meisje aan, gesigneerd door zijn vader. Wanneer hij zijn vader met het portret confronteert, valt deze dood neer. Om de identiteit van het meisje te achterhalen begint de ik-persoon een zoektocht die hem door verschillende Oost-Europese landen voert. Daarbij wordt hij gestuurd en geïnspireerd door Sirene, een figuur uit zijn droomwereld, met wie hij van kinds af aan is meegegroeid naar volwassenheid.

Devah is een boek waarin de herinnering wedijvert met droombeelden, en droombeelden aanschurken tegen de werkelijkheid van het heden. Wie vergeten was wat het magisch realisme ook alweer inhield, wordt met Devah op zijn wenken bediend. Thönissen toont het, ontvouwt het.

Aruba is sinds een halve eeuw het tweede vaderland van Jacques Thönissen. Na zijn carrière in het onderwijs als o.a. leraar Spaans aan en directeur van het Augustinus College in San Nicolas, wijdt hij zich aan het schrijven met drie Arubaans-Caraïbische romans: Tranen om de ara, Eilandzigeuner en De roep van de troepiaal. Vanaf 2000 schrijft hij tevens drie kinder- en jeugdboeken die ook in het Papiaments zijn verschenen.