«Netheid geen criterium voor de kwaliteit van poëzie.» – Taco van Peijpe

Over ‘Mens is de naam’ van Philip Hoorne in Meander Magazine, 10 februari 2025:

Felgekleurde maskers grijnzen op de glanzende kaft van de achtste bundel ‘Mens is de naam’ van Philip Hoorne (Kortrijk 1964). (…) Bij nadere bestudering blijkt achter die maskers een gevoelige dichter schuil te gaan. (…) Hoorne is niet vies van vuile taal. (…) In ‘Voor de niet tevreden schrijfdocent’ voegt hij zijn misnoegde leermeester toe: ‘kust mijn gat!’. Als hij bedoelt te zeggen dat netheid geen criterium is voor de kwaliteit van poëzie, geef ik hem gelijk. Op heel andere toon wordt de zondagse verveling bezongen in ‘Zondag’, dat eindigt met: ‘niemand wordt begraven op een zondag / de zondag is al van zichzelf een graf ’. De laatste zin blijft naklinken door het strakke metrum met een heffing op het eenlettergrepige slotwoord, dat het hele gedicht samenvat. Vakmanschap spreekt uit de eerste strofe van ‘De duivel is onder ons’. Rust en stilte worden beeldend opgeroepen, gevolgd door het nog onzichtbare onheil dat de straalmotoren komen brengen. Sombere klanken (‘hoor’, ‘ronk’, ‘straalmotoren’) ondersteunen de boodschap. Bij lezing van dit gedicht (…) komt ook het duivelsmasker op de kaft in herinnering, evenals het motto voorin de bundel, ontleend aan ‘Sympathy for the Devil’ van de Rolling Stones. (…) Dat Hoorne zich bewust is van de maskerade die hij opvoert, spreekt uit ‘Sujet’, waarin hij in de laatste strofe meldt dat sommigen hem zien als goedaardig, vreemd, enigszins verlegen en anderen als ‘een verwerpelijk sujet, gemeen van top tot teen’, terwijl zij die het zeggen te weten opmerken: ‘dat schrijven is een manier (…) om zijn schuchterheid te maskeren ‘. Die ‘maskerade’ komt overeen met de afbeelding op de kaft en met het tweede motto van de bundel, waarin Urbanus zich afvraagt: ‘Ra, ra, ra, wie benne-k-ik’. (…)

Lees hier de recensie
Meer over ‘Mens is de naam’
Meer over Philip Hoorne bij Uitgeverij In de Knipscheer

«Het ‘exotisme’ waarmee de blues in de jaren zestig door muziekjournalisten nog benaderd werd is in retrospectief verbijsterend.» – Peter Bruyn

Over ‘Blues op Bezoek’ van Wim Verbei in Lust for life,  5 juli 2024:

Josh White was de eerste Amerikaanse blueszanger van kleur die Nederland optrad. In juni 1950 reisde hij mee in het gevolg van de Amerikaanse presidentsweduwe Eleanor Roosevelt die ons land bezocht. (…) Blueskenner Wim Verbei (…) inventariseerde voor het lijvige ‘Blues op Bezoek’ werkelijk alle concerten die Amerikaanse bluesmannen en -vrouwen van kleur van begin twintigste eeuw tot en met 1980 in ons land gaven, compleet met achtergronden en honderden fragmenten uit recensies. Daarbij gaat hij terug tot incidentele optredens van gospelgroepen rond 1920 en de vroegste Nederlandse concerten van Duke Ellington en Louis Armstrong tien jaar later. (…) De kracht en de waarde van het boek zit ‘m in het feit dat voor de pop- en rockliefhebber één en ander helder in perspectief wordt gezet. The Rolling Stones waren allang doorgebroken toen de ‘grote bluesmuzikanten’ voor het eerst in ons land speelden. B.B. King en Muddy Waters bijvoorbeeld in 1968. Chuck Berry en John Lee Hooker kwamen ietsje eerder. Het ‘exotisme’ waarmee de blues in de jaren zestig door muziekjournalisten nog benaderd werd is in retrospectief verbijsterend. Een boeiend en leerzaam boek.

Lees hier het artikel
Meer over ‘Blues op Bezoek’
Meer over Wim Verbei bij Uitgeverij In de Knipscheer

«Ernst Jansz schreef drie boeken bedoeld als verwerking van het verleden.» – Rob Gollin

Ernst Jansz over ‘Gideons Droom’, ‘De Overkant’, ‘Molenbeekstraat’ in De Volkskrant (‘Mensen van 2012’), maandag 17 december 2012:
Het schrijven was een analyse. Stap voor stap. Woord voor woord. Het gaf lucht. Ruimte. Ik kon het letterlijk wegzetten. In de kast. Baf. (…) Ik ben nu bezig aan het schrijven over de periode van CCC Inc., het was een waanzinnig interessante periode, de tijd van de wereldverbeteraars.

Lees hier het interview

Meer over Ernst Jansz bij In de Knipscheer