Frank Starik – De Grote Vakantie

Frank Starik
De Grote Vakantie

Nederland. Poëzie
Gebonden, 80 blz., € 19,90
ISBN 90-6265-562-9
Eerste druk 2004

Starik is, door net dat tikje humor en ironie, een meester in het uitlichten van het leven van alledag. In het eerste hoofdstuk neemt hij de lezer mee naar camping Bakkum, van oudsher het zomers toevluchtsoord voor Amsterdamse bleekneusjes. In het tweede hoofdstuk verblijft u op de volkstuin die de dichter onderhoudt of probeert te onderhouden. Hoofdstuk drie beschrijft fenomenen als het boerderijkamperen en de zomerfestivals, want wij moeten voortdurend vermaakt worden teneinde ons beter te kunnen vervelen.

Hoofdstuk vier keert terug naar huis, terug naar de afwas. Alles is weer gewoon, zo gewoon mogelijk dan. Politici worden doodgeschoten, kleine kunstwerken aangekocht en muziekscholen bezocht, banden worden geplakt, vrienden vallen hun fiets, voordeelkostuums worden aangeschaft. Vrienden van vroeger dienen zich aan of serveren zich af. Via hoofdstuk vijf, Prins (naar aanleiding van het overlijden van prins Claus), belandt de lezer in het zesde hoofdstuk (over de grootste aller vakanties, de dood): een groet aan wie de dichter in zijn eigen omgeving en daarbuiten ontvielen. Starik is initiatiefnemer van de Poule des Doods, een groep dichters die Eenzame Uitvaarten in Amsterdam begeleidt. Enkle van de in dit hoofdstuk gepubliceerde gedichten werden voor deze dikwijls anonieme doden geschreven. In Coda, tenslotte, wijst de dichter vooruit naar de nieuwe weg die hij inmiddels is ingeslagen.

Als dichter stond Starik, alleen of met zijn muzikanten van (voorheen) Willem Kloos Groep en De Vakantiemannen (Cor Vos & Von der Möhlen), op vrijwel alle grote en ontelbare kleine podia, van Lowlands tot Landjuweel, van Zaal 100 tot Uitmarkt en Crossing Border. Aan De Grote Vakantie is een CD toegevoegd waarop Starik eigen teksten zingt met Ton von der Möhlen (piano, accordeon, gitaar) en Cor Vos (gitaar, piano).

F. Starik schreef een grote dichtbundel over De Grote Vakantie, het gat in de tijd. Maar volgens mij vooral over de vergankelijkheid. Op de voor Starik kenmerkende onderkoelde maar o zo emotionerende toon. Toegankelijk maar nooit gemakkelijk, simpel maar diepzinnig, contemplatief maar nooit somber.

Gestalte

Vanmorgen schrijft mijn meisje /dat ze mijn gestalte op een foto tegenkwam / alsof ze mij zo, na een lange afwezigheid /opnieuw ontmoette en de maat nam, / in het besef dat deze gestalte naast haar /mij is, ik ben, en dat ze die gestalte / liefheeft, zo ben jij, denkt ze dan. / Zo is hij. Dat is hem.

Toon uw klant de voorkant (Starik in pak op een Puch) de binnenkant (zwaaiend op Puch) de slotpagina (Starik krijgt bekeuring) en achterkant (landschap zonder Starik). Starik toont ons de wereld. De klant verlaat met een prachtboek uw winkel. (De bekeuring bedroeg overigens 23 euro.) – Hanz Mirck (Van Someren & Ten Bosch)

Nóg meer Mooie Woorden:

“Er zijn nog altijd mensen die schijnen te denken dat het een handicap is om meer dan één talent te hebben: gaat het één dan niet ten koste van het ander? Dat aangeboren wantrouwen tegen veelkunners, dat is dus onzin. Iemand kan best dichter, beeldend kunstenaar, zanger en fotograaf tegelijk zijn. Kijk maar naar F.Starik. Zijn nieuwste bundel De Grote Vakantie is net uit.
Iemand zei ooit eens tegen mij: je kunt zien of iemand dichter is als hij een wolk voor de zon kan laten schuiven. Voor F. Starik gaat die stelling op. Het titelgedicht uit de bundel is, zo niet volmaakt, dan toch het werk van een vakman.
Het gedicht staat ook op de bijbehorende cd, waarop Starik, begeleid door muzikanten gedichten zingt. Dat kan hij ook. Recht vooruit, met grote intensiteit, over een soms hypnotische begeleiding.
Ook bij zijn vorige bundel, Simpele Ziel, zat een cd. In die bundel stond onder andere een aantal schitterende stadsgedichten. In die gedichten deed Starik voor Amsterdam wat Randy Newman voor sommige Amerikaanse steden heeft gedaan (Baltimore, Birmingham, L.A.): ze met liefde het graf in prijzen.”
– Adriaan Jaeggi in Het Parool, 12 maart 2004

Ik hou van zijn werk.

Dichter, schrijver, fotograaf, beeldend kunstenaar, theatermaker en nóg meer. Hij is hier in deze rubriek al vaker gepasseerd, ik hou van zijn werk, zijn zorgvuldigheid, de liefde waarmee hij al die dingen doet en naar mijn idee zijn oprechtheid. Of het nou kunststofhonden op het Olympiaplein in Amsterdam zijn, zijn eigen museum, een door hem georganiseerde tentoonstelling van jonge kunstenaars rond het thema De Grote Vakantie of nu zijn net uitgekomen dichtbundel met dezelfde titel, inclusief een CD waarop hij , met zijn broer achter de piano een aantal van die gedichten toonzette.

De bundel zelf is al goed, gewoon, hoe ie eruitziet: Op de omslag alleen een foto van voor tot achter – geen tekst, behalve het ronde stickertje met de tekst met CD dat geplakt is op het wiel van een brommertje waarop Starik gekleed in bruin kostuum en met een zwarte helm op het hoofd langsrijdt. Als je de bundel openslaat zwaait hij je toe vanaf diezelfde brommer en bij de laatste pagina, als je de CD wil pakken, zie je hoe Starik bekeurd wordt door een motoragent – mooi toch?

En de gedichten vind ik ook erg mooi – toegankelijk. Veel van zijn gedichten uit zijn bundel ken ik al van zijn weblog. Daarop doet hij verslag van een bijzondere functie die hij vervult. Samen met een poule van andere dichters maken ze om beurten gedichten voor naam- of familie- en vriendloze overledenen. Hij beschrijft de gang op het kerkhof, de gegevens die hij heeft van de overledene, hoe schamel die ook vaak zijn en het voorgedragen gedicht, van hemzelf, of van dichters als Neeltje Maria Min, Simon Vinkenoog, Rogi Wieg, Eva Gerlach, Menno Wigman. Zijn verslagen en de gedichten ontroeren mij keer op keer. U kan dat weblog ook bezoeken, via www.starik.nl, maar wees discreet vraagt Starik, aan eenieder, hang het niet aan de grote klok, al helemaal niet de media vertellen, hou het voor uzelf… Ik besef dat dit absurd klinkt, hier door mij, op de radio, maar u begrijpt vast wel wat ik bedoel. – Adeline van Lier in KRO’s DolceVita, 3 maart 2004

Ondertussen huil en zeur ik mee, want deze poëzie overtuigt compleet

Struikel! Het ondiepe graf
(over ‘De grote vakantie’ van F. Starik)

DE GROTE VAKANTIE

Zo op het oog hier alles
welvaart en gemoedsrust.
Waar de Noordzee loom
haar brede zandstrand kust.

Vaders, moeders, kinderen
ze lachen, ze spelen, ze scheppen kastelen
in de tamme vloedlijn. Zou er ooit
volmaakter vrede zijn?

Eén van hen zal volgend jaar
niet langer bij ze zijn. Ze onderscheidt zich
al van verre: het dunne kroezend haar.

De zon gaat onder, onbewogen
staan ze in het koude licht.
Niemand maakt bezwaar.

F. Starik

Het lijkt een waarschuwing, de eerste twee regels uit het openingsgedicht van de bundel ‘De grote vakantie’ van F. Starik, alsof er onder de oppervlakte iets broeien zou. Feitelijk gebeurt er niets buitengewoons, totdat de dood om het hoekje komt kijken, waartegen dan weer niemand bezwaar maakt. Er is iets aan de hand en eigenlijk ook weer niet. Er worden in deze bundel flauwe grappen gemaakt tussen vrienden bij een kampvuur, de tuin als maakbare natuur wordt bewierookt en het gezin, waarover de man heel wat minder heeft te zeggen, wordt lichtelijk verafschuwd. Daartegenover staan de onontkoombare vertedering van een kind op blokfluitles en het indrukwekkende einde van een aantal levens of een liefde.

Met name door het veel voorkomende rijm verslapte mijn aandacht soms. In het gedicht ‘Zij was het’ staat bijvoorbeeld: “Iets dieps over het verglijden van de tijd./Maar hij is de draad al jaren kwijt.” Misschien zit ik ernaast en moest het van Starik af en toe zo plat mogelijk, om het oppervlakkige van het leven weer te geven, maar ik wil toch graag een onsje taal en illusie meer.

Ondertussen huil en zeur ik mee, want deze poëzie overtuigt compleet met haar flauwe grappen. In al haar geveinsde oppervlakkigheid heeft ze bovendien vaak wat weg van een heerlijk ondiep en stinkend graf:

EEN VAN MIJN PALEIZEN

Ik lig in mijn hangmat en wieg
aan rijke lange touwen
tussen boom en huis.

De boom: een stakerige den,
waarvan je hooguit lange rechte planken
zagen kan, heel geschikt om het huis
achter mij te bouwen, maar dat staat er al.

F. Starik

We zijn geknecht om te scheppen en te zagen. De dood is geen vriend. Een beetje verzet tegen deze vijand kan geen kwaad, liefst met een lach, of door achter de rug van lange Hein een malse tong uit de mond te steken. Er is hoop! Het leven zit vol mogelijkheden. Uit die stakerige den valt best een rank kistje te zagen. Dus ga heen en verpak of word boer:

DE BOER IS MIJN VRIEND

Ik werkte vroeger in een stal.
Als hooivork. Stro gemend met mest,
en ik mocht alles opscheppen.
Ik deed mijn best.

De boer was mijn vriend.
‘Wat wil je later worden,’
vroeg men, maar ik was dat al.
Ik zag mijn bestemming in de stal.
Op een dag sprak de boer tot mij:
‘Jij bent mijn knecht.’

Dat was mijn trots.
Hij heeft het gezegd.
Ik heb het verdiend.
De boer is mijn vriend.

F. Starik

-Tsead Bruinja in ‘Iets met boeken’, NPS Kunststof, 25 juni 2004

Meander 244 van 4 juli – Joris Lenstra

‘En er is een tijd van gaan

Wie kent er niet het vakantiegevoel? Met z’n allen enkele weken weg naar Frankrijk of naar de camping. De grote vakantie, de grootste vakantie weg van school. In 2003 organiseerde de dichter en beeldend kunstenaar F. Starik in de Amsterdamse galerie Arti & Amicitae met veertig kunstenaars een groepsexpositie, met als thema diezelfde Grote Vakantie. In 2004 verscheen bij uitgeverij In de Knipscheer een bundel gedichten met dezelfde naam, dit keer van de hand van Starik alleen.
Op de vraag welke van de twee projecten uiteindelijk belangrijker voor hem zou zijn, zou hij waarschijnlijk antwoorden dat ze beide van belang zijn. Starik ziet zichzelf niet als alleen maar een dichter, een zanger of een beeldend kunstenaar. Hier gaat het echter alleen om de bundel. De schrijfstijl van Starik laat zich het best omschrijven als een prettige Parlando. Onderwijl hij op gemakkelijk begrijpbare toon over bloemen, slakken en fietsen dicht, ontrolt hij voor onze ogen een alledaags landschap:

De sapstroom

Ik heb een bloem gerepareerd
die door een naaktslak half was opgegeten.
Een fiere zonnebloem waar langs de steel
dicht onder de knop het beest zich een weg
naar binnen had gevreten.

[…]

De gedichten ontlenen hun spanning aan de manier waarop hij observeert en de formulering die hij gebruikt om de observaties te beschrijven. Ik zie dit zelf als de drie-eenheid van de kunstacademie: observeren, interpreteren, formuleren. Op deze manier is hij als een beeldende kunstenaar op een afstandelijke manier bezig met zijn materiaal, de talige werkelijkheid. Het is Starik echter niet alleen te doen om de lezer met zijn observaties te verrassen. Vooral het onvermijdelijke aftakelingsproces fascineert hem:

Schuw (1)

Ik heb vannacht aan u gedacht.
Natuurlijk dacht ik eerst aan hoe u lag
maandenlang bewegingloos in ‘t lege huis
ontzield, eigenlijk al verdwenen.

U nam de tijd. Eerst verschenen eitjes,
dan maden, dan vliegen, dan muizen, dan ratten.
De kleine dieren die uw stilstand vieren.
Zij bezatten zich aan uw vlees.

(…)

Hij beschrijft hier nog steeds, maar nu is het verval met het landschap vervlochten. In ‘Schuwer (2)’ schrijft hij over de uitvaart van een zekere heer Schuwer: ‘Maar ik was erbij. Ik ging met u mee.’ In deze regels bekent de dichter zich aan de lezer. Starik ziet om zich heen een landschap van schoonheid en verval, maar dat is eigenlijk niet waar het hem om te doen is. Hij is bovenal op zoek naar de kleine, menselijke ontroering in het leven, ten einde die vast te leggen in de poëzie. Dit uit hij op melancholische toon vaak verwoord met een vleugje ironie:

Pakkenman

Omdat er een nieuwe metrolijn
wordt aangelegd, moest pakkenman
de winkel sluiten. Hij zag er zeer moe uit.

Nogmaals afscheid genomen. Hij schreef
mijn nummer op een klein papiertje,
dan geef ik jou een belletje, dat zei hij.

Buiten de winkel getreden
draaide ik me om en zwaaide met
het laatste voordeelkostuum.

[…]

We zijn allemaal gedwongen afscheid van elkaar te nemen, zo vertelt Starik ons. Niet voor niets zijn de delen ‘Hoofdstuk 5 Prins’ en ‘Hoofdstuk 6 Wenken Voor De Jongste Dag’ gevuld met requiems, kunstwerken opgedragen aan overledenen. Her en der heb ik ook al gelezen dat Starik met de titel van de bundel, De Grote Vakantie, eigenlijk de dood bedoelt. Maar dat is natuurlijk niet waar. Als hij op de dood had willen duiden, had hij wel ‘De Dood’ opgeschreven. De grote vakantie is bij uitstek de tijd van de ontsnapping van het kind aan het saaie bestaan van school en huiswerk. Ook is de grote vakantie de tijd waarin de eerste verliefdheden en relaties gebeuren, juist omdat het vakantiegevoel zo vrij maakt. Het is een tijd van opstaan en ontdekken. En het is een tijd die altijd te vroeg afloopt, omdat je altijd weer terug naar huis toe moet. Het is onmogelijk om te lang op vakantie te gaan, want dan zou het overgaan in migratie, en wordt het een nieuw bestaan met alle saaie valkuilen van dien. Het is juist dit opwindende gevoel van loszijn en jeugdige vrijheid, dat Starik met zijn titel oproept. Dit komt ook terug in het gedicht ‘Zij was het’, een droefgeestige ode vervuld van dronken jongensbravoure. Maar de dood blijft wel aanwezig. Zij wacht de vakantieganger thuis weer op. En de vakantie dankt zijn verlichte ervaring aan het bestaan van de saaie werkelijkheid en de dood.
Met De Grote Vakantie heeft Starik bovenal een pleidooi willen geven voor het leven en voor het bestaan. Starik ziet zichzelf als een Ramses Shaffy, een gepassioneerde zanger die het leven in zijn liederen bewondert en verheerlijkt. Starik is in deze bundel dan ook eigenlijk op zoek is naar die krachtige kern van het leven: de passie. Het komt meerdere malen in de bundel voor, onder andere in de gedaante van het element vuur. Ten overvloede beëindigt hij zijn bundel met het gedicht ‘Een man steekt zijn huis in brand’, waarin huis en haard opgeofferd worden aan een leven voor en door de passie:

Een man stak zijn huis in brand. Hij bleef
daarvoor thuis. Stelde zijn reis uit
en staarde in de vlammen.

Hij stond gebogen over het vuur, scheef
als de toren van Pisa, niet omdat zij scheef staat,
eer omdat zij ooit zal moeten vallen.

En jij moet dan zeggen wat een krachtig gebaar
dit van hem was. De vlammen en het vallen,
het uitstel van de reis. Het einde van zijn huis.

Het gedicht dat mij echter het meeste aansprak, staat qua thematiek apart in
deze bundel. De stijl en boodschap ervan zijn namelijk jaren tachtig
anti-establishment punk:

De man met de zeis

Ten eerste wil ik noemen veiligheid. Blauw die straat.
Zorg en onderwijs, stabiliteitspact. Repressie, rolstoelvervoer,
ziekte en onwetendheid, vol is vol en integratie
identificatieplicht gezinshereniging mijn sociale gehakt.

[…]

En ik ben verantwoordelijk. Verantwoordelijk voor dit klimaat.
Bitter van welvaart, ziek van weelde, geheel gevuld met schimmige beelden
van het glazige oog dat in de kamer staart. Buiten glanst de auto,
volgetankt
in eigen straat, in het licht van lantaarns. Ik wacht tot het alarm af gaat.

Tot slot vind ik ‘Hoofdstuk 5 Prins’ een kleine dissonant in deze bundel. Hierin zijn enkele gedichten verzameld over Prins Claus. Ik vind ze geen van alle bijzonder sterk en origineel in vergelijking tot ander werk in de bundel. Ook wordt in ‘Ik was de prins’ Claus omschreven als een ‘hoer die naar een dure klant verlangt.’. Dit lijkt mij een belediging zonder poëtische meerwaarde, puur en alleen bedoeld voor het schokeffect. Maar, Stariks De Grote Vakantie is een leuke, leesbare bundel geworden, met als toegift bijgevoegd een CD van 15 minuten waarop hij met De Vakantiemannen (Cor Vos en Ton von der Möhlen) enkele gedichten ten gehore brengt. Het is een mooie bonus bij een bundel die zonder ook al de moeite waard zou zijn. – Joris Lenstra

Want per slot is De grote vakantie een prachtwerkje dat het met gemak wint van haast alles dat er in de gemiddelde *)-boekhandel te vinden is. – Tim Donker in De Recensent, 06-04-2004