«Wat voor mens durft de dood in het gezicht te blaffen?» – Ivan Sacharov

VoorplatTemepelsWoestijnen75Over ‘Tempels in woestijnen’ van Boeli van Leeuwen op MeanderMagazine, 10 april 2015:
Wat wordt bedreigd met uitsterven als (de natuur van) de taal gaandeweg verandert? Sommige formuleringen, opvattingen wellicht. Een lezer mag zich gelukkig prijzen als hij – ontdekkingsreiziger op papier nog altijd – per ongeluk een bedreigde soort tegenkomt. (…) Ik vind dit [‘Moeder van mijn moeder’] een mooi gedicht: met die perkamenten handen die als lichte vleugels op de ogen aan een engel doen denken. Het leven gespot op het moment van de dood, die als schuw wordt voorgesteld: alsof deze hooghartige aristocratische dame hém over de streep moet trekken! Zij was gewend om het voor het zeggen te hebben tijdens haar leven en nu, bij haar dood, is dat niet anders: zij sterft zoals zij geleefd heeft. Dáárom grijpen dood en leven dus in elkaar als ringen: ze passen bij elkaar. En zelfs het gedicht blijkt een ring: het grijpen in de laatste strofe doet weer denken aan de handen uit het begin. Een apart gedicht ook: door de ouderwetse taal die wordt gehanteerd. Wat een goede vondst lijkt van de dichter want vorm (gedicht) en inhoud (vrouwenziel) sluiten zo beter op elkaar aan (inderdaad: alwéér als ringen). Maar dit is niet bedoeld als ouderwetse taal. Dit werd geschreven omstreeks 1947, toen dit taalgebruik nog heel gewoon was. De tijd knaagt blijkbaar niet aan alle dingen; werkt soms zelfs in hun voordeel. (…) Afgezien van de cosmetica (hoofdletters, interpunctie en samengestelde woorden als juichendhelle) is het nog niet zo uit te leggen waarom dit gedicht [‘Luchtgevechten boven een krankzinnigengesticht’] als een bedreigde (dicht)soort kan worden beschouwd. Is het met die ‘scheefgeslagen ziel die God hun uit de hemel zond’ nog teveel gedrenkt in een op christelijke leest geschoeide cultuur? Misschien. (…) [Deze gedichten van Boeli van Leeuwen] getuigen in elk geval van lef. Want wat voor mens durft de dood in het gezicht te blaffen? Durft dat te schrijven: met die juichendhelle kreet, die op het laatst meer hel dan juichend moet zijn geweest. De lezer moge het zelf ontdekken (…) want wie zou het oordeel over dit werk alleen aan een paar stoffige heren willen overlaten?
Lees hier de recensie
Meer over ‘Tempels in woestijnen’