Elodie Heloise – Woestijnzand. Verhalen

ELODIE HELOISE
Woestijnzand

Curaçao
Genaaid gebrocheerd, 192 blz., € 16,50
september 2012
ISBN 978-90-6265-803-9

Presentatie 16 september in Podium Mozaïek in Amsterdam

Maria ‘Shon Chia’ Emerencia zit in haar schommelstoel op de porch als ik met mijn pick-up het zandpad oprij dat naar haar landhuis leidt. Ze weet dat ik kom. Vanaf haar heuvel heeft ze mijn stofspoor allang gezien.
Ik parkeer in de schaduw van een amandelboom en als ik het portier opendoe, proef ik het fijne zand dat ik zelf heb doen opstuiven. Saharazand. Op de adem van de wind is het over zee gereisd. Om duizenden mijlen verderop de Curaçaose bodem te bedekken. De oorsprong ervan is onderweg verloren gegaan. Is vermengd met zoutkristallen, geschuurd door passaatwinden en gewassen door tropische regens. Ik weet dat ik daarom bij Shon Chia ben. Shon Chia heeft nog een stuk van de oorsprong in handen.

Met deze verhalenbundel Woestijnzand neemt Elodie Heloise de lezer mee in de verschillende lagen die de Curaçaose samenleving kent. Van eigentijdse perikelen tot verhalen die ver in de tijd teruggaan maar die nog altijd zijn weerslag hebben op het nu.

Elodie Heloise (1968) woont en werkt op Curaçao. Ze maakt portretten van ‘gewone’ Curaçaoënaars voor het Antilliaans Dagblad, werkt er op de redactie, schrijft voor onlinemagazine Cpost.nl. Momenteel werkt zij aan een roman. De rode draad in alles: een levende liefde voor het eiland Curaçao.

Hans Vaders – Terug tot Tovar. Novelle

HANS VADERS
Terug tot Tovar

Curaçao
Genaaid gebonden met stofomslag, 104 blz., € 16,50
september 2012
ISBN 978-90-6265-697-4

Presentatie 16 september in Podium Mozaïek Amsterdam

Een rum en absinth drinkende voormalige danseres op een koude hotelkamer. Een leraar en wetenschapper op zoek naar zijn roots in Colonia Tovar, Venezuela. Twee levens die elkaar net niet raken. Tussen haar speelgoedbeesten leeft Ilse Smiedt in een fantasiewereld bevolkt met herinneringen aan haar danscarrière en aan een gestrande liefdesrelatie. Bij het schrijven van zijn proefschrift blijkt Wim Liebknecht een geschiedvorser op zoek naar wie zijn vader was. Puzzelstukje voor summier puzzelstuk brengen de geschriften en flashbacks van Ramón Ro-mero, een bandleider en zakenman in ruste, een geschiedenis aan het licht die de levens heeft bepaald van de danseres en de wetenschapper. In een vroeger leven zat deze bandleider aan het stuur van een Studebaker. Met een snurkende Venezolaan van Duitse origine op de achterbank, koerste hij over de uitgestrekte llano’s met opdrachten van de Auslands-Organisation van de nazi’s.

Hans Vaders (Curaçao) speelt een subtiel spel met parallelle verhalen. Verleden en heden schuiven in elkaar en omhullen de lotgevallen van de hoofdpersonen met een fatale betovering. Zo is Terug tot Tovar een labyrint van terugblikken en gebeurtenissen. Personages scheren langs elkaar heen. In een flamboyante stijl roept Vaders een raadselachtige atmosfeer op die herinnert aan de wereld van Gabriel García Márquez en William Faulkner.

Over Otrobanda, Vaders’ tweede prozaboek, schreef Michiel van Kempen: ‘Bevat juweeltjes van beschrijvingskunst’.

‘Ik, Ramón Romero de las Rosas, heb de mannen voorzichtig in die greppel gelegd. Met eerbied ja, met eerbied, zoals je alleen voor een mens, een kameraad, al is het de vijand, kunt opbrengen. Aan alles komt evenwel een einde en het uitzicht over de glinsterende, snelstromende Tuy in het dal was overweldigend met Tovar in de verte.’

Boeli van Leeuwen – Een vreemdeling op aarde. Roman

BOELI VAN LEEUWEN
Een vreemdeling op aarde

Nederland/ Curaçao
Genaaid gebonden, met leeslint, 208 blz., € 17,90
Heruitgave, 5de editie, 1 oktober 2015
ISBN 978-90-6265-808-4

«Een van onze grootste schrijvers.»
– Tommy Wieringa

Een vreemdeling op aarde is het vierde boek uit het oeuvre van Boeli (dr. mr. W.C.J.) van Leeuwen (1922-2007) dat conform de gebonden edities van De eerste Adam, Schilden van leem en Het teken van Jona opnieuw verschijnt. De roman (1962) is samen met de romans De rots der struikeling (1959) en De eerste Adam (1966) wel ‘de trilogie van een displaced person’ genoemd.

Kai, zoon van een Venezolaanse moeder en een Friese vader is op Curaçao geboren. Hij zoekt zijn heil in Nederland – weg van het mislukte huwelijk van zijn ouders op Curaçao, weg van zijn blanke wortels in een zwarte samenleving. Maar in Amsterdam kan hij niet aarden in het Amsterdamse Leidsepleinleven van de jaren vijftig. Op de vlucht voor zijn alcoholverslaving hervindt Kai in Spanje zijn geschonden vertrouwen in de liefde en in de medemens in een tijdelijke relatie met een getrouwde vrouw die de uiteindelijke terugkeer naar Curaçao mogelijk maakt.

Van Een vreemdeling op aarde verscheen in 2006 een Engelse vertaling bij Peter Lang Press als A Stranger on Earth. Voor De rots der struikeling ontving Boeli van Leeuwen in Nederland de Vijverbergprijs (de tegenwoordige F. Bordewijkprijs. In 1983 werd hij voor zijn literaire werk bekroond met de Cola Debrotprijs, de belangrijkste Antilliaanse culturele onderscheiding. Na zijn pensionering dat jaar werkte hij als pro-Deo-advocaat in de armenwijken die hij ‘schaduwzijde van the neat Dutch treat in the Caribbean’ noemde. Ook wijdde hij zich opnieuw aan het schrijven, wat onder mee resulteerde in de romans Schilden van leem (1985), Het teken van Jona (1988) en zijn befaamde columnverzameling Geniale anarchie (1990) waarmee hij een nieuwe lezersgeneratie aan zich wist te binden. In 2007 werd hem door het Fonds voor de Letteren als waardering voor zijn hele oeuvre een eregeld toegekend.

Michiel van Kempen – Wat geen teken is maar leeft. Gedichten

MICHIEL VAN KEMPEN
Wat geen teken is maar leeft

Nederland
Ingenaaid, 56 blz., € 15,–
september 2012
ISBN 978-90-6265-698-1

Presentatie 23 september 2012 in Vereniging Ons Suriname in Amsterdam

Op de grens van poëzie en proza schrijft Michiel van Kempen vaak lange gedichten die hoogst persoonlijk van toon zijn. Niet voor het eerst wordt de liefde in de literatuur bezongen en ook het einde daarvan, maar wat deze bundel zo bijzonder maakt is het beschrijven van de breuklijn daartussen. Hoe er toch nog iets tussen mensen kan zijn als het overduidelijk voorbij is. De ooit zo begeerde wordt haast een vreemde. Zelfs woorden krijgen een nieuwe betekenis. Een bed wordt lits-jumeaux.

Hoe kan een taal die wij beiden
vanaf de eerste aai blindelings spraken
met open ogen zo ontregeld raken.

Van Kempen beschrijft de totale ontluistering na het verlies en spaart de ‘ik’ daarbij geen moment.

Thuis is niet waar jij je hebt verbeeld dat thuis was
Aankomst is gesmolten sneeuw en vreemdheid die verdampt

Hij laat zien dat het menselijk bedrijf slechts de spelers ervan betreft. De wereld draait door alsof er niets aan de hand is en ook de natuur laat zich nog steeds van haar beste kant zien.

en wij die binnen de klanken van dit waterland
wonen, laten geen traan, want wat niet zinkt
en wat niet drijft en wat niet zweeft
en wat geen teken is maar leeft
en is en is en is, begraaft de waan
het is van geen betekenis geweest

Michiel van Kempen is wetenschapper en schrijver. Hij is de auteur van verschillende bloemlezingen en essaybundels over Surinaamse literatuur en van diverse romans en verhalenbundels. Wat geen teken is maar leeft is zijn eerste dichtbundel.

Michaël Slory – Torent een man hoog met zijn poëzie. Bloemlezing

MICHAËL SLORY
Torent een man hoog met zijn poëzie

Suriname/Nederland
Genaaid gebonden met stofomslag en leeslint, 80 blz., € 19,50
september 2012
ISBN 978-90-6265-806-0

Presentatie 23 september 2012 in Vereniging Ons Suriname in Amsterdam

Bezorgd door en met een Nawoord van
Michiel van Kempen

Michaël Slory is een meertalige dichter, die sinds hij in 1961 zijn debuut maakte met Sarka/Bittere strijd, een belangrijk deel van zijn oeuvre heeft geschreven in het Sranantongo. In de tweede helft van de jaren ’80 van de 20ste eeuw legde hij zich geheel toe op het schrijven in het Nederlands en het Spaans. Het werk van Slory tot 1991 werd gebloemleesd in de bloemlezing met vertalingen Ik zal zingen om de zon te laten opkomen. In Torent een man hoog met zijn poëzie is een ruime keuze opgenomen van het Nederlandstalige werk dat hij schreef in de jaren 1995-2005, en verder een keuze uit gedichten in het Sranantongo waarvan de eerste versie ontstond in de jaren 1973-1975. Zo goed als alle gedichten heeft Slory zelf grondig gereviseerd in 2011, en hij heeft die gedichten nog aangevuld met nieuw geschreven werk. John Leefmans tekende voor nieuwe vertalingen van Slory’s Sranantongo poëzie naar het Nederlands.

Slory is zich scherp bewust van de taak die hij als dichter heeft te vervullen, een ethische taak met esthetische middelen: de wachter te zijn van een paradijs dat misschien alleen bestaat in het hoofd van de dichter, maar dat juist dáárom maakt dat voor de dichter geen alledaagse taak is weggelegd. Zelfs al betekent dat ook vaak een positie in isolement. Want een man die hoog torent met zijn poëzie, reikt met zijn taal naar iets waar anderen niet komen. Michaël Slory heeft deze bundel zelf willen zien als zijn testament op de 75-jarige leeftijd die hij in 2010 bereikte. Dat is deze bundel maar tot op zeer relatieve hoogte geworden. En dat kán deze bundel immers ook niet zijn, zolang de levende dichter nog elke dag zijn levensenergie omzet in nieuwe poëzie.

John Leefmans

John Leefmans (Suriname, 1933 – Nederland, 2012) was als diplomaat (voor Nederland) o.a. consul-generaal in Chili en ambassadeur in achtereenvolgens Ecuador, de staten van het Oost-Caribisch gebied (waaronder Trinidad-Tobago, Guadeloupe en Martinique) en in Afrika (Zimbabwe, Botswana en Namibië). Daarnaast was hij onder meer dichter. In Op’a batra/Open die fles beschrijft Leefmans onder meer zijn jeugd en zijn gevoelens voor Suriname. Door de gedichten in het Sranan te schrijven wilde Leefmans een bijdrage leveren tot verdere verdieping van het Sranan.

Open die fles, doe die fles open;
doe haar open en laat de geest vrij
als stoom, als water er uit lopen;
op je schouder zit ik er bij.

Kroop je nog nooit in een hoekje
om op te gaan in een boekje?
Grijp nu de kans, laat de tijd niet verlopen;
Doe de fles zo snel mooglijk open.

Was je tot gedichten nooit eerder doorgedrongen,
dan lees ik met je mee, voor deze enkele keer.
Heeft je hart nooit nog als ’n dronkenman gezongen,
maak kennis met het spook dat de harten drinken leert.

Open die fles en laat hem eruit:
hij zal op jouw schouder zitten.

Meander over Op’ a batra /Open die fles:
De onmiskenbaar Surinaamse gedichten zijn ongetwijfeld de beste; het lezen ervan is ondergedompeld worden in een vaak overweldigend taalbad, zodanig dat slappe en wat gemakzuchtige passages er niet toe schijnen te doen. De lezer moet zich op een stroom laten meevoeren en als die af en toe wat brak voortkabbelt, is dat alleen maar om vervolgens des te heviger te bruisen.
Sterk zijn de vele liefdesgedichten, die soms vrolijk, soms ‘ondeugend’ zijn (van erotiek is geen sprake) en vaak een weemoedige ondertoon hebben, vooral als het jeugdherinneringen betreft. Het vijf bladzijden tellende ‘liefdeslied’ over het onoverkomelijke verschil tussen wie licht en wie donker van huid is, wel of niet blootsvoets gaat, aan deze of de andere kant van de rivier woont, is een van de hoogtepunten van de bundel. Regelmatig toont Leefmans ook zijn geëngageerde kant ‘om al die berichten uit Sranan die het hart doorboren’, ‘om ieder verhaal uit Sranan dat de ziel verwondt’, ‘door al het nieuws van ‘t land dat ons afbreekt tot de grond.’

NBD Biblion over Op’ a batra /Open die fles:
Deze forse bundel bevat 33 gedichten plus 20 haiku’s in het Sranan met vertaling in het Nederlands. Het zijn twee geheel onafhankelijk van elkaar te lezen versies, en dat is een groot compliment voor een dichter die in twee talen even virtuoos dicht. De dichter (1933), die eerder indruk maakte op Poetry International en Winternachten, publiceerde eerder drie bundels, maar dit is zijn meesterproef. In veel gedichten wordt Suriname in verfijnde details opgeroepen, melancholisch maar nooit sentimenteel. Lokaal verankerd, maar nooit lokaal geplaatst: Villon, Elliot, Lewis Carroll dagen aan de horizon op. De natuur, maar vooral de mensen (de jongens van Bea, de liefjes van vroeger, de tantes enz.) brengen de lyriek naar buiten die vroeger bij Leefmans achter ironie en intellectualiteit verscholen bleef. De gedichten zijn opmerkelijk lang en de toon wordt uitstekend vastgehouden. Met gemak plaatst Leefmans zich met deze bundel aan het de laatste tijd jammer genoeg uitdunnende peloton van Sranan-dichters. Maar zijn Nederlands mag er ook wezen.

Want dan kon ze haar vrede en geluk delen met andere mensen in haar verhalen.

Ann Harris 1938-2012

Ann Harris sprak ik voor het eerst wat uitgebreider tijdens een etentje na de presentatie van de roman Schaamteloze warmte van Joan Werners in 2002. Natuurlijk kwam toen ter sprake dat zij voor kinderen schreef – een genre waarin de uitgeverij maar heel zelden actief is (geweest). Jaren later, eind 2006, toen we het idee hadden opgevat een bundel uit te geven met nieuwe Surinaamse en Antilliaanse verhalen ter gelegenheid van 5 jaar ‘het Boekenfeest’ bij Vereniging Ons Suriname in maart 2007, kwam ik weer in contact met haar over de mogelijkheid om ook een verhaal van haar in de bundel op te nemen. Ze schreef evenwel nog steeds voor kinderen. Het motto van de Amerindiaanse Craig Strete indachtig dat verhalen voor kleine mensen ook gelezen moeten kunnen worden door grote mensen (‘de meeste grote mensen dromen niet meer van een mooiere wereld; kinderen gelukkig nog wel!’), besloten we toch ook een verhaal van Ann Harris op te nemen, en dan als slotverhaal, in een verhalenbundel voor grote mensen: Waarover we niet moeten praten .

De laatste regels van haar verhaal Banda en de maan luiden:
«Bij het licht van de glinsterende ochtend, bij de stralen van de zomerzon die weer nieuwe taferelen tekende op de plek waar haar broertjes en zusjes lagen te slapen, besloot Banda om schrijfster te worden. Want dan kon ze haar vrede en geluk delen met andere mensen in haar verhalen. Ze liep naar huis, pakte haar schrijfwerk, en ging voortaan zonder monster naar school.»

In de bundel namen we het volgende cv van haar op:
Ann Harris is creoolse en ze is in 1938 geboren in Paramaribo, Suriname, uit een Franssprekende moeder en een Engelssprekende vader. Ze groeide op in Albina, een dorpje aan de Marowijnerivier in Suriname. Sinds 1961 woont zij in Nederland. Ze studeerde Nederlands en is tot haar pensioen werkzaam geweest in het onderwijs.
Sindsdien wijdt zij zich aan poëzie, zingen, vertellen en schrijven van korte verhalen. Ze publiceerde o.a. in de dichtbundel Als stilte in sterrennacht. In het najaar 2006 zijn van haar korte verhalen verschenen onder de titel De Goslar, Wrawrafru en andere verhalen (Direct Dutch Publications, Den Haag). Sinds 2003 is zij als medewerker verbonden aan de populaire culturele digitale kinderkrant Draj in Den Haag (www.draj.nl) waar zij regelmatig haar verhalen publiceert.

Bij de presentatie van Waarover we niet moeten praten op 1 april 2007 in Vereniging Ons Suriname was Ann Harris helaas verhinderd. Bij mijn weten werd het auteursexemplaar bij die gelegenheid namens haar in ontvangst genomen door haar broer, Oscar Harris. Haar royalty voor haar bijdrage in de bundel doneerde ze aan Vereniging Ons Suriname.

Op het blog van ‘Caraïbisch Uitzicht’ las ik dat Ann Harris op 22 januari 2012 is overleden.

franc knipscheer

«De bondige zinnen schieten altijd raak en verbazen je van de eerste tot de laatste regel.» – Leon Mosselman

Over ‘De laatste parade’ van Ruth San A Jong op Recensieweb, 19 februari 2012:
De dood speelt in alle verhalen een rol. De tradities die hierbij horen zijn uiteraard anders dan bij ons, en zo kan men via deze verhalen het eigene van de Surinaamse cultuur ervaren. Dit folkloristische aspect geeft een extra dimensie aan deze verhalen, die in hun geconcentreerde vorm stilistisch hoogstaand zijn. In een pagina of tien voert San A Jong je binnen in een compleet andere wereld. De kwalitatief sterke, bijzondere verhalen die je bovendien een andere cultuur doen ondergaan, maken dit bundeltje tot een waar leesgenot.

Lees hier de recensie

Meer over ‘De laatste parade’

In Memoriam Anil Ramdas

Op mijn uitnodiging om mee te doen aan onze maandelijkse ‘talkshow met schrijvers’ Mondiaal Literair op 26 mei 2010, met als thema India, antwoordde Anil Ramdas op 9 maart van dat jaar heel charmant en solidair, niets van een hautaine houding die hem in die jaren wel eens werd toegeschreven.

Beste Franc, Ik heb het opgeschreven in mijn agenda. Ik moet helaas wel een klein voorbehoud maken: ik maak een wekelijks praatprogramma, dat normaliter op de donderdagavond wordt opgenomen, maar een enkele keer, zoals deze week, op de woensdagavond. Ik hoop dat het dus goed gaat op 26 mei. Stuur je me verdere details? Groet, Anil.

Het ging goed. Behalve dat hij van ons bestaan wist en wij van het zijne, was er verder uiterst zelden direct contact. Zakelijk als het om Nawal el Saadawi ging die hij uitkoos voor In mijn vaders huis. Anil Ramdas was slechts in één boek auteur bij In de Knipscheer, namelijk in Woorden op de westenwind (1994) waarin hij een van de (tien) Surinaamse schrijvers is die prachtig zijn geportretteerd met haarscherpe essays van Michiel van Kempen, met veelzeggende foto’s van Michel Szulc-Krzyzanowski en met nieuw eigen werk van de auteurs.

Uit het portret van Michiel Kempen wordt duidelijk hoe snel de roem kwam voor Anil Ramdas, die in 1977 naar Nederland verkaste om hier te studeren, in 1980 voor een aantal maanden terugkeerde naar Suriname voor een onderzoek in Nieuw-Nickerie ten behoeve van zijn kandidaatsscriptie, in 1983 een klein jaar op Curaçao onderzoek deed naar de positie van vrouwen (daar Papiaments leerde, over deze studie en dit verblijf publiceerde in 1984, 1985 en 1987 en daarover in 1988 zijn eerste ‘echte’ boek De strijd van de dansers schreef) en in 1985 cum laude afstudeerde met de scriptie Goden en marionetten, nog steeds voer voor studenten politicologie.

Foto: Michel Szulc-Krzyzanowski

Het moet 1993 geweest zijn. Een volle theaterzaal met in het programma onder anderen Anil Ramdas. Misschien wel ter gelegenheid van de 90ste verjaardag van Albert Helman? Niet lang daarvoor was van Ramdas in de reeks BBLiterair van Uitgeverij De Bezige Bij het bejubelde De papegaai, de stier en de klimmende bougainvillea verschenen. Maar zijn faam (en mijn groot respect) als publicist had hij al verworven in de jaren tachtig met tal van artikelen en essays. Albert Helman zei me die dag dat hij Anil Ramdas zag als zijn ‘kroonprins’. En zo zag Ramdas er ook uit: iemand die wist wat hij hoe moest zeggen, en veel jonger nog dan zijn werkelijke leeftijd toen. Die indruk is onuitwisbaar gebleven. En zo zal ik me hem herinneren.

franc knipscheer

Adriaan Bontebal in memoriam

Foto: Hapé Smeele
Oom Adriaan

Wanneer, op familiefeestjes, mijn neefjes en nichtjes jengelen: ‘Oom Adriaan: een leuk verhaal?’… Wanneer ik er echt niet meer onderuit kom, dan vertel ik, met veel oog voor detail, het verhaal van de zeven jonge katjes, het huisdierenoverschot en de voorhamer van de buurman.
Ik mag dan weer vroeg naar huis.

We schrijven mei 1990 en ik citeer de Nieuwe Revue van juni dat jaar:
«Het was onlangs in Den Haag een droevige toestand. In Het Paard werd de nieuwe verhalenbundel van Adriaan Bontebal, De Ark, gepresenteerd.
Onder de medewerkenden bevonden zich twee van Neerlands meest sombere schrijvers, Hans Dorrestijn en Levi Weemoedt.
“Het meest treurige van deze avond vind ik nog dat er weer een goede droevige schrijver is bijgekomen,” verzuchtte Dorrestijn.
“Weet waar je aan begint, jongen,” sprak Weemoedt in de kleedkamer vaderlijk tot Bontebal. “Het meest trieste van het schrijverschap is dat na verloop van tijd de groupies steeds meer op je schoonmoeder beginnen te lijken.”»

Twee jaar eerder in 1988 debuteerde Adriaan Bontebal, die in het dagelijkse leven Aad van Rijn heette, voortgekomen uit de Haagse krakersscene, met de verhaaltjesbundel Een goot met uitzicht. Voor dat boek maakte de uitgeverij een optreedaffiche met een foto waarop Adriaan Bontebal was afgebeeld samen met zijn lijfwacht die hem ook op het podium zwijgzaam vergezelde. Geheel strokend met de humor van Bontebal luidde de onderste regel van de affiche: Uitgeverij In de Knipscheer: met minstens één been op de grond, een zinspeling op het feit dat Bontebal sinds 1969 met één been door het leven ging. Dat werd natuurlijk gebracht als een theatrale grap. Voor Bontebal was die lijfwacht zijn tweede been, ook voor zijn mentale evenwicht om de voortdurende plankenkoorts te onderdrukken. Toch had hij juist dat podium nodig om zijn schrijverschap te bewijzen, want een veelschrijver was hij niet.

Om die reden regen de jaren waarin er geen contact was tussen Adriaan Bontebal en de uitgeverij zich aaneen, ook doordat zijn vaste redacteuren Jos Knipscheer (overleden) en Howard Krol (eigen ondernemer) er niet meer waren. Des te opmerkelijker (en ook des te ontroerender) was het dat Adriaan Bontebal wel prominent aanwezig was toen de uitgeverij in 2002 op de ambassade van Suriname geridderd werd voor haar verdiensten voor de Surinaamse letteren en hij dat feestje apetrots meevierde alsof hijzelf het lintje opgespeld had gekregen.

Adriaan Bontebal is zaterdag 11 februari 2012 overleden, 59 jaar oud.

franc knipscheer