Hans Vaders – Terug tot Tovar. Novelle

HANS VADERS
Terug tot Tovar

Curaçao
Genaaid gebonden met stofomslag, 104 blz., € 16,50
september 2012
ISBN 978-90-6265-697-4

Presentatie 16 september in Podium Mozaïek Amsterdam

Een rum en absinth drinkende voormalige danseres op een koude hotelkamer. Een leraar en wetenschapper op zoek naar zijn roots in Colonia Tovar, Venezuela. Twee levens die elkaar net niet raken. Tussen haar speelgoedbeesten leeft Ilse Smiedt in een fantasiewereld bevolkt met herinneringen aan haar danscarrière en aan een gestrande liefdesrelatie. Bij het schrijven van zijn proefschrift blijkt Wim Liebknecht een geschiedvorser op zoek naar wie zijn vader was. Puzzelstukje voor summier puzzelstuk brengen de geschriften en flashbacks van Ramón Ro-mero, een bandleider en zakenman in ruste, een geschiedenis aan het licht die de levens heeft bepaald van de danseres en de wetenschapper. In een vroeger leven zat deze bandleider aan het stuur van een Studebaker. Met een snurkende Venezolaan van Duitse origine op de achterbank, koerste hij over de uitgestrekte llano’s met opdrachten van de Auslands-Organisation van de nazi’s.

Hans Vaders (Curaçao) speelt een subtiel spel met parallelle verhalen. Verleden en heden schuiven in elkaar en omhullen de lotgevallen van de hoofdpersonen met een fatale betovering. Zo is Terug tot Tovar een labyrint van terugblikken en gebeurtenissen. Personages scheren langs elkaar heen. In een flamboyante stijl roept Vaders een raadselachtige atmosfeer op die herinnert aan de wereld van Gabriel García Márquez en William Faulkner.

Over Otrobanda, Vaders’ tweede prozaboek, schreef Michiel van Kempen: ‘Bevat juweeltjes van beschrijvingskunst’.

‘Ik, Ramón Romero de las Rosas, heb de mannen voorzichtig in die greppel gelegd. Met eerbied ja, met eerbied, zoals je alleen voor een mens, een kameraad, al is het de vijand, kunt opbrengen. Aan alles komt evenwel een einde en het uitzicht over de glinsterende, snelstromende Tuy in het dal was overweldigend met Tovar in de verte.’

Boeli van Leeuwen – Een vreemdeling op aarde. Roman

BOELI VAN LEEUWEN
Een vreemdeling op aarde

Nederland/ Curaçao
Genaaid gebonden, met leeslint, 208 blz., € 17,90
Heruitgave, 5de editie, 1 oktober 2015
ISBN 978-90-6265-808-4

«Een van onze grootste schrijvers.»
– Tommy Wieringa

Een vreemdeling op aarde is het vierde boek uit het oeuvre van Boeli (dr. mr. W.C.J.) van Leeuwen (1922-2007) dat conform de gebonden edities van De eerste Adam, Schilden van leem en Het teken van Jona opnieuw verschijnt. De roman (1962) is samen met de romans De rots der struikeling (1959) en De eerste Adam (1966) wel ‘de trilogie van een displaced person’ genoemd.

Kai, zoon van een Venezolaanse moeder en een Friese vader is op Curaçao geboren. Hij zoekt zijn heil in Nederland – weg van het mislukte huwelijk van zijn ouders op Curaçao, weg van zijn blanke wortels in een zwarte samenleving. Maar in Amsterdam kan hij niet aarden in het Amsterdamse Leidsepleinleven van de jaren vijftig. Op de vlucht voor zijn alcoholverslaving hervindt Kai in Spanje zijn geschonden vertrouwen in de liefde en in de medemens in een tijdelijke relatie met een getrouwde vrouw die de uiteindelijke terugkeer naar Curaçao mogelijk maakt.

Van Een vreemdeling op aarde verscheen in 2006 een Engelse vertaling bij Peter Lang Press als A Stranger on Earth. Voor De rots der struikeling ontving Boeli van Leeuwen in Nederland de Vijverbergprijs (de tegenwoordige F. Bordewijkprijs. In 1983 werd hij voor zijn literaire werk bekroond met de Cola Debrotprijs, de belangrijkste Antilliaanse culturele onderscheiding. Na zijn pensionering dat jaar werkte hij als pro-Deo-advocaat in de armenwijken die hij ‘schaduwzijde van the neat Dutch treat in the Caribbean’ noemde. Ook wijdde hij zich opnieuw aan het schrijven, wat onder mee resulteerde in de romans Schilden van leem (1985), Het teken van Jona (1988) en zijn befaamde columnverzameling Geniale anarchie (1990) waarmee hij een nieuwe lezersgeneratie aan zich wist te binden. In 2007 werd hem door het Fonds voor de Letteren als waardering voor zijn hele oeuvre een eregeld toegekend.

Michiel van Kempen – Wat geen teken is maar leeft. Gedichten

MICHIEL VAN KEMPEN
Wat geen teken is maar leeft

Nederland
Ingenaaid, 56 blz., € 15,–
september 2012
ISBN 978-90-6265-698-1

Presentatie 23 september 2012 in Vereniging Ons Suriname in Amsterdam

Op de grens van poëzie en proza schrijft Michiel van Kempen vaak lange gedichten die hoogst persoonlijk van toon zijn. Niet voor het eerst wordt de liefde in de literatuur bezongen en ook het einde daarvan, maar wat deze bundel zo bijzonder maakt is het beschrijven van de breuklijn daartussen. Hoe er toch nog iets tussen mensen kan zijn als het overduidelijk voorbij is. De ooit zo begeerde wordt haast een vreemde. Zelfs woorden krijgen een nieuwe betekenis. Een bed wordt lits-jumeaux.

Hoe kan een taal die wij beiden
vanaf de eerste aai blindelings spraken
met open ogen zo ontregeld raken.

Van Kempen beschrijft de totale ontluistering na het verlies en spaart de ‘ik’ daarbij geen moment.

Thuis is niet waar jij je hebt verbeeld dat thuis was
Aankomst is gesmolten sneeuw en vreemdheid die verdampt

Hij laat zien dat het menselijk bedrijf slechts de spelers ervan betreft. De wereld draait door alsof er niets aan de hand is en ook de natuur laat zich nog steeds van haar beste kant zien.

en wij die binnen de klanken van dit waterland
wonen, laten geen traan, want wat niet zinkt
en wat niet drijft en wat niet zweeft
en wat geen teken is maar leeft
en is en is en is, begraaft de waan
het is van geen betekenis geweest

Michiel van Kempen is wetenschapper en schrijver. Hij is de auteur van verschillende bloemlezingen en essaybundels over Surinaamse literatuur en van diverse romans en verhalenbundels. Wat geen teken is maar leeft is zijn eerste dichtbundel.

Michaël Slory – Torent een man hoog met zijn poëzie. Bloemlezing

MICHAËL SLORY
Torent een man hoog met zijn poëzie

Suriname/Nederland
Genaaid gebonden met stofomslag en leeslint, 80 blz., € 19,50
september 2012
ISBN 978-90-6265-806-0

Presentatie 23 september 2012 in Vereniging Ons Suriname in Amsterdam

Bezorgd door en met een Nawoord van
Michiel van Kempen

Michaël Slory is een meertalige dichter, die sinds hij in 1961 zijn debuut maakte met Sarka/Bittere strijd, een belangrijk deel van zijn oeuvre heeft geschreven in het Sranantongo. In de tweede helft van de jaren ’80 van de 20ste eeuw legde hij zich geheel toe op het schrijven in het Nederlands en het Spaans. Het werk van Slory tot 1991 werd gebloemleesd in de bloemlezing met vertalingen Ik zal zingen om de zon te laten opkomen. In Torent een man hoog met zijn poëzie is een ruime keuze opgenomen van het Nederlandstalige werk dat hij schreef in de jaren 1995-2005, en verder een keuze uit gedichten in het Sranantongo waarvan de eerste versie ontstond in de jaren 1973-1975. Zo goed als alle gedichten heeft Slory zelf grondig gereviseerd in 2011, en hij heeft die gedichten nog aangevuld met nieuw geschreven werk. John Leefmans tekende voor nieuwe vertalingen van Slory’s Sranantongo poëzie naar het Nederlands.

Slory is zich scherp bewust van de taak die hij als dichter heeft te vervullen, een ethische taak met esthetische middelen: de wachter te zijn van een paradijs dat misschien alleen bestaat in het hoofd van de dichter, maar dat juist dáárom maakt dat voor de dichter geen alledaagse taak is weggelegd. Zelfs al betekent dat ook vaak een positie in isolement. Want een man die hoog torent met zijn poëzie, reikt met zijn taal naar iets waar anderen niet komen. Michaël Slory heeft deze bundel zelf willen zien als zijn testament op de 75-jarige leeftijd die hij in 2010 bereikte. Dat is deze bundel maar tot op zeer relatieve hoogte geworden. En dat kán deze bundel immers ook niet zijn, zolang de levende dichter nog elke dag zijn levensenergie omzet in nieuwe poëzie.

«De bondige zinnen schieten altijd raak en verbazen je van de eerste tot de laatste regel.» – Leon Mosselman

Over ‘De laatste parade’ van Ruth San A Jong op Recensieweb, 19 februari 2012:
De dood speelt in alle verhalen een rol. De tradities die hierbij horen zijn uiteraard anders dan bij ons, en zo kan men via deze verhalen het eigene van de Surinaamse cultuur ervaren. Dit folkloristische aspect geeft een extra dimensie aan deze verhalen, die in hun geconcentreerde vorm stilistisch hoogstaand zijn. In een pagina of tien voert San A Jong je binnen in een compleet andere wereld. De kwalitatief sterke, bijzondere verhalen die je bovendien een andere cultuur doen ondergaan, maken dit bundeltje tot een waar leesgenot.

Lees hier de recensie

Meer over ‘De laatste parade’

In Memoriam Anil Ramdas

Op mijn uitnodiging om mee te doen aan onze maandelijkse ‘talkshow met schrijvers’ Mondiaal Literair op 26 mei 2010, met als thema India, antwoordde Anil Ramdas op 9 maart van dat jaar heel charmant en solidair, niets van een hautaine houding die hem in die jaren wel eens werd toegeschreven.

Beste Franc, Ik heb het opgeschreven in mijn agenda. Ik moet helaas wel een klein voorbehoud maken: ik maak een wekelijks praatprogramma, dat normaliter op de donderdagavond wordt opgenomen, maar een enkele keer, zoals deze week, op de woensdagavond. Ik hoop dat het dus goed gaat op 26 mei. Stuur je me verdere details? Groet, Anil.

Het ging goed. Behalve dat hij van ons bestaan wist en wij van het zijne, was er verder uiterst zelden direct contact. Zakelijk als het om Nawal el Saadawi ging die hij uitkoos voor In mijn vaders huis. Anil Ramdas was slechts in één boek auteur bij In de Knipscheer, namelijk in Woorden op de westenwind (1994) waarin hij een van de (tien) Surinaamse schrijvers is die prachtig zijn geportretteerd met haarscherpe essays van Michiel van Kempen, met veelzeggende foto’s van Michel Szulc-Krzyzanowski en met nieuw eigen werk van de auteurs.

Uit het portret van Michiel Kempen wordt duidelijk hoe snel de roem kwam voor Anil Ramdas, die in 1977 naar Nederland verkaste om hier te studeren, in 1980 voor een aantal maanden terugkeerde naar Suriname voor een onderzoek in Nieuw-Nickerie ten behoeve van zijn kandidaatsscriptie, in 1983 een klein jaar op Curaçao onderzoek deed naar de positie van vrouwen (daar Papiaments leerde, over deze studie en dit verblijf publiceerde in 1984, 1985 en 1987 en daarover in 1988 zijn eerste ‘echte’ boek De strijd van de dansers schreef) en in 1985 cum laude afstudeerde met de scriptie Goden en marionetten, nog steeds voer voor studenten politicologie.

Foto: Michel Szulc-Krzyzanowski

Het moet 1993 geweest zijn. Een volle theaterzaal met in het programma onder anderen Anil Ramdas. Misschien wel ter gelegenheid van de 90ste verjaardag van Albert Helman? Niet lang daarvoor was van Ramdas in de reeks BBLiterair van Uitgeverij De Bezige Bij het bejubelde De papegaai, de stier en de klimmende bougainvillea verschenen. Maar zijn faam (en mijn groot respect) als publicist had hij al verworven in de jaren tachtig met tal van artikelen en essays. Albert Helman zei me die dag dat hij Anil Ramdas zag als zijn ‘kroonprins’. En zo zag Ramdas er ook uit: iemand die wist wat hij hoe moest zeggen, en veel jonger nog dan zijn werkelijke leeftijd toen. Die indruk is onuitwisbaar gebleven. En zo zal ik me hem herinneren.

franc knipscheer

«Het is te hopen dat ‘Extaze’ het een tijdje gaat volhouden.» – Coen Peppelenbos

Extaze 2Over Extaze [2012] nr. 2 op Literair weblog Tzum, 13 februari 2012:
Dwars tegen de ontwikkelingen in startte vorig jaar in Den Haag het literaire tijdschrift ‘Extaze’. Dat is maar goed ook, want al is het literaire tijdschrift als medium bijna overleden, een tijdschrift kan wel aandacht besteden aan schrijvers die elders niet meer aan bod komen. In het tweede nummer staat een verhaal uit de nalatenschap van Willem Bijsterbosch, een schrijver die in de jaren tachtig juichende recensies kreeg in de krantenbijvoegsels, maar die bij zijn plotselinge dood in 2010 geen enkel in memoriam kreeg in diezelfde kranten. In het nul-nummer stond al een artikel over deze Haagse schrijver en nu komt het tijdschrift met het nog ongepubliceerd verhaal ‘De hond’. (…) Alleen dit verhaal maakt de aanschaf van het blad meer dan waard. Centraal in het tijdschrift staat de kunstenaar Philip Akkerman. Wim Noordhoek schrijft een interviewachtig stuk over hem, in het blad staan veel zelfportretten van Akkerman en ook worden nogal wat bladzijden ingeruimd voor zijn dagboekaantekeningen. (…) De afbeeldingen van de schilderijen vergoeden echter veel. Een ander hoogtepunt in het tijdschrift is het korte verhaal van Kees ‘t Hart. (…) Het is te hopen dat ‘Extaze’ het een tijdje gaat volhouden.
Lees hier de recensie
Meer over Extaze

«‘Te leven op duizend plaatsen’ is het lezen zeker waard.» – Joost van der Vleuten

Over ‘Te leven op duizend plaatsen. Jo Otten 1901 – 1940’ van Rob Groenewegen op Literair Nederland, 26 januari 2012:
Groenewegen doet alle moeite doet om de wereld van de schrijver tot leven te wekken. Hij geeft een beeld van Rotterdam in de eerste decennia van de twintigste eeuw, dat zich schoksgewijs ontwikkelde tot wereldhaven. Hij beschrijft het culturele leven: het was de tijd van de filmliga, de charleston en de grammofoonplatenfeestjes, de tijd ook van nieuwe zakelijkheid, vitalisme en futurisme. Groenewegen schetst de gecompliceerde veelvormigheid van de Nederlandse literatuur uit die tijd, met allerlei avant-gardebewegingen die over elkaar heen tuimelen. En hij doet een verdienstelijke poging de waardering van Otten en vele anderen voor het fascisme en andere autoritair-populistische stromingen te begrijpen in de context van hun tijd. (…) Rob Groenewegen heeft het allemaal grondig uitgezocht, opgeschreven en met gulle hand van illustraties voorzien.

Lees hier de recensie

Meer over deze biografie

«Een surrealistische queeste naar de oerbron van muzikaal meesterschap.» – Jan van Bergen en Henegouwen

Over ‘Als gitaren schreeuwen’ van Glenn Pennock voor NBD Biblion, 24 januari 2012:
Deze roman is een surrealistische queeste naar de oerbron van muzikaal meesterschap en waarin bijna alle thema’s van de rock ‘n’ roll langs komen: verlichting, seks, geweld, (Indische) familieverbanden en onbereikbare liefde. Onderweg schieten overledenen (ondermeer zijn gitaarhelden Hendrix, Healy en Harrison) te hulp. Door met je smartphone een tag te scannen op het stofomslag is de muziek van deze helden te beluisteren. Een roman waarin wordt geschakeld tussen droom en werkelijkheid. De stijl is helder en bevat veel dialoog. Roman voor een publiek dat van boeken over popmuziek en levenskunst houdt.

Lees hier de recensie

Meer over deze novelle

Lof van lezers voor de biografie van Rob Groenewegen over Jo Otten

Herman Romer:
Rob Groenewegen moet op een ongelofelijke wijze door de figuur van Jo Otten gefascineerd zijn geweest. Eindelijk een hoogwaardige medestander die ook vindt, dat het vaak weggedrukte literaire leven in Rotterdam meer in de schijnwerper moet worden geplaatst!
Otten voelde zich duidelijk al jong anders dan anderen, een bewustzijn dat hij in wezen tijdens zijn hele leven heeft behouden. Hij lijkt me een rasindividualist te zijn geweest, die in aanleg al afstand nam van vastgeroeste opvattingen en prietpraat. En dat terwijl zich zich in zijn vrij korte leven juist op diverse terreinen ingrijpende ontwikkelingen voordeden. Ontwikkelingen die bijna smeekten om afwijkers van de norm, mensen met een geheel eigen visie op het maatschappelijk leven. Ook in zijn tijd was er kennelijk al sprake van lieden die anderen buitensloten en elkaar bij voortduring het balletje toespeelden.
Mensen als Otten voelen zich als non-conformist al jong eenzaam en geïsoleerd in een gemeenschap, die wegduikt voor dwarse en oorspronkelijke visies.
Ik heb grote bewondering voor wat Groenewegen allemaal in de biografie ‘Te leven op duizend plaatsen‘ nog boven water heeft gekregen. Niet minder voor het titanenwerk dat hij ervoor heeft moeten verrichten. Uit mijn bescheiden ervaring op dit terrein weet ik, hoeveel niet aflatende inzet dit kost, wat dikwijls door anderen niet wordt gezien, laat staan erkend. Alle hulde!
Bron: e-mail aan de auteur (29-01-2012)

Rinus Spruit (Nieuwdorp):
De afgelopen dagen las ik de door u geschreven biografie van Jo Otten met de prachtige titel Te leven op duizend plaatsen. Ik heb veel respect voor wat u tot stand heeft gebracht. Het moet welhaast een levenswerk geweest zijn. U hebt met uw biografie een boeiend portret gecomponeerd van een man die eigenlijk voortdurend bezig was zich te bewijzen, die voortdurend duidelijk wilde maken dat hij wel degelijk “iets waard” was. Ik denk dat de man leed aan minderwaardigheidsgevoelens die hij voortdurend trachtte te compenseren door te zoeken naar erkenning voor zijn literaire prestaties. Mijn dank en respect voor uw werk.
Bron: e-mail aan de uitgever

André van der Laan:
Ontegenzeggelijk een briljante biografie. Biograaf Rob Groenewegen legt pijnlijk bloot hoezeer Ter Braak en Forum het aangezicht van het interbellum hebben bepaald en figuren als Otten e.v.a. van deze starre zienswijze het slachtoffer zijn geworden. Ottens novelle ‘Bed en wereld’ uit 1932 is een waar meesterwerk, diens essay ‘Mobiliteit en revolutie’ (1932) zeer verrassend. Ook andere boeken en figuren die Groenewegen in deze biografie de revue laat passeren doen je terugverlangen naar een lang vervlogen tijd. Tien met een griffel deze biografie.
Bron

Hans C. Janssen:
Eén van de betere Nederlandse biografieën. Allemachtig wat is dit op de juiste – nuchtere – manier geschreven. De hoofdstukken over Rotterdam, het fascisme, de Filmliga en Ottens ‘Bed en wereld’ zijn zelfs briljant te noemen. Wat draagt Groenewegen onnoemelijk veel nieuwe informatie aan. Verplichte kost voor iedereen die in het interbellum geïnteresseerd is, ongeacht zijn of haar interessesfeer.
Bron

H. Leijtens:
Een verrassend sterke biografie. Al na een paar bladzijden voel je dat je een heel apart verhaal te wachten staat, zoveel spanning is er dan al ontstaan. Na enkele hoofdstukken raakte ik dus al aan dit verhaal verslaafd. Het knappe van deze biografie is ook dat biograaf Groenewegen op een briljante wijze ongemerkt heel veel nieuwe informatie aandraagt over het interbellum, wat deze biografie tot iets onvergelijkbaars maakt. De zeer vele voetnoten die Groenewegen ons schenkt zijn om je vingers bij af te likken. Groenewegen heeft een nuchtere stijl en is in staat om de meest complexe materie helder en vaak met weinig omhaal van woorden uit de doeken te doen. Dat maakt het lezen van zijn biografe, die veel méér is dan een biografie, over de complexe figuur Jo Otten tot een waar feest. Het boek is schitterend vormgegeven en voorzien van een hoop fotomateriaal.
Bron

Tim Donker 05-01-2012 22:41:
Bed en wereld’ was geniaal! geniaal, mensen! geniaal, geniaal!!!
Bron