Jan Kees van de Werk
gevleugeld vuur poëzie, Nederland
Ingenaaid, 128 blz.,
€ 16,50
ISBN 90-6265-571-8
Eerste druk 2006
De nieuwe dichtbundel van Jan Kees van de Werk bestaat uit twee delen: gevleugeld vuur en woorden op de wind.
Het eerste deel verwoordt zijn directe levensomgeving, het tweede deel roept zijn Afrikaanse ervaringen op. Twee werelden die elkaar overlappen, aanvullen en in evenwicht houden, en waarin de natuur een bindend element is. De staccato vormgegeven en hoofdletterloze gedichten worden voor de lezer een vloeiend verhaal waaraan hij zijn eigen interpunctie kan geven. “Een kunstenaar maakt slechts de helft van zijn kunstwerk.”
Wat over zijn eerder verschenen poëzie geschreven is geldt evenzeer voor gevleugeld vuur:
“Bij Jan Kees van de Werk is de verbeelding aan de macht. Met de verwondering van een kind en het inzicht van een volwassene zuigt hij indrukken op, met de kracht van het woord verbeeldt hij zijn ervaringen, ontmoetingen, gevoelens.” – Amersfoortse Courant
“Hij neemt de tijd om betekenis toe te kennen aan de bewegingen in het zand, aan het onzekere licht van een nieuwe dag op de horizon, (…), aan de schaduwen van het leven die over de gezichten van de mensen trekken.” – Breyten Breytenbach
“Geurende poëzie van de enige Nederlandse griot.” – de Volkskrant
Jan Kees van de Werk is ‘de peetvader’ van de Afrikaanse literatuur in Nederlandse vertaling. Hij startte in 1978 de Afrikaanse Bibliotheek waarin in 20 jaar 50 delen zijn verschenen en maakte zo de literatuur uit Afrika bekend in Nederland en België. Voor zijn journalistieke werk over Afrika en voor de Afrikaanse literatuur werd hij meermalen bekroond zowel in Nederland (Dick Scherpenzeelprijs, 1992) als in Afrika (o.a. APNET Award for Support to African Publishing, 2002). Als dichter werd hem in 2002 de Imbongi Yesizwe Poetry International Award toegekend.
De pers over Gevleugeld vuur«Bij deze dichter speelt de natuur een allesoverheersende rol. Het is de natuur van wandelen en vondsten oprapen, van ruiken, horen, voelen en proeven. De dichter roept, via indringende impressies, kleine herinneringen op aan zijn gezin, maar ook aan de sfeer van vroeger: de bewonderde, nu dementerende moeder die zo mooi piano speelde. In het tweede deel verplaatst het decor zich, bijna ongemerkt, naar het Afrikaanse landschap: het is dezelfde manier van kijken, nu naar een kleurrijker flora en fauna en met meer tromgeroffel. Daartussendoor poogt hij de vreemde cultuur te doorgronden. De vorm is liedjesachtig: korte regels, weing lidwoorden, maar wel veel alliteratie en assonantie. De intieme natuurimpressies van deze reiziger, Afrikakenner en dichter lijken door hun vorm en zangerigheid meer geschikt om te beluisteren dan om te lezen.» – Els van Geene NBD/Biblion
Jan Kees van de Werk: dichter, reiziger, waarnemer
«Jan Kees van de Werk is dichter, reiziger, waarnemer. In een vroeger leven was hij uitgever van de Afrikaanse Bibliotheek en vurig pleitbezorger voor een paar van de meest verrassende schrijvers die het continent heeft voorgebracht: veel te vroeg overleden kunstenaars als Sony Labou Tansi uit Congo en Yvonne Vera uit Zimbabwe; of Werewere Liking die in Ivoorkust werkt. Mensen die op hun eigen manier de taal naar hun hand hebben gezet.
Poëzie is een geconcentreerde vorm van de taal naar je hand zetten en Jan Kees van de Werk doet dat op een heel eigenzinnige manier. Hij stript de taal. Geen hoofdletters, punten of komma’s. Vaak niet meer dan één enkel woord op een dichtregel. Schaars gebruik van bijvoeglijke naamwoorden waar anderen zo vaak en zo kwistig mee strooien.
Als je zijn nieuwste bundel – Gevleugeld vuur – opendoet loop je dus geen overdadig geornamenteerde kathedraal binnen. Eerder bevind je je in een eenvoudige witgeschilderde dorpskerk, waar geen beeldenstorm woedt die je naar adem doet happen.
Toch is er veel te zien. Hollandse landschappen in het eerste deel van de bundel: de bossen in de buurt van het huis van de dichter, de hemel
erboven, reigers, vee en grijze regen. De Afrikaanse landschappen in het tweede deel zetten je in de schroeiende woestijnzon. Ook daar heerst de
hemel, lopen olifanten en kamelen over de pagina’s. Die landschappen worden ook bevolkt. In Afrika trekken de vrouwen de aandacht. Van de Werk beschrijft ze met een combinatie van verrukking en bewondering, zoals de zinnelijke godinnen op het eiland Gorée voor de kust van Senegal. Daar gaan ze, in “sirenen van goree”, bevrijd van de loden herinnering aan de slavernij, waar het eiland ooit de (Hollandse!) draaischijf van was. In Nederland staat zijn eigen familie meer op de voorgrond, vooral zijn dochters die hij liefdevol portretteert.
En de dichter zelf? Hij gaat, hij valt, hij krijgt een doorn in zijn voet ergens in een droge bijna-woestijn. En thuis wordt hij beslopen door een vuile ziekte, die hij verbeeldt in “menière”, een huiveringwekkende ervaring die alleen beëindigd wordt door de geruststellende aanwezigheid van één van zijn dochters.
‘geen visa/nodig/voor stilte/en geluiden’ begint het Afrika-deel van de bundel ferm. De dichter verlaat Nederland, trekt door delen van Afrika, maakt daar prachtige reisverslagen van (ze heten “de karavaan van de verbeelding” en “kaurischelpen en kamelen”) en sleept zijn eigen taal, het Nederlands met zich mee. Zo kan het zelfs gebeuren dat een groep toehoorders ergens in een dorp in Mali zich de regels ‘henna kleurt hand’ (uit “zandtaal”) eigen maakt en als een soort avondmantra blijft herhalen. Prachtig beschreven in “de karavaan…” Het kan best zijn dat voor sommigen de dichter teveel weglaat of te grote gedachtesprongen maakt. Dan helpt het wanneer je de Hollandse polder, de Zimbabwaanse savanne of de Sahel kent. Dan vallen de beelden goed op hun plek. Maar vaak hoeft dat helemaal niet; dan staat er gewoon wat er staat. Dat heeft te maken met het ritme dat Jan-Kees van de Werk zijn poëzie meegeeft, een metrum dat je oppakt als je de gedichten hardop leest. Het heeft ook te maken met de verassende woordwendingen. Ergens regent het ‘cirkels op de sloot’. Elders wast een meisje zich in de rivier en ‘hangt druppels in de lucht’. Denk maar eens aan het beeldgebruik van iemand als Dylan Thomas, die in Under Milkwood de nachtelijke zee beschrijft als ‘starless and bible-black’… Lees dus niet alleen de regels, lees er vooral ook naast en tussen. Daar zit je eigen verbeelding en die krijgt in gevleugeld vuur en de andere bundels van Van de Werk alle ruimte.» – Bram Posthumus (Kinshasa) in www.veritate.net/edm/viewer.jsp?m=djyN&s=l7RFC