«Frans Kellendonk verdient een mooi eerbewijs en ‘Extaze’ heeft hem deze eer met stijl en vakkundigheid bewezen. » – André Oyen

VoorplatExtaze14-300Over ‘Extaze 14 – Kellendonk’ op Ansiel en Iedereenleest.be, 15 augustus 2015:
Het Kellendonknummer van het literair tijdschrift Extaze is naast vele andere initiatieven zoals een heruitgave van zijn werk, publicatie van een brievenboek enz. een uitstekend middel om dit geniale werk van een charmante dwarsligger bij een piepjonge generatie te herlanceren. (…) Over de essays kan ik alleen maar zeggen dat de auteurs A.H.J. Dautzenberg, Peter J. van Dijk, Arnon Grunberg, die voor deze gelegenheid de novelle De waarheid en mevrouw Kazinczy herlas, Rick Honings, Oek de Jong, Tomas Lieske, Rob Schouten, Reinold Vugs, Niña Weijers en Joost Zwagerman allen prachtig hun kijk, die meteen ook de veelzijdigheid aanduidt, op persoon en werk van Frans Kellendonk weergegeven. Zelfs in die mate dat je onmiddellijk naar de boekenwinkel of bib zou willen spurten om werk van deze bijzondere auteur aan te schaffen.
Lees hier en hier de recensie
Meer over Extaze 14

«Uit elk register spreekt vakmanschap.» – Albert Hagenaars

VoorplatKromzang75Over ‘Kromzang’ van Stefaan van den Bremt voor NBD Biblion, 14 augustus 2015:
Kromzang bestaat uit vijf delen, plus enkele pagina’s aantekeningen die op zich al boeiend zijn. De afwisseling resulteert niet alleen uit de verscheidenheid aan onderwerpen (hier o.a. het belang van de Vlaamse Primitieven, Louis Paul Boon, de Katharen en de dood van moeder), maar ook uit de ‘verwijsborden’ achter de ‘richtingaanwijzers’. (…) Daarnaast springt Van den Bremt steeds van de ene stijl op de andere. Toch spreekt uit elk register vakmanschap. Deze van levensinzichten getuigende verzen zijn gemiddeld beter dan zijn vroegere werk.
Lees hier de recensie
Meer over ‘Kromzang’
Meer over Stefaan van den Bremt bij Uitgeverij In de Knipscheer

«Met enkele woorden weet de dichter indringende beelden op te roepen. » – C.H. Gajadin

Opmaak 1Over ‘Mijn lief mijn leed’ van Clyde Lo A Njoe voor NBD Biblion, 13 augustus 2015:
Citaten uit bekende liedjes (van o.a. Otis Redding, Hildegard Knef) geven de thema’s aan van alle 24 gedichten in deze bundel. De sfeer opgeroepen door ‘La vie en rose’ van Edith Piaf past goed bij het verlangen naar wat is geweest en tegelijk ook het nemen van afstand ervan. Met enkele woorden weet de dichter indringende beelden op te roepen: ‘het zonlicht sijpelt door iele loofaderen’ of ‘verwilderen als woekerplanten tegen een stille, morsige muur’. Verlies en afscheid zijn dan ook terugkerende onderwerpen van de meeste gedichten.
Lees hier de recensie
Meer over ‘Mijn lief mijn leed’
Meer over Clyde R. Lo A Njoe bij Uitgeverij In de Knipscheer

Henriette de Mezquita – De Lichtkamer. Roman

VoorplatLichtkamer75Henriette de Mezquita
De Lichtkamer. Roman

Curaçao
Paperback met flappen, 176 blz., € 17,50
Eerste druk
Presentatie 13 september 2015
ISBN 978-90-6265-875-6

«Dit boek heb ik geschreven omdat ik toch iets wil nalaten. Het is mijn eerste boek en gezien mijn hoge leeftijd zal het zeer waarschijnlijk ook mijn laatste zijn. De verhaallijn is zowel met Suriname, als met Nederland en Curaçao verbonden en beslaat verschillende generaties van één familie. Dit boek is een roman en berust geheel op fictie.» – Henriette de Mezquita in de Proloog (juni 2014) van De Lichtkamer.

«Bij het leeghalen van haar woning, vonden wij op de meest uiteenlopende plekken allerlei schrijfsels op losse, geel gekleurde blaadjes. (…) In haar linnenkast troffen wij tot onze verrassing meerdere korte verhalen. Een pakketje, dichtgebonden met een roodfluwelen lint, bleek een puntgaaf manuscript te zijn. Wij, haar kinderen, waren er allemaal van overtuigd geweest dat moeder met De Lichtkamer haar eerste stappen op het schrijverspad had gezet. Niets blijkt minder waar. Waarom ze haar schrijversaspiraties al die jaren voor ons verborgen heeft gehouden, daar laat ze zich niet over uit.» – De kinderen van Henriette de Mezquita in de Epiloog bij De Lichtkamer

We reden rustig met de ramen open.
De geur van de nacht drong zich aan ons op. De maan lichtte ons bij op die delen van de weg waar geen straatverlichting was. Door veel verkeer werden we niet gehinderd.
Aan het malen van haar kaken kon ik zien dat mijn zus gespannen was. Ze deed de radio uit.
De naam van De Kliniek lichtte op in blauwe neonletters. Ik zag dat de lampen in de wachtkamer brandden en dat over een deel van de parkeerplaats een diffuus licht werd verspreid. Er stond een donkere Audi A6 geparkeerd onder de grote tamarindeboom. Het hek stond open.
We waren er voor de tweede keer langsgereden.
Net toen ik mij afvroeg of alles in orde was, hield mijn zus, vlak voor het hek van De Kliniek, haar snelheid in. Tweemaal doofde zij kort haar lichten en trok weer op.
Ik wist precies wat mij te doen stond en trok mijn handschoenen aan.
‘Hij is er,’ neuriede zij tevreden. Ik had niets gezien.
Ze stopte, ik stapte uit en ze trok weer op, voor ik goed en wel met beide benen op de stoep stond.

De Lichtkamer is een spannende roman die zich grotendeels afspeelt op Curaçao. In een heldere schrijfstijl schetst Henriette de Mezquita (1930) het leven van enkele bewoners. Onder leiding van twee zussen op leeftijd laten de personages hun emoties de vrije loop. Dan blijkt gedeelde smart halve smart. Zo is het Plan ontstaan. Met een noodlottig gevolg.

Meer over De Lichtkamer

«Een prachtig portret.» – Eric C. de Brabander

VoorplatZoekennaarSlory75Over ‘Zoeken naar Slory’ van E. de Haan in Antilliaans Dagblad, 8 augustus 2015:
Ezra de Haan koos Michaël Slory uit als kapstok voor zijn reisverslag door Suriname. Begrijpelijk want Slory, de winnaar van de Surinaamse Staatsprijs voor Literatuur naast vele andere prijzen, zette in zijn poëzie de geschiedenis van Suriname en met name de Creoolse geschiedenis neer op een manier die ook voor de niet-Surinamer te vatten is. (…) De expeditie die Ezra de Haan maakte ‘op zoek naar Slory’ door Suriname doet in eerste instantie denken aan de zoektocht van Geert Mak naar John Steinbeck in zijn recente boek ‘Reizen zonder John’. Met dat verschil dat Mak heel Amerika doorreisde in een comfortabele Jeep Liberty met airconditioning. En Ezra de Haan het moest doen met een oud barrel met chauffeur, een culinaire tocht langs Chinees-Surinaamse restaurants gespecialiseerd in vettige Moxi Meti en literflessen Parbobier. Of in Surinaamse Sotosoep, het hardgekookte ei inclusief. De overeenkomst is de gemakkelijke en toegankelijke heldere stijl waarin beide schrijvers hun wederwaardigheden aan het papier toevertrouwen. En hun messcherp observatievermogen. […] Met ‘Zoeken naar Slory’ heeft Ezra de Haan een messcherp, angstig, droevig, melancholisch, maar toch vooral een prachtig portret van Suriname neergezet. Een portret wat in de koffer van elke in literatuur geïnteresseerde reiziger naar dit land behoort te zitten.
Lees hier de recensie in Antilliaans Dagblad en hier op Caraïbisch Uitzicht
Meer over Ezra de Haan bij Uitgeverij In de Knipscheer
Meer over Michaël Slory bij Uitgeverij In de Knipscheer

Documentaire over Nic. Møller van Avila Hotel Curaçao

Nic MollerEen viking in de tropen‘, NPO 2 zaterdag 22 augustus 10.35 uur:
De Deen Nic Møller belandde ruim vijftig jaar geleden op Curaçao. Als eigenaar van het Avila Hotel groeide hij uit tot een bekende en geliefde persoonlijkheid op het eiland, een pleitbezorger van kunst en muziek die mensen samenbracht en inspireerde. Dit jaar overleed Møller, maar niet voordat filmmakers Marie Lou Schoenmakers en Biba Krklec zijn levensverhaal hadden opgetekend. Nic Møller kwam in 1960 naar Curaçao en verpandde zijn hart aan het eiland. Aanvankelijk werkte hij als diamantair, maar midden jaren zeventig werd hij eigenaar van het gerenommeerde Avila Hotel in Willemstad. Dat werd onder zijn leiding een plek waar muziek en kunst hoogtij vierden. Beroemd waren de kamerconcerten van verschillende toppers uit de klassieke muziekwereld die het Avila organiseerde en waar Møller zelden ontbrak. Hij wist in een omgeving waar dat niet altijd voor de hand lag, het verschil te maken door te investeren in de mensen met wie hij werkte. Zijn liefde voor de kunst werd de leidraad voor zijn zakelijke onderneming.
Nic Møller neemt de kijker mee langs de geschiedenis van zijn familie, langs zijn vrienden, zijn hotel, kortom alles en iedereen waarvoor hij zich in zijn leven heeft ingezet. Veel interessante onderwerpen en figuren maakten deel uit van zijn leven en passeren de revue: de juweliersfirma Spritzer & Fuhrmann in de jaren zestig, de schrijver Boeli van Leeuwen, de pianist Wim Statius Muller en de Nederlands/Venezolaanse beeldhouwer Cornelis Zitman. Nic Møller bracht hen bij elkaar. Zijn hotel fungeerde als een kunstenaarssociëteit. Tegelijkertijd vertelt de documentaire het universele verhaal van een immigrant, op zoek naar avontuur, die in zijn nieuwe vaderland kansen heeft gekregen die hij ten volle heeft benut. Door zijn werkkracht, zijn perfectionisme en zijn gevoel voor schoonheid. Møller had in Curaçao met Engels uit de voeten gekund, maar leerde de twee landstalen vloeiend spreken. Eenmaal in goeden doen, had hij zich in een villa met zwembad kunnen terugtrekken, maar hij bleef zich op tal van fronten inzetten en gaf daarmee ook iets terug aan zijn geliefde eiland. Nic Møller overleed in maart 2015 op 80-jarige leeftijd. [NTR]
Registreer u hier (gratis) op ‘Uitzending Gemist’
Meer over Nic. Møller bij Uitgeverij In de Knipscheer

Janny de Heer – Yu di tera / Landskinderen. Verhalen

VoorplatLandskinderen75Janny de Heer
Yu di tera / Landskinderen. Verhalen

Nederland / Curaçao
Omslagfoto Carlos E. Tramm
Paperback met flappen, 202 blz., € 16,50
Tweede editie
Presentatie 13 september 2015
ISBN 978-90-6265-883-1
Rechtstreeks bij uitgever te bestellen

‘Ah mi yu’. Ach mijn kind.
In drie verhalen van Yu di tera / Landskinderen staat het landskind van Curaçao centraal. Maar wie is yu di tera? Is dat de slaaf die uit Afrika weggeroofd, gedwongen werk verricht op de plantage of is het ook het kind van de koloniaal, geboren op Curaçao? En de koloniaal zelf, die zijn leven slijt op het eiland. Wie is hij? Rosa is een ‘verwend’ slavenkind dat moet toestaan dat haar kind wordt verwekt en afgenomen door een blank echtpaar dat zelf geen kinderen kan krijgen. Sonja verliest ruim een eeuw later haar kind door een ongeluk dat ze aan onoplettendheid van haar man Bennie wijt. Maarten is een planterszoon die vanuit het graf gedwongen wordt met Alfonsa, ex-slavin en weduwe van zijn vader, te trouwen. Het zijn allemaal Yu di tera, Landskinderen van Curaçao.
Rosa, Maarten en Sonja zijn verzonnen verhalen maar gebaseerd op historische gegevens.

«In deze drie langere verhalen speelt steeds een op Curaçao geboren man of vrouw de hoofdrol, in drie verschillende eeuwen. Het eerste gaat over de slavin Rosa, die in 1816 een speciale positie inneemt op de plantage van Panhuys, speelkameraad is van de zoon des huizes, maar opeens ervaart hoe hard de wereld kan zijn. In het tweede kan de zoon van een Nederlandse planter op Curaçao, die in 1789 na een mislukte studie in Leiden teruggaat, pas later het tweede huwelijk van zijn vader met een mulattin begrijpen. In het slotverhaal komt de Curaçaose Sonja er in 1960 achter dat ze haar man vele jaren onterecht de schuld heeft gegeven van de dood van hun zoontje. Met haar verhalen probeert ze de essentie van de sfeer te treffen en daarin is ze geslaagd.» – NBD Biblion

Janny de Heer woonde vier jaar op Curaçao en deed er historisch onderzoek, dat in 1999 resulteerde in haar debuut Landskinderen van Curaçao, drie historische verhalen in 2015 opnieuw uitgebracht onder de titel Yu di tera / Landskinderen. In 2000 won zij met Vrouw tegen Vrouw de Pipistrellus Proza Prijs. Vanaf 2002 leidde zij de Schrijversgroep in Den Helder; met die groep schreef Janny de Heer de musical Zielsverwanten (gebaseerd op het werk van Annie M.G. Schmidt), die aldaar in 2005 werd opgevoerd in de Schouwburg. In 2008 verscheen Hey buddy de andere voet is voor jezelf, een biografie over Huib Wijnants, die als marineman in de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië o.a. de Japanse bezetting (internering, krijgsgevangenschap, dwangarbeid) meemaakte. In Suriname verrichtte zij uitgebreid historisch onderzoek voor het schrijven van Gentleman in slavernij, een roman over een Duitse immigrant in het 19de eeuwse Suriname, haar eerste boek bij Uitgeverij In de Knipscheer.
Meer over ‘Gentleman in slavernij’

Eriek Verpale (63) overleden

Eriek VerpaleFoto J. van de Berghe
Over Eriek Verpale door Jef van Gool op Literatuurplein, 10 augustus 2015:
De vanmorgen in zijn woning dood aangetroffen Eriek Verpale werd als Eric Verpaele in 1952 geboren in Zelzate. Tussen 1975 en 1981 publiceerde hij drie dichtbundels: Polder- en andere gedichten (1975), Voor een simpel ogenblik maar (1976) en Op de trappen van Algiers (1980). In die laatste bundel beschreef hij in een dertigtal gedichten ‘de troost van het verlies’. Zijn vriend en kunstbroeder Luuk Gruwez, met wie hij in 1992 Onder vier ogen: Siamees dagboek schreef, koos het beste uit de dichtbundels en bracht het samen in de bundel Nachten van Beiroet (1994). De ontoereikendheid van al ons streven, het gemis en de liefde zijn kernwoorden in deze vroege gedichten. (…) Een meisje uit Odessa was in 1979 het eerste prozaboek van Verpale. Het bestaat uit 27, deels erg korte verhalen en een lange novelle. De bundel getuigt van de voorliefde die de door zijn uit Litouwen afkomstige Joodse overgrootmoeder opgevoede schrijver koesterde voor de Jiddische literatuur en van zijn grote kennis op dat vlak. De situering van de verhalen roept reminiscenties op aan het feodale Rusland uit de negentiende eeuw en het Tsjechië van Kafka. In de traditie van Joodse auteurs als Kafka en Isaak Babel heeft Verpale bij het optekenen van de impressies, dromen en sfeertekeningen in de verhalen veel oningevuld gelaten: gezichten zijn witte vlekken, locaties blijven ongenoemd.
Lees hier ‘Eriek Verpale overleden’ door Jef van Gool
Meer over Eriek Verpale bij Uitgeverij In de Knipscheer

In Memoriam Rogi Wieg

Rogi en Abysfoto: Stephan Raaijmakers

Begraafplaats Buitenveldert, 21 juli 2015:

“Beste aanwezigen,
Allen van harte gecondoleerd met het verlies van Rogi Wieg, 52 jaar oud. Onwillekeurig gaan mijn gedachten terug naar die dag in februari 1997, toen mijn broer Jos Knipscheer overleed, ook 52 jaar, ook decennialang noodgedwongen volgepropt met medicatie, in zijn geval om zijn nieren aan de gang te houden, die uiteindelijk zijn hoofd inwendig deed uiteenspatten. Rogi met heel lang de doodswens, Jos met heel lang de levenswens.

Rogi kende de uitgeverij al vanaf de begintijd. In 1978 , 1979, 1980 en 1981 gaf de uitgeverij verschillende Hongaarse dichters en schrijvers in Nederlandse vertaling uit. Rogi, als zoon van Hongaarse ouders, wist dat, volgde dat. Rogi kende ook het eerste literaire tijdschrift van de uitgeverij, Mandala, waarvan het eerste nummer in voorjaar 1975 verscheen. Hij vroeg aan Jos Knipscheer of hij in Mandala gedichten kon publiceren, nét op het moment dat, na vier uitgerekte jaargangen, het allerlaatste nummer van Mandala in 1981 al was afgesloten. De paden van In de Knipscheer en Rogi Wieg kruisten elkaar sindsdien vaker, al was het alleen maar omdat In de Knipscheer vanaf eind jaren tachtig voor langere tijd de uitgeverij was van enkele van zijn dichtersvrienden zoals Frank Starik en Pieter Boskma.

Uitgeverij In de Knipscheer heeft Rogi in overtreffende trap mogen meemaken vanaf april 2011. Het was een overdachte keuze die Rogi maakte in een e-mail aan de uitgeverij: ‘Ik heb genoeg van Amsterdam met zijn uitgevers. Jullie uitgeverij is klein maar goed en bevalt me wel. Ik wil graag bij jullie uitgeven.’ Hij wilde kennelijk de luwte in. In de Knipscheer heeft nooit echt deel uitgemaakt van wat ‘hét literaire wereldje’ heet, toen niet, nu niet. Twee weken later, nadat we zijn gedichten-in-portefeuille hadden gelezen, zaten we in Haarlem gevijfen aan de tafel: Rogi, Abys, Peter de Rijk, mijn partner Anja en ik, en werd de herstart beklonken. En geen van ons heeft die betreurd. In die paar jaren maakten we diverse crises van Rogi mee. Ik herinner me de keer dat hij me vroeg naar Amsterdam te komen om afscheid te nemen. Ik zag de wanhoop in zijn ogen. Ik kreeg handgeschreven notitieboekjes mee, die ik later, toen het weer wat beter ging, heb teruggegeven. Ik kwam die avond aangeslagen terug in Haarlem. Bij een volgende afspraak bij hem thuis, alweer een paar jaar later, reisde ik met lood in de schoenen af, maar keerde met een glimlach terug, want Rogi bleef, toch, met de pijn op het gezicht, inmiddels ook van lichamelijk lijden, een gemakkelijk en vermakelijk verteller.

De wederzijdse loyaliteit was vanzelfsprekend en totaal. Het was ‘lieve vrede, verre liefde’ om een dichtregel van lang geleden van Huub Oosterhuis te citeren. De uitgeverij heeft het genoegen gehad in die jaren Rogi uitsluitend mee te maken als een hoffelijk een beminnelijk man. In goede en in slechte tijden. Dat zal, dat moet een reden hebben: de liefde. En is liefde niet ook een oefening in beheersen? Twee mensen, Rogi en Abys, die verliefd op elkaar worden — voor het eerst bijna twintig jaar geleden — elkaar enkele keren jarenlang uit het oog verliezen door de loop van het leven, maar elkaar toch weer vinden en dan vasthouden ondanks de pijnlijke mechanismen van aantrekken en afstoten die een relatie met een man met dwangneurose, met paniekaanvallen en met depressies onvermijdelijk kenmerken. Veel gedichten heeft Rogi aan zijn Abys opgedragen, zoals het tweede deel in de bundel Khazarenbloed, de bundel Afgekapt dichtwerk en de gedichten die in overtijd werden geschreven en opgenomen werden in de catalogus De kleine schepper.

Ik eindig, uiteraard, met een gedicht. Want de begrafenis van Rogi Wieg kan niet anders zijn dan ook een viering van de poëzie. Het is een gedicht van Rogi voor Abys uit Afgekapt dichtwerk. Het heet ‘Iets anders’. Rogi schreef het twee jaar geleden.

Hier is het verhaal uit,
het was geen oefening
in doodmaken, maar
iets anders. Ik wacht op
haar, eet dan iets met haar
en slaap, later in de nacht,
met haar. Ze leest op bed, in
de woonkamer doe ik Taak.

Zij wacht daar op mij, is bij mij,
zoals haar en mijn uitgestrekte
God op ons wacht en bij ons is,
hoog en laag. Ik schrijf vandaag

al 32 jaar mijn verzen. Dat is
64% van tijd die ik tot aan deze
avond toe besta. Zij weet hiervan,
kent procenten, volgemaakt getal.

En ik heb geen verbrijzeld, gekapt,
of afgebroken werk gemaakt.
Niet over haar, of onze God.
En ook niet over al dat andere.

Rogi, bedankt dat je bij ons was en blijft.
Abys, fijn dat je bij ons bent en blijft.”

franc knipscheer

Meer over Rogi Wieg bij Uitgeverij In de Knipscheer

«Zijn zoektocht leverde een boeiend boek over Suriname op.» – Arnoud van Soest

VoorplatZoekennaarSlory75Over ‘Zoeken naar Slory’ van E. de Haan in Mug Magazine, juli 2014:
In een prettige stijl beschrijft De Haan zijn kennismaking met Paramaribo: de hitte, de vervallen huizen, de schoolmeisjes met hun prachtige vlechten en de vrouwen met stevige billen, die uitgaan in kleren die zó strak zitten dat er een schoenlepel lijkt te zijn gebruikt. Hij maakt tochten door het binnenland, beschrijft de schoonheid van de jungle en bij terugkomst in Paramaribo gaat hij op zoek naar de markante Creoolse dichter Slory, die zijn gedichten op de markt verkoopt. De zoektocht verloopt moeizaam. Pas één dag voor zijn terugkeer naar Nederland krijgt De Haan de dichter te pakken. Slory, inmiddels 80, blijkt een verbitterd man.
Lees hier het interview
Meer over ‘Zoeken naar Slory’
Meer over Ezra de Haan bij Uitgeverij In de Knipscheer
Meer over Michaël Slory bij Uitgeverij In de Knipscheer