Mooie woorden (6) over Het genie van Rome van Margreet Hofland

De pers over ‘Het genie van Rome’:
«Als toneelrecensent Lucas Antheunissen (33) in 1985 kunstacademie-docente Eline (32) leert kennen, ziet deze al gauw een grote uiterlijke en innerlijke gelijkenis tussen hem en de Italiaanse schilder Caravaggio (1573-1610). Eline ontdekt dat een verre voorvader van Lucas uit Italië kwam en de onwettige zoon van Caravaggio was. Deze originele debuutroman speelt afwisselend in de 20ste eeuw (1951-1985) en de 16de eeuwse wereld van Caravaggio. Het levendige verhaal zal vooral liefhebbers van de Italiaanse renaissanceschilderkunst boeien. Een kleurrijk debuut.» – NBD/Biblion

«In de roman Het genie van Rome vertelt Margreet Hofland het verhaal van de Italiaanse schilder Caravaggio en zijn mogelijk afstammeling Lucas Antheunissen. De verhaallijnen van het meeslepende verhaal zijn op meesterlijke wijze vervlochten. De setting is het Italië van de zestiende eeuw en het hedendaagse Europa. Een geniale roman.» – Grande (België)

«Schrijvers debuteren over het algemeen voorzichtig. Met een bundel korte verhalen bijvoorbeeld of een novelle. Bij uitgeverij In de Knipscheer gaat het anders. Het genie van Rome is een 550 pagina’s tellende roman van Margreet Hofland waarin het levensverhaal van de meesterschilder Caravaggio wordt vervlochten met dat van een aantal personen in onze tijd. Zo krijgt Michelangelo Merisi da Caravaggio (1571-1610) een 20ste-eeuwse tegenhanger in de persoon van Lucas Antheunissen, een verzonnen verre nazaat van de meester van het clair-obscur. De schrijfster schildert een even kleurig als genuanceerd portret van de jong gestorven meester en zijn omgeving. Caravaggio komt in dit boek zo goed uit de verf dat je je afvraagt of Hofland niet beter een gewone historische roman over hem had kunnen schrijven. Maar toch is Hofland er wel in geslaagd er een meeslepend verhaal van de te maken.» – Sijthoff Pers

«In haar roman Het genie van Rome speelt Margreet Hofland een intrigerend dubbelspel met personen en tijden. En altijd is Caravaggio het middelpunt.» – Haagsche Courant

«Margreet Hofland weeft roman rond driftig genie Caravaggio.» – Haarlems Dagblad

«Onmiskenbaar kent de Nederlandse schrijfster Margreet Hofland het grillige Italiaanse schildersgenie Caravaggio (1571-1610) en diens magistrale doeken door en door. Om zijn leven na te vertellen, koos ze een ingewikkelde omweg: een hedendaagse Nederlander geraakt geobsedeerd door Caravaggio en treedt griezelig precies in diens voetsporen. Het genie van Rome overtuigt als vertelling en portrettering.» – Trends (België)

Hertz – OOG OP SLAG

HERTZ
OOG OP SLAG

Nederland / Poëzie
Ingenaaid, 96 blz., 15,00
ISBN 90 6265 558 0
Eerste druk 2003

OOG OP SLAG is het poëziedebuut van de Amsterdamse kunstenaar Hertz (Annette Palstra).

OOG OP SLAG is meer dan poëzie: haar gedichten zijn als composities waarbij niet alleen van de ‘muziek’ maar tegelijk ook van de ‘partituur’ genoten kan worden. Haar teksten zijn op bijzondere wijze vormgegeven gedachten, overpeinzingen, gedetailleerde observaties en zijn de neerslag van een rijke verbeelding.

De uitspraak van Duchamp indachtig (dat ‘een kunstenaar slechts de helft van zijn kunstwerk maakt’) biedt Hertz ook haar lezers’ verbeelding letterlijk de ruimte door zelf alleen de rechterpagina’s te benutten.

Door de vormgeving hoeft de tekst niet uitsluitend lineair gelezen te worden. Zoals een danser zich in de ruimte beweegt, zoals een tekening wordt afgetast, zo kunnen de gedichten eerst bekeken worden.

Het titelgedicht dat de bundel besluit is tevens een soort van index omdat het gecomponeerd is uit in de elk van de voorafgaande gedichten subtiel zichtbaar gemaakte woorden.

Hertz (A.B. Palstra, 1961) genoot haar opleiding aan de Rijksakademie voor Beeldende Kunsten. Haar ruimtelijke installaties bestaan uit taaltekens. Taal is voor haar zowel getekende als geschreven tekens. Ze maakte onder meer theaterdecors en werkte mee aan diverse publicaties van kunstenaars. Ze was verder werkzaam als adviseur beeldende kunst in de openbare ruimte en lid van de vakjury van de Shell Young Art Award 2002 en 2003.

Harman Nielsen – Het Verscholen Volk. Fantasyroman

Harman Nielsen
Het Verscholen Volk

Boek 1 in de romancyclus Het Verscholen Volk
Nederland / Roman
Paperback, royaal formaat, 256 blz., 16,90
ISBN 978 90 6265 560 1
Eerste druk 2003

Tot nog niet zo lang geleden leek het genre fantasy vooral voorbehouden aan Engelstalige schrijvers en was de fantasyroman een stiefkind van de Nederlandstalige literatuur, in Nederland nog meer dan in België. Uitgeverij In de Knipscheer waagde zich pas in 2001 met een Nederlands auteur aan dit genre, nl. met de debuutroman Ravens Imperium van Edith Louw. Harman Nielsen is geen debutant, want heeft bij In de Knipscheer inmiddels drie gewone literaire romans op zijn naam staan. Laat u nu verrassen door zijn eerste fantasyroman!

In de slavenschepen van de K’zan is de aardse bevolking weggevoerd. Slechts een kleine, kwetsbare groep ontkwam. Voor het eerst overleven niet de sterksten, maar de zwaksten…

‘Hij had zich afgevraagd waarom.
Hij had gezien dat ze in de schaduwen bleven en de stegen verkozen boven de straten. Pleinen meden ze; open ruimte leek voor hen een bron van angst. Hun voedsel verzamelden ze in de sloppen en de kelderruimtes: schimmels, wortels, grassen, en de kleine dieren die er hun eigen voedsel zochten. Ze leefden in de schemer.
Maar ze leefden. En ze hadden licht. Toen de tweede nacht was gevallen, had hij zich verwonderd over het schijnsel dat uit hun kelders straalde. Pas in de ochtendschemer van de volgende dag had hij de bron ervan gezien: een kind was uit een deur geglipt, en in een steeg verdwenen, met een bevende blauwe vlam op zijn hand.’

Welke vergeten gaven bezit dit kleine, verscholen volk? Hoe slaagt het erin te blijven bestaan? Ongemerkt wordt het gadegeslagen door dienaren van de K’zan. Maar nu, na drie eeuwen, moeten deze dienaren kiezen tussen hun eigen leven en het broze, stille, andere, dat ze zo lang hebben gespaard. Het Verscholen Volk combineert overtuigend thriller en legende tot originele fantasy in prachtig beeldende taal. Harman Nielsen, als ervaren verteller, heeft een feeërieke wereld geschapen vol vaart en actie waarin de lezer onweerstaanbaar wordt meegezogen.

Mooi Woorden over Het Verscholen Volk
«Nederlandstalige sciencefiction is schaars en het valt deze schrijver, die voorheen vooral historische romans schreef, te prijzen dat hij deze roman heeft geschreven. De wereld is vrijwel ontvolkt omdat eeuwen geleden een buitenaards ras de aarde heeft leeggeroofd. De restanten van de mensheid zijn nu in gevaar omdat een achtergebleven toezichthouder van de K’zan hen terug naar de planeet wil roepen. De post-apocalyptische wereld wordt gedetailleerd beschreven en met name de cultuur van de verschillende stammen wordt treffend verhaald. Wat opvalt, is de fraaie, geheel eigen stijl van de auteur, die niet alleen beeldend is, maar ook verrassend origineel in de bewoordingen. Het plot komt tot een bevredigende conclusie.» – Biblion

«Een fantasieroman spelend in de toekomst als de bewoners van de aarde zijn afgevoerd in de slavenschepen van de K’zan. Slechts enkelen blijven als verscholen volk en kelderbewoners achter, zij het wel onder toezicht van K’zan-vertegenwoordigers die de eeuwen blijken te kunnen weerstaan. Waar leidt dat heen als het contact met de K’zan verbroken lijkt? Een roman met thrillerachtig karakter.» – Het Nederlandse Boek

«Midden in de nacht komt de K’zan met hun slavenschepen. Ver boven de aarde laten zij hun sleepnetten van angst los, energetische velden, om alle bewoners in te vangen. Waarheen de gevangenen gaan, weet niemand. Wat hun lot is? Misschien worden ze slaaf, fokdier of voedsel. De aarde blijft eenzaam achter. Na een aantal eeuwen zijn de steden vervallen en de bossen tot onherbergzame wouden geworden. Vrijwel niemand weet te ontkomen aan de netten van de K’zan. Soms glippen er een aantal bewoners door maar alleen vinden zij al snel de dood. 300 jaar na de komst van de slavendrijvers is er echter nog steeds leven op aarde. In de krochten van de vervallen steden woont het keldervolk en door de graslanden trekt het karavaanvolk. Maar ze zijn niet alleen. Kauw is één van de wachters van K’zan, achtergelaten door zijn bevelhebbers om te waken over de toestand op aarde. Na drie eeuwen is de aarde hun thuis geworden maar worden hun lichamen broos. Ze moeten kiezen tussen hun eigen leven of het aanroepen van de K’zan en het ombrengen van het verscholen volk. Nielsen is filosoof en dat merk je aan zijn beeldende en ritmische taalgebruik. Waar in fantasyromans de zinnen vaak snel en fantasieloos geschreven zijn en het verhaal centraal staat, gaat het hier juist om de poëzie van de woorden. Op een derde van het boek kom je meer te weten over de komst van de K’zan en begint de strijd tussen de wachters die de K’zan willen aanroepen en degenen die het verscholen volk willen redden. Dan leest het verhaal als een trein. Harman Nielsen laat met Het Verscholen Volk zien dat Nederland de fantasymarkt iets bijzonders te bieden heeft.» – Marinka Copier in Elf Fantasy Magazine (april 2004)

«Het Verscholen Volk van Harman Nielsen onderscheidt zich zo wezenlijk van anderen, zowel nationaal als internationaal, dat ik dit juweeltje de trouwe lezer niet wil onthouden. Op een aarde ver in de toekomst heeft het noodlot toegeslagen. De K’zan, een volk van slavenhalers, hebben de aardse bevolking weggehaald. Enkel de zwakken, die niet bevattelijk waren voor elektronische netten, wisten de dans te ontspringen. En nadat de K’zan weer verdwenen, ontwikkelde zich in de honderden jaren erna weer een beschaving. Een beschaving van zwijgende mensen, die zich verschuilen en altijd steelse blikken werpen naar de hemel. Die bovendien telepatische en telekinetische krachten ontwikkelen zoals de mensheid in zijn geschiedenis nog nooit heeft gekend. Een nieuwe dreiging duikt op als blijkt dat de K’zan waarnemers hebben achtergelaten. Een van die waarnemers is op weg naar het baken, dat de K’zan driehonderd jaar geleden hebben achtergelaten. Een baken dat hen zal waarschuwen dat er een nieuwe oogst op hen wacht op aarde. Er is echter onenigheid tussen de waarnemers. Een van hen verbindt zich met enkele aardlingen om de dreiging af te wenden. De centrale vraag is: is er een toekomst?
De Nederlandse schrijver Harman Nielsen heeft in mijn ogen een geweldig boek geschreven. Een oorspronkelijk verhaal, prachtig gestileerd in zijn taal en met een zeer goede spanningsopbouw. Zelfs zodanig dat je met spijt de laatste bladzijde omslaat.» – Uit: Dagblad De Limburger, 1 juni 2004

«Ik krijg regelmatig per mail ontzettend wervende aanbiedingen van boeken van de relatief kleine uitgeverij In de Knipscheer en nu heb ik al een paar keer zon aangeprezen boek gelezen en telkens blijkt dat de moeite waard. Zo las ik Het Verscholen Volk van Harman Nielsen, een pseudoniem voor de Friese filosoof Kees Glimmerveen. Hij schreef de afgelopen jaren al een aantal romans en heeft zich nu voor het eerst aan het genre fantasy gewaagd. Daar ben ik helemaal niet dol op en ik lees het ook nooit, behalve dan Harry Potter natuurlijk, maar Het Verscholen Volk is echt een boeiend boek! En vooral de stijl van schrijven vond ik erg mooi, heel beeldend en vaak erg origineel: het leest als een trein en neemt je moeiteloos mee in de fantasie. Het verhaal speelt zich af in een verre toekomst als de aarde leeggeplunderd is door buitenaardse wezens. Wat er aan menselijks achterbleef leeft in de spelonken van de verwoeste steden of in kleine groepjes in het veld, zwijgend en steeds hun sporen uitwissend. Langzaamaan zijn zo nieuwe beschavingen ontstaan, die heel andere talenten hebben moeten ontwikkelen. De dreiging nu wordt gevormd door de waarnemers die de buitenaardsen achterlieten. Eén van hen wil het baken ontsteken om hen te waarschuwen dat ze weer een nieuwe oogst aan mensen kunnen ophalen. Anderen sluiten zich juist aan bij de mensen om dat te voorkomen. Bijzonder spannend allemaal. Ik vond het boek echt een ontdekking en een klein wondertje, want hier in Nederland bestaat geen enkele traditie in het fantasygenre.» – Adeline van Lier tipt boeken, KRO-radio Dolce Vita 25 juni 2004

«Hoewel de literaire critici van tegenwoordig fantasy maar al te graag als lectuur beschouwen, en een fantasyroman in grote nationale dagbladen hooguit in themanummers wordt besproken, kreeg ik onlangs echter een roman onder ogen die zeker tot de literatuur gerekend kan worden. Het Verscholen Volk van Harman Nielsen vertelt over de Aarde in de toekomst. Een buitenaards volk, de K’zan’, is naar de Aarde gekomen, heeft de bevolking met behulp van grote netten gevangen en meegenomen als slaven – maar niet de gehele bevolking. In de kelders van oude steden ontwikkelt zich een verborgen volk met bijzondere gaven. Driehonderd jaar na de komst van de K’zan is de aardse bevolking al weer hard gegroeid, hoewel zij zich totaal anders ontwikkelt dan de eerdere aardse bevolking. Dit volk is altijd de angst blijven houden dat de K’zan weer terugkomen. Wanneer een vrouw, achtergelaten door de K’zan om samen met een aantal anderen de Aarde in de gaten te houden, op het punt staat om K’zan weer naar de Aarde te roepen, moet alles op alles gezet worden om dit tegen te houden en toont dit zwakke volk krachtiger te zijn dan het lijkt. Dit boek is werkelijk subliem, niet alleen door de opbouw, die maakt dat je het boek in één ruk uit wilt lezen en die haast de spanning opwekt alsof je een thriller leest, maar ook door het schitterende poëtische taalgebruik waardoor je soms de idee krijgt dat je één groot verhalend gedicht leest. Het originele concept maakt dit boek werkelijk uniek en een aanrader voor iedere Tolkienliefhebber.» – Lembas, tijdschrift van het Tolkien Genootschap Unquendor

«Harman Nielsen publiceerde al drie romans bij In de Knipscheer. Twee daarvan waren historische romans: Skaldenzang speelde zich af in Friesland in 719. Michelangelo’s Marmer speelt zich af met de Spaanse Burgeroorlog op de achtergrond. Ester ging over een kunstenares die tegelijk een bedreven bergbeklimmer is. Met Het Verscholen Volk pakt Nielsen sciencefiction aan. Het verhaal speelt zich af op Aarde in een verre toekomst. De mens is niet meer het enige wezen op de planeet, en de ontmoeting met een ander ras is slecht afgelopen. Tussen de twee rassen die op Aarde aanwezig zijn, groeit een nieuwe verstandhouding. Nielsen kan de nieuwsgierigheid van de lezer opwekken. Hij schrijft enigszins wijdlopig doordat hij veel aandacht besteedt aan de omgeving, en hij doet dat vanaf de eerste pagina. Voor een roman met heel weinig actiescènes slaagt hij er wel in om de lezer gaande te houden. Zijn stijl is bewogen. Het Verscholen Volk is een roman waar velen een goede herinnering aan zullen overhouden. We kijken uit naar De Laatste Jacht, het vervolg op Het Verscholen Volk, dat dit jaar verschijnt.» – De Tijdlijn, zomer 2004

Meer over ‘Het Verscholen Volk Boek 1’
Meer over de Het verscholen Volk-cyclus

Kazim Cumert – Ik nodig je uit op mijn begrafenis. Verhalen

KAZIM CUMERT
Ik nodig je uit op mijn begrafenis. Verhalen

Vertaald uit het Turks door Gerard Busch
Paperback, 176 blz., 14,50
ISBN 90 6265 556 4
Eerste druk 2003

Ik nodig je uit op mijn begrafenis is het eerste boek in Nederlandse vertaling van de in Nederland woonachtige Turkse schrijver Kazim Cumert

De meeste verhalen uit Ik nodig je uit op mijn begrafenis gaan over treffende belevenissen van een Turkse gemeenschap, die zich in een nieuwe samenleving probeert staande te houden, over cultuurverschillen, ook ten opzichte van de tweede, in het westen geboren generatie, over gevoelens van vervreemding en het vaak als gevolg daarvan kwijtraken van liefdes en geliefden en dit alles in een beklemmende vertelstijl.

Twee verhalen uit deze bundel met 15 verhalen verwijzen direct naar de ‘eerwraak’. Het titelverhaal beschrijft een noodkreet van een jong meisje dat bang is dat haar vader haar gaat vermoorden omdat zij ongehoorzaam is geweest.

Jij zat in een hoekje van de kamer weggedrukt en keek naar de mensen om je heen met soms agressieve en soms smekende ogen, als een hondsdol kind. Ja, we waren in mijn huis, je had je weggestopt in een hoekje van de kamer van mijn zoon, van wie je hield als van een broertje. De mensen om je heen, dat waren je oudste zus, je vader en ik. Jij was het hert en wij waren de jakhalzen, de tijgers die zich klaarmaakten om je in stukken te scheuren. Deze keer was je als een prooi in de valstrik gelopen… Wij hadden je in de val laten lopen. Wij hadden je bedrogen.

‘De te laat geschreven brief’ is het verhaal van een vader die ooit zijn dochter wilde vermoorden omdat zij de eer van de familie beschadigd had, maar achteraf in een brief aan zijn dochter spijt betuigt.

In het openingsverhaal ‘De gevangene’ bezoekt de ik-persoon zijn collega-schrijver en uitgever S.O., die in Turkije gevangenzit als ‘subversief element’. Wat volgt is engagement zonder poespas: een realistische en bittere boutade op het gevangenisleven, de Turkse mentaliteit en het land dat volgens S.O. wordt bestuurd ‘alsof het een ongeorganiseerd boerenbedrijf’ is.

In ‘Transferbruidegom’ droomt Kenan weg bij het afgebeeld meisje op zijn whiskyglas, dat hem herinnert aan zijn harteloze ex-vrouw Canan. Uitgehuwelijkt en ingekapseld in Nederland herbeleeft hij zijn diensttijd in Turkije, die hij vlak voor zijn afzwaaien verpest. Voor Canan.

Visssen discrimineren niet, denkt de vierjaar werkloze Metin in ‘Vissen op de Noordzee’. Na de aanblik van verregende sportvissers langs de kanalen richting Emmen, besluit hij zich aan deze Nederlandse hobby te wagen. Het vraagt geen handigheid, geen opleiding en geen diploma. Wel passie, en die groeit bij Metin. Zo sterk zelfs dat de Noordzee een uitdaging wordt…

Onder meer ‘Het werk van ezels’ geeft deze verhalenbundel zijn tragikomische karakter. Een Turks dorpshoofd wordt midden in de nacht door militairen ontboden met de mededeling dat er ‘s nachts geen ezels meer buiten mogen staan. Hij piekert zich suf waarom en weet uiteindelijk zijn dienstdoende neef het verhaal te ontlokken.

Kazim Cumert (1956) is van huis uit leraar, eerst in Oost-Turkije en vanaf 1980 in Nederland in eigentaalonderwijs aan Turkse kinderen. Momenteel richt hij zich meer op het schrijverschap en werkt hij aan zijn eerste in het Nederlands geschreven roman.

De pers over Ik nodig je uit op mijn begrafenis
«Er worden treffende gebeurtenissen beschreven, die samenhangen met de migratieproblematiek. Het Turkse familieleven en de traditionele opvattingen komen in botsing met de Nederlandse omgeving en veroorzaken verbazing, onbegrip, verdriet. In het titelverhaal beschrijft een onderwijzer Turkse taal (de auteur zelf) een kind uit zijn klas, een 9-jarig meisje dat nog maar net uit Turkije is gekomen. Als zij 16 jaar is, bereikt het generatieconflict tussen haar en haar vader een hoogtepunt. Deze bundel kan beschouwd worden als een hulp om inzicht te krijgen in deze maatschappelijke conflicten, waarvan de realiteit nog maar nauwelijks is doorgedrongen tot de Nederlandse samenleving.» – Biblion

«In de verhalenbundel van Kazim Cumert figureren veel ontheemde mensen: een vrouw die allerlei gasten verwacht maar niemand op bezoek krijgt, een Turkse man die met een groepje Nederlanders gaat vissen op de Noordzee en zich koud en buitengesloten voelt, een vader die zijn dochter ontvoert omdat ze niet leeft zoals hij wil. In de vijftien verhalen staan eenzaamheid, onbegrip, verlangen, heimwee maar ook de onderdrukking van onder meer schrijvers in Turkije centraal. Ze geven een goed, ander inzicht in het leven van `medelanders’, in de `cultuurkloof’, en zijn geschreven in een heldere, toegankelijke stijl.» – Madeleine Rood in Zwolse Courant

«Een bundel verhalen van een Turkse schrijver die sinds 1980 in Nederland woont. Uit deze verhalen wordt goed duidelijk wat de problemen (kunnen) zijn van Turken die zich in Nederland vestigen en hun plaats in de samenleving trachten te vinden. Dat is niet altijd gemakkelijk door de culturele verschillen en voor hen geheel andere leefomstandigheden. Dat dit niet altijd lukt is geen onwil maar eerder onmacht door nauwelijks te vermijden vervreemding. Het is Cumert goed gelukt dit duidelijk te maken in deze soms erg schrijnende verhalen.» – Het Nederlandse boek

«Temidden van de vele vertaalde boeken, nemen die van een aantal Turkse schrijvers bepaald geen ondergeschikte positie in. In de aansprekende verhalen van Kazim Cumert kan het soms heftig, heftiger dan in Gekke Mustafa van Halil Gr, toegaan: angst voor eerwraak en daaraangekoppelde plannen tot het vermoorden van familieleden. Cumert beschrijft dit alles in een beklemmende stijl vanuit het perspectief van een gastarbeider die inmiddels de nodige klappen heeft opgelopen. Een drietal verhalen speelt zich af in Turkije. Hoewel het decor van de dienstplicht de nodige nostalgie zou kunnen oproepen, zijn het thema’s als bijvoorbeeld gevangenschap versus vrije meningsuiting die deze verhalen een literaire meerwaarde geven.» – Joost Minnaard in Multined

«Een centrale figuur in de verhalen van de in Nederland woonachtige Turkse schrijver Kazim Cumert is de ‘transferbruidegom’. Transferbruidegommen zijn Turkse mannen die aan nichtjes in Europa zijn uitgehuwelijkt. Zo’n huwelijk betekent voor hen weliswaar bevrijding uit de Turkse armoede, maar die bevrijding heeft soms een schaduwkant, zoals in het verhaal ‘Transferbruidegom’. Onderkoeld registreert Cumert wat de prijs is die transferbruidegom Kenan Alev uiteindelijk betaalt.
De vorm is mooi gekozen: Kenan vertelt aan het ‘glasmeisje’, afgebeeld op zijn wiskyglas, over het begin en einde van zijn huwelijk. ‘Zonder ooit haar hand te hebben vastgehouden’, vloog hij voor zijn bruid naar het onbekende Nederland. Jaren van liefdeloos langs elkaar heen leven eindigen met een scheiding waarbij Kenan vrouw en kinderen verliest. Koning alcohol is de laatste vriend die hij nu over heeft, het ‘glasmeisje’ de enige die naar zijn problemen luistert.

Het verhaal van Kenan staat model voor de gevoelens van desillusie, eenzaamheid en depressie waaronder veel eerste generatie Turkse mannen die eind jaren zestig naar Nederland kwamen, gebukt gaan. Ze voelden zich indertijd ‘als de ontdekkers van Amerika’, maar vonden geen onbegrensde mogelijkheden en van hun dromen is niets meer over. Ze hebben niet zoveel geld verdiend als ze hoopten en nu ze gepensioneerd zijn, wonen ze nog steeds in Nederland in plaats van in het Turkse dorp van hun dromen, in de groene bergen. De wrange conclusie luidt dat geen enkele Turkse man het gevoel heeft dat zijn lot wezenlijk verbeterd is door naar Nederland te komen. Of dat overigens ook voor de eerste generatie Turkse vrouwen geldt, die de kans om te scheiden met beide handen aanpakten, waag ik te betwijfelen.

In deze tijd, waarin de verzwaring van maatregelen tegen asielzoekers, vluchtelingen en andere sociaal zwakkeren opgeld doet, is het te prijzen dat Cumert toont hoe moeilijk het voor de meeste mensen is om een nieuw en waardig bestaan in een vreemd land op te bouwen. “Zij beseffen niet dat niemand zijn land uit vrije wil verlaat, zij beseffen niet dat ook zij hun eigen landstreek achtergelaten zouden hebben voor eten, voor brood,” zegt een illegaal. Bij Cumert zijn de nieuwe Nederlanders geen profiteurs, voor wie een bureaucratische benadering volstaat, maar mensen die niets verlangen dan een beetje oprechte interesse in hun persoon en welzijn. Of zoals iemand het in ‘De gevangene’ formuleert: “Je bent een mens, dat is genoeg, de rest is onzin…” Vanuit deze gedachte schrijft Cumert. Daardoor roept hij in de eenvoudige schetsen waaruit zijn verhalen bestaan ontroering op, zoals in het verhaal ‘Het feest’, waarin een gescheiden vrouw met haar kinderen tevergeefs op bezoek wacht totdat ze al het eigengemaakte lekkers ten slotte zelf maar opeten. Ook is in ‘Vissen op de Noordzee’ het psychologisch verval van een man die werkloos raakt, goed invoelbaar.» – geciteerd uit: We zijn voor niets naar Nederland gekomen door Martine Prange in Trouw, 13 december 2003

Albert Hagenaars – Tropendrift

ALBERT HAGENAARS
Tropendrift

Nederland / Poëzie
In het Engels vertaald door John Irons
Pap., 128 blz., 15,00
ISBN 90-6265-538-6
Eerste druk 2003

Kijk hier naar de poëzievideo van het gedicht ‘Singapore: Bugis Street’

Evenals zijn romans en vorige poëziebundels staat Tropendrift in het teken van reizen, interculturele relaties en bovenal de liefde, en wel de liefde in al haar aspecten. De bundel is het verslag van een poëtische reis door enkele landen in Zuidoost-Azië telt zeven cycli die alle gebonden zijn aan een locatie: Thailand, Maleisië & Singapore, Sumatra, Java, Bali, Singapore & Maleisië, Thailand.

Het centrale thema is het besef dat oorlog niet ophoudt bij het sluiten van vrede, dat voor verwerking van leed inzicht nodig is. Verwezen wordt naar de Tweede Wereldoorlog (o.a. de internering van Hollandse en Indische Nederlanders in Japanse kampen en de inzet van Nederlandse krijgsgevangenen aan de beruchte Birma Spoorlijn), de Politionele Acties, de coup van Soeharto in 1965 en de Vietnam-oorlog.

De compositie van respectievelijk 3-6-9-12-9-6-3 gedichten berust op de structuur van de Borobudur. Deze bekende Boeddhistische tempel, een boek met in steen uitgehouwen reliëfs ter lering en vermaak, staat in het midden van Java, dat op zich weer het geografisch centrale en belangrijkste eiland van de Indonesische archipel vormt. Indonesië wordt in de compositie van de bundel als het ware omarmd door de plaatsen die onderweg aangedaan worden door de hoofdpersonen, een ik met meereizende familie.

Van Albert Hagenaars (Bergen op Zoom, 1955) verscheen werk in Duitse, Engelse en Franse vertalingen. De Engelse vertaling Tropical Drift is van John Irons, die onder andere ook Bernlef, Claus en Komrij vertaalde.
zie ook het blogspot over Tropendrift

De pers over Tropendrift
‘Stilistisch vertoont Albert Hagenaars een opvallende voorkeur voor het kwatrijn. Zijn beeldspraak getuigt van een sterk poëische trefkracht.’ – Poëziekrant.

‘Waar Hagenaars ook over schrijft, of het nu gaat over het leven in grote Europese steden of over de vervreemding van het eigen verleden, telkens onthult zich een onvermoeibaar streven naar (her)formulering van de dichterlijke plaatsbepaling. En laat ik het onomwonden zeggen: Albert Hagenaars weet waar hij het over heeft, kent de wetten van het vers en laat zich niet verleiden tot klakkeloze opname in de oneigenlijke verzuiling van onze dichtersbent.’ – Vrij Nederland.

‘Het verwerken van sterk symbolisch geladen motieven en de ongewone, koele, soms zelfs sinistere beeldspraak verlenen de toon van deze poëzie iets obsessioneels en vaak iets intrigerends.’ – Prisma Lectuurvoorziening.

‘Taalstructuren die hun spanning ontlenen aan een geheimzinnige, moeilijk ontleedbare uitstraling. Taalbouwsels waarin als het ware het artistieke temperament van de dichter rechtstreeks werd neergeslagen. Dit neerslaan en uitstralen levert dan een poëzie op die niet in proza kan worden omschreven, maar wel sterk is en fascineert. Raadselachtig, verre van makkelijk, markant en mooi.’ – Brabantia.

‘IJle taalschetsen die intrigeren door hun opzettelijk tekort. De vorm is ook voor Hagenaars niet een vanzelfsprekend iets, maar een ding van buiten waarbij weerstand noodzakelijk is.’ – Haarlems Dagblad.

«De dichter onderneemt in diverse gedaanten zijn tocht door Zuid-Azië. Hij verplaatst zich in ouders en kinderen, soldaten en geliefden. Ook schrijft hij over de speciale band tussen moeders en zonen en die tussen vaders en dochters en het dwangmatige aspect daarvan. In de relatie van de ik met zijn oosterse geliefde is er sprake van een synthese. Het gaat dus om verplaatsingen in de meest ruime zin. Hij reist door de geografische ruimte. De tijd omvat behalve de duur van de reis ook het verleden, tijd vóór zijn geboorte. Daarbij verplaatst hij zich in mensen die hij leert kennen of hoort en leest in verhalen. Albert Hagenaars past dit toe op een niet-expliciete manier die intrigeert. Hij houdt het geheim in deze zeer consistente cyclus gevangen.
De levens van ouders hebben hun directe neerslag op die van de kinderen. En wij allen zijn indirect verbonden met de vele, vele mensen, die door de grote gebeurtenissen in de geschiedenis werden en worden getroffen. Steeds worden ook verhalen uit die geschiedenis herschreven, vervalst of verzwegen. Formules die de wereld willen verklaren, geven geen verklaring voor het leed. Sterk in deze poëzie is dat Hagenaars geregeld de fictieve gedaante benadrukt van de opgevoerde personages. Gelijk de ik een literair personage is. Zij zijn de uitkomsten van feiten, voorstellingen en vervalsingen. Dat maakte hen nog tragischer. Het ware kan niet worden achterhaald.» – Yvonne Né in BN/De Stem

«Zo blijkt de reis een tocht naar binnen. Naar het eigen leven, naar de eigen relaties, naar eigen emoties, inzichten, herinneringen en eerlijkheid. En daarmee is het niet altijd even goed gesteld. Verraad, onbespreekbare familiegeheimen, ontucht en landverhuizers op een zondige weg naar een volgende toekomst, dat zijn de betekenissen en associaties die deze goed geconstrueerde regels projecteren tegen het achterdoek van een exotisch en woelig verleden. Oorlog en geweld zijn de themas waar het in deze bundel om draait. De Jappenkampen, de Birmaspoorlijn, ook de oorlog in Vietnam en de coup van Suharto, maar al deze voorbeelden uit de menselijke geschiedenis worden niet uitsluitend aangehaald om te bewijzen hoe slecht het met de vooruitgang is gesteld. Ze bewijzen dat vrede geen zaken van staten is maar van mensen die tot inzicht zijn gekomen. Die geleden hebben en dat grote en het kleine persoonlijke leed verwerkt hebben.
Hagenaars wil met deze knappe gedichten ook internationaal erkenning afdwingen. Daarom is de bundel tweetalig, links steeds de fraaie Engelse vertaling door John Irons, rechts daaropvolgend het oorspronkelijke Nederlands.» – Camiel Hamans in Brabant Cultureel

«De bundel Tropendrift vormt de neerslag van een bedevaart door Zuid-Oost Azië en de Gordel van Smaragd. De tocht staat symbool voor de menselijke speurtocht naar harmonie. In de Borobudur, het boeddhistische heiligdom op het Indonesische eiland Java, vond Hagenaars een blauwdruk voor de structuur van Tropendrift. Bij de Borobudur passeer je al die reliëfs, vergelijkbaar met onze reliëfs, die op de computer staan. Maar op het hoogste punt, bij de bovenste stoepa, vind je niets, dat wil zeggen: geen godheid die aanbeden wordt. Tenslotte draait het om je eigen inzicht.» – Nick J. Swart in Brabants Dagblad

«In deze tweetalige dichtbundel (Nederlands en Engels) beantwoorden de tropen allang niet meer aan jongensachtige dromen van palmen, tempels en aapjes. Glas, staal en razend verkeer contrasteren met loerende ogen in het struikgewas, oosterse trots verzet zich tegen westerse hoogmoed. Vooral in het huidige Indonesië speelt het verleden van lang verzwegen familiegeheimen mee. Vaak wordt dat gesymboliseerd in de figuur van de vader: angstwekkend geniformeerd of met lieve kampogen. Op de Borobudur kan de wijsheid van de Boeddha de realiteit van afval en stank nauwelijks verhullen. Wat sterk overkomt, is de sfeer van dreiging en angst. Een verrassende bundel.» – Els van Geene voor Biblion (Nederlandse Bibliotheek Dienst)

«Bij Albert Hagenaars is het trouwens sowieso onduidelijk of hij het wel over zijn huidige zelf heeft, want hij torst immers meerdere zielen in de borst, getuige in mijn hoofd, waar de mannen die ik ben denken te slapen (uit De tempel van de poëzie I). Intrigerend is de vervlechting van heden en verleden, een procédé dat Hagenaars geregeld pakkend toepast. Albert Hagenaars staat ook garant voor beklijvende beelden als: Het meer te diep voor de zon. Jij voor mij en Ik was een jonge man en bevocht het niet en Toen ik vroeg naar vroeger en Het lemmet trilt na in de stam. Jij in mij en vooral het onvergetelijke het kwaad dat over de rand van de doopvont komt. De bundel is zo hecht gecomponeerd dat de gedichten amper op zich gelezen kunnen worden. Dat geeft het geheel een verhalend karakter. Je zou deze bundel kunnen lezen als een poëtisch reisverslag.» – Bert Bevers in Stroom (nr. 12, maart 2004)

Irun Scheifes – Manisch dagboek

IRUN SCHEIFES
Manisch dagboek

Nederland / Essay
Paperback, royaal formaat, 176 blz., € 18,50
ISBN 90 6265 553 X
Eerste druk 2004

MANISCH DAGBOEK van Irun Scheifes is een literair werk waarin de grenzen van diverse genres doorbroken worden door ze met elkaar te verbinden. Scheifes kent slechts één taal: die van de literatuur.

In MANISCH DAGBOEK kiest Irun Scheifes voor een literaire vorm die past bij de schrijvers die hij in zijn boek aan bod laat komen. Biografische en autobiografische elementen vloeien samen tot naadloze essays. Vergeten schrijvers, vertaalde dichters en oude helden (Daniil Charms, Michail Zosjtsjenko, Joeri Ojesja, Jo Otten, Petronius, Bert Schierbeek, James Hanley, Velimir Chlebnikov, Juan Goytisolo) hebben bij Scheifes één ding gemeen: ze zoeken. Scheifes gaat door waar zij ooit begonnen en maakt de lezer van nu enthousiast over de schrijvers van toen.

Tegelijkertijd vertelt hij het verhaal van iemand die op de rand van de werkelijkheid leeft, speelt hij met de zin en onzin van de logica. Hij beschrijft de weg van de manie, de weg naar de leegte die ons verlost van ons ‘opgedikte ik’.

Deze essays in dagboekvorm zijn ook verhalen en lezen als een roman.

Over Scheifes’ vorige romans schreef de Vlaamse pers:

‘De jonge, mannelijke hoofdfiguur leidt een onduidelijk bestaan in drie gekraakte, vervallen huisjes in een vage kring van andere marginale jongelui. De lezer moet zelf geleidelijk een beeld bijeenpuzzelen van dat, in de schrijftrant weerspiegelde, chaotische bestaan. Voor een deel helpt de auteur daarbij door het inlassen van andere tekstsoorten. Het verslag van een adjudant van politie is zo een voorbeeld van stijlparodie dat tegelijk een klaardere kijk op het romanwereldje geeft.’ Herman Leys in Standaard der Letteren over Charges van Irun S.

‘Voor zover hij geïdentificeerd mag worden met zijn personage dat onder dezelfde naam de brieven schrijft en aangesproken wordt, verschijnt de auteur als een man voor wie emoties belangrijker zijn dan feiten, voor wie alles wat waarde heeft weerloos is. Een man dus om van te houden.’ Joris Gerits in De Morgen over Onaffe dingen van Irun Scheifes

De pers over Manisch dagboek
«Het Manisch dagboek van Irun Scheifes is een poging iets te vangen dat zich niet wil laten vangen. In plaats van achter de buit aan te rennen, maakt hij rustig een ommetje, wetende dat hij op die manier evenveel kans maakt om zijn prooi te verrassen en te grazen te nemen. De essays zijn pogingen om in het werk van geliefd auteur door te dringen en het tegelijkertijd intact te laten, het niet te laten vervuilen door de aanraking van leer en spijkers van de essayist of criticus, die het kussen te ordentelijk opschudt en voorbijgaat aan de schoonheid die ook het ongerijmde, het wanordelijke en de niet helemaal uitgewerkte gedachte, kunnen bezitten.
Eén van de grootste misverstanden over literatuur is dat literatuur een manier zou zijn om het anders te zeggen; terwijl literatuur een manier is om het andere te zeggen. Waarom zou je als je schrijft over schrijvers die grenzen overschrijden, zelf binnen de grenzen blijven.
De werkwijze van een essayist als Scheifes is te vergelijken met die van de musicus die een bestaand thema in zijn improvisatie verwerkt. Op een soortgelijke manier versmelt het werk van Scheifes in het Manisch dagboek met dat van degenen die hij bespreekt. Of nee versmelten is niet het goede woord. Het is alsof je in een bak water een gekleurde vloeistof doet en je ziet hoe de vloeistof zich in het water verspreidt, zonder iets van zijn oorspronkelijke kleur te verliezen.
Scheifes is, zoals elke goede essayist, bij zijn onderwerp betrokken. Hij wil het leren kennen en hij leert het kennen door te schrijven, door al schrijvende op zoek te gaan naar de kern van het werk. » Uit: Een neus als een mond (lezing), Mischa Andriessen

«Wie heeft gewoond in Restland, wie zijn literaire identiteit meent te moeten zoeken in Niemandsland, wie stuurloos lijkt in Tussenland, wie via vadervaderland Duitsland in Laagland verzeild is geraakt en wie anno 2003 resideert in Achterdeur, moét wel een literaire zwerver zonder thuisland zijn of een letterkundige mankepoot met kniekraak. Ik heb het over Irun Scheifes en zijn Manisch dagboek, een verzameling autobiografische essays of leesavonturen. Het zijn geschreven avonturen over lees-, leef- en schrijfhonger waar hij, Scheifes alias lezer, schrijver, dagboekanier, verwekker, vader, zoon, schijnheilige geest, fabulator, minnaar en ex-minnaar niet helemaal zonder kleerscheuren uit tevoorschijn komt.
En zo moet het ook.
Wie een grote dorst naar ordeverstorende literatuur wil lesssen en zich in zijn lectuurkeuze niets aantrekt van marktterreur, weekt zich willens en
wetens los van de massa en ontdekt in het Achterland van kunst en cultuur en ware schat aan teksten van onder anderen Chlebnikov, Charms, Schierbeek en Goytisolo. Lees Manisch dagboek en merk hoe de lezer Scheifes schrijver wordt; hoe hij zinnen confisqueert, opeet, herkauwt en weer in een ander gelid schopt, opdat wij, ook manische lezers, aangeraakt worden door zijn slinkse fictie, die overigens realistischer is dan hij zelf zou durven toe te geven.»
Uit: Een grote dorst (lezing), Graa Boomsma

«Een echt mens»

Over Manisch Dagboek van Irun Scheifes
door Rutger H. Cornets de Groot

«Bij uitgeverij In de Knipscheer verscheen van Irun Scheifes na de romans Charges en Onaffe dingen een bundel essays onder de wat misleidende titel Manisch dagboek. Misleidend, omdat veel mensen bij het woord manisch bij zichzelf zullen denken dat ze liever gezond blijven. Maar Scheifes komt in dit boek naar voren als een alleszins gezonde jongen die het leven leeft zoals het geleefd wil worden: voluit, zonder terughouding en met open vizier. Als dat manisch moet heten, vooruit, al ben ik eerder geneigd om op werk dat voor normaal wordt gehouden het etiket neurotisch te plakken.
Kennelijk beseft Scheifes dat hij en dat geldt voor veel werk uit het fonds van In de Knipscheer – met dit boek in de marge opereert, want de inhoud ervan zal buiten de horizon van de meeste mensen liggen. Maar dat is geen reden om bij voorbaat aan dit boek voorbij te gaan! Ook Nietzsche schreef tenslotte Oneigentijdse beschouwingen en dat boek wordt nog steeds herdrukt. Nu is Scheifes geen Nietzsche, al scheelt het niet veel. Hij schrijft literaire essays over vergeten schrijvers, vertaalde dichters en oude helden (Daniil Charms, Michail Zosjtenko, Joeri Oljesja, Jo Otten, Petronius, Bert Schierbeek, James Hanley, Velimir Chlebnikov, Juan Goytisolo) en doet dat op de meest aanstekelijke, enthousiasmerende wijze, namelijk met inzet van heel zijn hebben en houden. Lezen is voor Scheifes alleen tijdverdrijf voor zover het leven zelf als tijdverdrijf kan worden opgevat. Uit een dergelijke eenheid van lev/zen ontstaat vanzelf een vermenging van stijlen en genres: het essay wordt ingebed in de persoonlijke omstandigheden waar het besproken boek haar rol in speelt; essay wordt fictie en fictie wordt essay. Scheifes slaagt er daarbij zelfs in om een zekere mate van suspense in zijn essays in te bouwen, – wat mij betreft een ongekende prestatie in de essayistiek. Zo komt op (p. 84) van Manisch dagboek het volgende avontuur voor tussen de ik-figuur en een zeeman:

We staan beiden op en snellen naar de deur. Ik met het boek tussen mijn vingers en hij spiernaakt. Op de hal boven is niets. Doodstil is het. Maar beneden klinken stemmen.
We gaan de wenteltrap af tot voor de deur waarachter de stemmen komen. ‘Wacht even,’ sis ik. ‘Ik geloof dat ik hier de tekst heb.’
‘Lees,’ zegt de zeeman.
Ik lees: —

En daarop volgt een citaat uit het boek No directions van James Hanley, dat het onderwerp is van dit essay of dit dagboekfragment. Het geeft je het gevoel alsof niet alleen de antwoorden op levensvragen, maar zelfs die op hele praktische vragen in de literatuur zijn te vinden. Een roman wordt een kompas daardoor, een landkaart, misschien zelfs een Bijbel; een gedicht een mantra, of een amulet.

Ik zoek een andere vorm van controle, zegt Scheifes, een controle zonder discipline. Ik wil afspraken die niet afgesproken zijn en toch binnen de orde vallen. Het aantrekkelijke van Manisch dagboek is dat het volstrekt oorspronkelijk werk is. Het sluit niet aan op de waan van de dag, waarin Libris- en Akoprijswatchers binnen de inner circle van de spreekwoordelijk geworden grachtengordel elkaar napraten. Wie dat verhaal voor het ware houdt, is reddeloos verloren: het is het verhaal dat ons wordt voorgezet. Het werkelijke hart van de literatuur klopt daarbuiten: bij dwazen, idioten en genieën als Schierbeek, Hanley, Goytisolo en Scheifes zelf, die allemaal hun eigen gang gaan, dat wil dus zeggen niet de gang die de maatschappij voor ze had uitgestippeld. Jammer voor die maatschappij, maar prettig voor ons, die weten dat we met dit soort boeken iets oorspronkelijks en echts in huis halen. Van die eigen gang geeft Scheifes trouwens ook blijk in zijn stijl, die onnavolgbaar is: consequent en serieus, zonder loze beweringen, als een jazzmusicus die start vanuit een klein motiefje en daar vervolgens in uiterste concentratie een heel verhaal uit sleept. Een genoegen! »
Rutger H. Cornets de Groot

E. de Haan – Ik belde mijn muze. Gedichten

E. DE HAAN
Ik belde mijn muze. Gedichten

Nederland / Poëzie
Paperback, 64 blz., 12,50
ISBN 90 6265 559 5
Alleen nog rechtstreeks te bestellen bij de uitgever

Het pogen intense gevoelens, het ‘woordloze’, te vatten in woorden is de essentie van Ezra de Haans poëziedebuut Ik belde mijn muze. Het gewoel en het gevecht in de menselijke geest krijgen hier een beeldende dimensie.

Relaties laten soms littekens na, maar telkens is er een zalving, die mooie taal waaraan een mens zich kan optrekken, de herinnering dat het mooi was, en het verlangen dat gekoesterd kan blijven. De Haans poëzie is niet beschrijvend of verklarend, maar laat plaats voor interpretatie.

Tegelijk is het plezier van de dichter om het spelen met de taal van de gedichten af te lezen. Het spelen is echter geen doel op zich, het heeft een functie: de melodieën en alliteraties zorgen voor sfeer; prachtige woordassociaties roepen beelden op en zetten vraagtekens die nopen tot herlezen. In die zin is deze poëzie verleidend: een minnaar die met mondjesmaat verleidt, die niet alles in een keer prijsgeeft, die indrukken achterlaat ter overdenking en die doet verlangen naar meer.

Eerder verschenen van E. de Haan (1957) in 1996 de vertelling Vonk (‘Een uiterst boeiend geschreven debuutnovelle over de eind dertiger Vonk die in een wat vroege midlife crisis geraakt,’ Biblion) en in 1999 de korte roman Kermis in de hel over één dag uit het leven van een boekhandelaar: ‘Deze dinsdag stapelen de ergernissen zich op tot een catastrofale climax. Ezra de Haan weet de beklemmende sfeer goed te vatten. Met het dichtslaan van het boek heb je het idee dat het allemaal nog wat langer had mogen duren.’ – Boom Pers

De pers over Ik belde mijn muze
«De nieuwe ontwikkeling in de poëzie wordt gekenmerkt door een breedsprakige zegging; een beroep op de straattaal met al haar trendy
uitdrukkingen; een lichamelijk gebonden beeldspraak; en een haast vanzelfsprekende aandacht voor het snijpunt van enerzijds de volslanke dagelijkse realiteit en anderzijds het intieme, soms intiemste domein.
Grootste gemene deler is het plezier waarmee het materiaal taal onder handen wordt genomen. Over de ruggen van de stromingen van de laatste veertig jaar heen doet het werk van de dichters Ezra de Haan, Tjitske Jansen en Mustafa Stitou denken aan dat van de Vijftigers, de gematigde vleugel om precies te zijn, zonder evenwel daardoor duidelijk beïnvloed te zijn.

Ezra de Haan (1957), die pas in 1996 debuteerde, is een interessante exponent van bedoelde groep. Eén van zijn beginregels, Ik zal woorden voor je kneden, heeft programmatische kracht. In Ik belde mijn muze is zijn taal weliswaar kariger dan dat van de meeste anderen, maar door zijn tekstuele koprollen en hinkstapsprongen krijgen de gedichten een veel grotere interactie dan je op basis van het aantal woorden zou vermoeden. De Haan is op z’n best als hij de lezer van regel tot regel bijstuurt, en even zo vaak weet te verrassen: Geen hond zit als een mens / En toch zit ze zo: / Een als mens vermomde hond / Zoals de wolf in ons / Maar dan zonder schaapskleren. Beide betekenismogelijkheden in de slotregel hebben geldigheid. De hond komt als motief overigens op veel plaatsen terug in het boek, soms in komische combinaties: De luim van God komt mij voor / Als de muil van een dog: fel, vol lef / Dat wel. Melk alles uit, maar sta klem / Ik snak naar een kans, ratel over later / Maar leed valt mij ten deel. De in de Nederlandse poëzie weinig populaire palindromen kunnen hun geluk niet op met De Haan!» – Haagsche Courant, 2004

Meer over E. de Haan bij In de Knipscheer

Suzanne Binnemans – Vertrekken

SUZANNE BINNEMANS
Vertrekken
België Roman
Pap., 128 blz., 13,50
ISBN 90-6265-554-8
Eerste druk 2003

Suzanne Binnemans laat los van elkaar, in verschillende kamers, het stel Lynn en Axel aan het woord. Het tekortschieten van taal als communicatiemiddel tussen deze twee mensen wordt daardoor pijnlijk duidelijk.

‘Er is niets zo geduldig als papier, hoorde Axel. Toen werden hem de dagboeken van Lynn overhandigd waarvan hij tijdens hun relatie nooit een letter gelezen had, en hij wist dat hij op dat ogenblik Lynns hele leven in zijn handen hield.’

Lynns woorden worden nu Axels drijfveer om door te gaan, om te bewijzen dat hij de man kan zijn die haar voor ogen stond. De nieuwe, nuchtere levenswijze blijkt broos als een andere vrouw zich aandient.

Vertrekken laat (wederom) zien dat Suzanne Binnemans meer beoogt dan enkel een verhaal vertellen. Haar talent voor het juiste woord en het functionele beeld, maar ook haar directe taal en aandacht voor de psychologie van haar hoofdpersonages, geven de roman een bijna filmische dimensie: het leven zoals het is.

Suzanne Binnemans zegt hier zelf over: De realiteit kan niet beschreven worden, zij bestaat niet want is voor iedereen anders. Ieder heeft er een ander beeld van. Ik laat ruimte voor interpretatie, dring geen meningen op, laat de lezer vrij om te beslissen. Ik wil alleen de ogen openen van hen die alles onachtzaam aan zich voorbij laten gaan.

Hoewel Suzanne Binnemans in haar werk moeiteloos kruipt in de huid van haar personages, man of vrouw, staat de onafhankelijkheid en zelfstandigheid van de vrouw in toenemende mate centraal.

Pers:

Over Binnemans vorige dubbelroman Scheidslijnen (In de Knipscheer, 1998) schreef NRC Handelsblad onder de kop `Woorden van een opgejaagd mens’: “De denkwereld van een geesteszieke weergeven, dat is geen gemakkelijke opgave voor een schrijver. Als Gogol in ‘Dagboek van een gek’ is Suzanne Binnemans het hoofd binnengegaan van de 37-jarige, ex-radiojournalist Ewout, en heeft zijn gedachten opgetekend: een overtuigende weergave van de op- en neergaande stemmingen van een manisch-depressieve patiënt. Binnemans weet de suggestie op te roepen van een monoloog die in gedachten uitgesproken zou kunnen zijn. Een beklemmend einde.”

Suzanne Binnemans (1961) debuteerde in 1988 bij de Vlaamse uitgeverij Nioba met ‘De woorden van Elisabeth’ (Raymond Van den Broeck: `Stijgt merkwaardig hoog uit boven het peil van de meeste jonge-vrouwengeschiedenissen.’ Over haar tweede roman `Trefwoord: Wraak!’ bij Houtekiet in 1990 merkte Het Volk op: `Haar authentiek schrijverschap is hier altijd nog onvoldoende opgemerkt.’

Suzanne Binnemans is redactielid van `Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift’ en is bestuurslid van PEN-Vlaanderen.

Margreet Hofland – Het genie van Rome

MARGREET HOFLAND
Het genie van Rome

Roman – Nederlands
Ingenaaid, 560 blz. 22,50
ISBN 90-6265-546-7
Eerste druk 2003

Het grote romandebuut van MARGREET HOFLAND over de beroemde Italiaanse schilder Caravaggio.

Op een januaridag in 1571 wordt de pasgetrouwde kamenierster van de marchesa di Caravaggio op weg naar Milaan tijdens een noodweer van haar eer beroofd. Negen maanden later baart ze een zoon in wiens gelaat zij de man herkent die hem verwekte: een wonderschoon gezicht met een gepassioneerde, haast duivelse blik.

Het genie van Rome vertelt het levensverhaal van deze Caravaggio, die een van de beroemdste Italiaanse schilders werd en wiens werk de schilderkunst in heel Europa beïnvloed heeft. Zijn turbulente leven rond 1600 staat deels geboekt in politierapporten waarin hij als zeer agressief beschreven wordt. Margreet Hofland brengt in Het genie van Rome Caravaggio tot leven, en met hem de stad Rome, toen én nu.

Vier eeuwen later ontdekt Lucas Antheunissen dat hij als twee druppels water lijkt op Caravaggio, het genie van Rome. Maar ook Lucas levensloop vertoont overeenkomsten met die van Caravaggio en eenmaal in Italië ontdekt hij zijn eigen schilderstalent. Eline, zijn vriendin, ziet hoe Lucas steeds meer van haar en de wereld vervreemdt en vraagt zich af of Lucas’ gedachte van verwantschap een obsessie is dan wel werkelijkheid. Lucas kan niet anders dan de weg gaan die Caravaggio al eerder insloeg, een leven van groots talent, roem, manipulatie en wanhopig makende liefde.

HET GENIE VAN ROME is historische, suspense- en reisroman ineen.

Meer over Het genie van Rome

De pers over Het genie van Rome
“Als toneelrecensent Lucas Antheunissen (33) in 1985 kunstacademie-docente Eline (32) leert kennen, ziet deze al gauw een grote uiterlijke en innerlijke gelijkenis tussen hem en de Italiaanse schilder Caravaggio (1573-1610). Eline ontdekt dat een verre voorvader van Lucas uit Italië kwam en de onwettige zoon van Caravaggio was. Deze originele debuutroman speelt afwisselend in de 20ste eeuw (1951-1985) en de 16de eeuwse wereld van Caravaggio. Het levendige verhaal zal vooral liefhebbers van Italiaanse renaissanceschilderkunst boeien. Een kleurrijk debuut.” – Biblion

“Schrijvers debuteren over het algemeen voorzichtig. Met een bundel korte verhalen bijvoorbeeld, of met een novelle. Bij uitgeverij In de Knipscheer gaat het anders. Het genie van Rome is een 550 pagina’s tellende roman van Margreet Hofland waarin het levensverhaal van de meesterschilder Caravaggio wordt vervlochten met dat van een aantal personen in onze tijd. Zo krijgt Michelangelo Merisi da Caravaggio (1571-1610) een 20ste-eeuwse tegenhanger in de persoon van Lucas Antheunissen, een verzonnen verre nazaat van de meester van het clair-obscur. De schrijfster schildert een even kleurig als genuanceerd portret van de jong gestorven meester en zijn omgeving. Caravaggio komt in dit boek zo goed uit de verf dat je je afvraagt of Hofland niet beter een gewone historische roman over hem had kunnen schrijven. Maar toch is Hofland er wel in geslaagd er een meeslepend verhaal van te maken.” – Haagsche Courant

Leo Stappers – Jongens toch, drie romans

LEO STAPPERS
JONGENS TOCH

Drie afzonderlijke, genaaid-gebrocheerde romans, 112, 112 en 104 blz. in boekenhuls. 29,50
ISBN 90 6265 540 8
Eerste druk 2003

Het DRIEvoudige romandebuut JONGENS TOCH van LEO STAPPERS.

Het thema van JONGENS TOCH – boeken van geloof, hoop en liefde – wordt bepaald door het dilemma dood versus leven en loopt daarmee vooruit op het thema van de Boekenweek 2003 (vanaf 12 maart): STYX – LEVEN EN DOOD IN DE LETTEREN. De ingrediënten zijn kunst, esoterie, religie.

Met de liefde, de grootste van deze drie, begint JONGENS TOCH. Tegen de klippen op, want neerslachtig zijn ze, verstaan de jongens in RIJM VAN OUDE LIEFDE, de kunst te leven. Zelfmoord wordt wel overwogen, maar afgewezen. Lessus, de hoofdpersoon, schrijft een verhaal. Maar in RIJM VAN OUDE LIEFDE wordt over dat verhaal enkel gepraat. Via allerlei invallen komt de liefde ter sprake, komt liefde tot stand.

GROEN GLOORT DE HOOP is het middendeel van het drieluik, een soort divertissement. Spannend en met eenzelfde erotische spanning als `Rijm van oude liefde’. GROEN GLOORT DE HOOP is het verhaal van een driehoeksverhouding. De hoofdpersoon is, zo blijkt langzaamaan, een gewezen prostitué met bijzondere belangstelling voor esoterische kunstvormen. En er is de taal waaraan alle personages duidelijk plezier beleven. Die taal, vooral, laat zien dat de jongens levensvatbaar zijn.

Leo Stappers
In EEN WANKEL GELOOF, EN NOG EEN gaan de jongens met ernst en passie diep in op het overkoepelende thema van JONGENS TOCH, vervat in Heines vers: Schlafen is gut, der Tod ist besser, aber am besten währe: nicht sein. De handeling wordt gegeven in de vorm van een interview. De taal, ook als die in citaten tot hen komt, blijkt voor hen eens te meer een levensvoorwaarde, een manier van leven.

Is de verhaalontwikkeling in de roman episch, op het cerebrale af, de taal is lyrisch, poëtisch, zinderend. En er is volop humor en zelfrelativering. De couleur locale van het Limburgse klinkt door in de bijzondere taal. Leo Stappers (1948), – filosoof, schilder, kenner van de middeleeuwen, bibliothecaris en verzamelaar – zet met JONGENS TOCH een tot nu toe onbekend schrijverschap neer.

“De landschappelijke en stedelijke passages dragen een sterk Peter Handke-handschrift, de bibliofiel-theologische exercities zouden Umberto Eco niet mishagen. Da’s alvast niet niks voor een debuut, maar het knappe moet nog komen. Als een bekwaam vakman heeft Stappers namelijk gezorgd voor een tegenstem in het verhaal. De literatuur heeft er een stem bij gekregen.” – Dagblad De Limburger