Aart Broek – Het zilt van de passaten

AART BROEK
Het zilt van de passaten
Caribische literatuur in de twintigste eeuw

Cariben, Nederlands, Essays
Paperback, 232 blz., € 15,75
ISBN 978-90-6265-463-5
Tweede, geheel herziene en uitgebreide editie 2000

Het zilt van de passaten geeft inzicht in de belangrijkste motieven en thema’s van de Caribische literatuur in de 20ste eeuw. Vooral (of: pas!) in de jaren negentig kreeg deze veeltalige literatuur mondiale erkenning doordat de belangrijkste literaire prijzen, zoals de Nobelprijs en de Prix Goncourt, ten deel vielen aan Caribische schrijvers, resp. Derek Walcott en Patrick Chamoiseau, vertegenwoordigers van het Engelse en Franse taalgebied in de Cariben, waartoe verder – naast de Caribische creoolse talen – ook het Spaans en Nederlands behoren.

Behalve van de genoemde auteurs komt het werk van vele andere belangrijke schrijvers ter sprake: V.S. Naipaul, Jean Rhys, Earl Lovelace, Maryse Condé, Simone Schwarz-Bart, Reinaldo Arenas, Alejo Carpentier, Caryl Phyllips, maar ook van Frank Martinus Arion, Boeli van Leeuwen, Tip Marugg en Anil Ramdas – en dat maakt Het zilt van de passaten tot een bijzonder boek – in samenhang met elkaar en in relatie tot tal van andere culturele en maatschappelijke uitingen als reggae, calypso, rastafarianisme, carnaval, voodoo. Niet eerder werd de Caribische literatuur zo overkoepelend en over de taalgrenzen heen beschouwd.

Ewald Vanvugt – Brief aan een nieuwe werkloze. Essay

90-6265-072-4EWALD VANVUGT
Brief aan een nieuwe werkloze

Nederland, essay
Paperback, 136 blz., uitverkocht
ISBN 90-6265-072-4
Eerste druk 1983

Honderdduizenden mensen zijn werkloos gemaakt, zij zijn van de ene dag op de andere uit hun positie gemikt. Zo komt het dat niet alleen bejaarden, invaliden en zieken, maar honderdduizenden gezonde mensen de hele dag en elke dag zijn verplicht te niksen. Zij mogen lanterfanten en klaplopen, en baliekluiven en slabakken, suffen, klunzen, stilzitten, pierewaaien en duimendraaien – en voor de rest moeten ze maar zien wat ze doen.
Misschien vind jij het niet eens zo’n grote rotstreek dat naar willekeur met je wordt omgesprongen. Misschien ben je uit gewoonte al bereid je aan de nieuwe omstandigheden aan te passen, en voel je je vooral zo beroerd omdat je graag een wat belangrijker bijdrage aan de samenleving zou willen leveren dan twee keer per week een volle vuilniszak.
Nu ook jou je werk is afgenomen en ook jij tot een lichamelijke en maatschappelijke kneus dreigt te worden gemaakt, moet ik met alle hartstocht die in me is je vertellen, dat de opvatting van arbeid als de zin van het leven misschien niet eens de halve waarheid, maar juist een vuile leugen is. De ontmaskering van die leugen is de bedoeling van dze brief.

De Ervaren Lanterfanter aan Zijn Broer die Werkloos is geworden:
‘Jij schijnt je goed de pleuris te zijn geschrokken nu je zonder werk zit. Ik heb gehoord dat je de dag na je ontslag ziek in bed bent gebleven en nu ’s avonds zelfs je borrel laat staan. Nu wil ik de vrijheid nemen je een riem onder het hart te steken…’