«Nee! Geen testament maar een mijlpaal!» – Michaël Slory

Over de presentatie van ‘Torent een man hoog met zijn poëzie’ van Michaël Slory door Ruth San A Jong op Caraïbisch Uitzicht, 24 september 2012:
En zo vlot als zijn pen is, zo rolde de ene na de andere anekdote eruit bij de vragen van Michiel. Jaartallen, de bezoeken van Bruma aan het Torarica-casino, namen van ontmoetingen die hij met mensen had, de ‘communistische’ verwijten die naar zijn hoofd geslingerd waren toen, een gedicht voor wijlen John Leefmans in Sranantongo, nog eens het gedicht voor Leefmans, weer een jaartal, zijn in de steek gelaten idealisme (waar hij met de grootse zelfspot over sprak), de eeuwige vrouw die hij nog steeds niet was tegengekomen, de gedichten die nog in zijn huis rondslingerden waar best nog een bundel van gedrukt zou kunnen worden, dat men vroeger absoluut geen Chinezen wilden laten halen naar Suriname… dat alles flitste in een uur door de woonkamer en de zaal van de VERONSUR.

Lees hier het verslag

Meer over Michaël Slory

«Een diepe zucht kerft hij met zijn woorden in het paradijs om hem heen.» – C.H. Gajadin

Over ‘Torent een man hoog met zijn poëzie’ van Michaël Slory voor NBD Biblion, 5 november 2012:
In zijn isolement torent de Surinaamse dichter (1935) boven anderen uit met zijn poëzie. In een enkele observatie weet hij Suriname te typeren als geen ander.

Lees hier de recensie

Meer over Michaël Slory

«In alle overzichten van de Surinaamse letteren komt zijn naam voor. Zes literaire onderscheidingen kreeg hij, waaronder de Literatuurprijs van Suriname. » – Jerry Dewnarain

Over ‘Torent een man hoog met zijn poëzie’ van Michaël Slory in De Ware Tijd Literair, zaterdag 13 oktober 2012:
Met de dichtbundel ‘Torent een man hoog met zijn poëzie’ heeft Slory wederom zijn sterkte en talent bewezen als Surinaamse dichter die hoog torent.

Lees hier de recensie

Meer over Michaël Slory

«Nu is die lach voorgoed stilgelegd.» – Michiel van Kempen bij het overlijden van John Leefmans

John Leefmans; fotoportret door Nicolaas Porter

In memoriam John Leefmans op Caraïbisch Uitzicht, 26 augustus 2012:
Gisteren, zaterdag 25 augustus 2012, overleed de diplomaat, dichter en criticus John Leefmans in Rijswijk/Den Haag, op 79-jarige leeftijd. (…) In een van zijn laatste brieven liet hij me weten dat hij ook zijn lust in het leven goeddeels kwijt was. Ik had hem kort ervoor nogmaals bedankt voor zijn vertaling van zeven gedichten van Michaël Slory die hij fraai uit het Sranantongo had omgezet naar het Nederlands. De bundel van Slory waarin zijn vertaling staat, Torent een man hoog met zijn poëzie, rolde net voor het weekend van de drukpers en werd naar hem gepost op de dag dat hij zijn laatste adem uitblies. Hij heeft de laatste publicatie van zijn leven dus zelf niet meer onder ogen gehad. Voor iemand die alles wat Surinaams was altijd met zoveel gretigheid in zich opzoog, is ’t heel spijtig dat hij die vreugde niet meer heeft mogen beleven.

Lees hier het gehele In memoriam

Lees of luister naar ‘John Leefmans: thuis in de hele wereld’ (Maandag 27 augustus Wereldomroep.nl)

De bundels van John Leefmans

Michaël Slory – Torent een man hoog met zijn poëzie. Bloemlezing

MICHAËL SLORY
Torent een man hoog met zijn poëzie

Suriname/Nederland
Genaaid gebonden met stofomslag en leeslint, 80 blz., € 19,50
september 2012
ISBN 978-90-6265-806-0

Presentatie 23 september 2012 in Vereniging Ons Suriname in Amsterdam

Bezorgd door en met een Nawoord van
Michiel van Kempen

Michaël Slory is een meertalige dichter, die sinds hij in 1961 zijn debuut maakte met Sarka/Bittere strijd, een belangrijk deel van zijn oeuvre heeft geschreven in het Sranantongo. In de tweede helft van de jaren ’80 van de 20ste eeuw legde hij zich geheel toe op het schrijven in het Nederlands en het Spaans. Het werk van Slory tot 1991 werd gebloemleesd in de bloemlezing met vertalingen Ik zal zingen om de zon te laten opkomen. In Torent een man hoog met zijn poëzie is een ruime keuze opgenomen van het Nederlandstalige werk dat hij schreef in de jaren 1995-2005, en verder een keuze uit gedichten in het Sranantongo waarvan de eerste versie ontstond in de jaren 1973-1975. Zo goed als alle gedichten heeft Slory zelf grondig gereviseerd in 2011, en hij heeft die gedichten nog aangevuld met nieuw geschreven werk. John Leefmans tekende voor nieuwe vertalingen van Slory’s Sranantongo poëzie naar het Nederlands.

Slory is zich scherp bewust van de taak die hij als dichter heeft te vervullen, een ethische taak met esthetische middelen: de wachter te zijn van een paradijs dat misschien alleen bestaat in het hoofd van de dichter, maar dat juist dáárom maakt dat voor de dichter geen alledaagse taak is weggelegd. Zelfs al betekent dat ook vaak een positie in isolement. Want een man die hoog torent met zijn poëzie, reikt met zijn taal naar iets waar anderen niet komen. Michaël Slory heeft deze bundel zelf willen zien als zijn testament op de 75-jarige leeftijd die hij in 2010 bereikte. Dat is deze bundel maar tot op zeer relatieve hoogte geworden. En dat kán deze bundel immers ook niet zijn, zolang de levende dichter nog elke dag zijn levensenergie omzet in nieuwe poëzie.

John Leefmans

John Leefmans (Suriname, 1933 – Nederland, 2012) was als diplomaat (voor Nederland) o.a. consul-generaal in Chili en ambassadeur in achtereenvolgens Ecuador, de staten van het Oost-Caribisch gebied (waaronder Trinidad-Tobago, Guadeloupe en Martinique) en in Afrika (Zimbabwe, Botswana en Namibië). Daarnaast was hij onder meer dichter. In Op’a batra/Open die fles beschrijft Leefmans onder meer zijn jeugd en zijn gevoelens voor Suriname. Door de gedichten in het Sranan te schrijven wilde Leefmans een bijdrage leveren tot verdere verdieping van het Sranan.

Open die fles, doe die fles open;
doe haar open en laat de geest vrij
als stoom, als water er uit lopen;
op je schouder zit ik er bij.

Kroop je nog nooit in een hoekje
om op te gaan in een boekje?
Grijp nu de kans, laat de tijd niet verlopen;
Doe de fles zo snel mooglijk open.

Was je tot gedichten nooit eerder doorgedrongen,
dan lees ik met je mee, voor deze enkele keer.
Heeft je hart nooit nog als ’n dronkenman gezongen,
maak kennis met het spook dat de harten drinken leert.

Open die fles en laat hem eruit:
hij zal op jouw schouder zitten.

Meander over Op’ a batra /Open die fles:
De onmiskenbaar Surinaamse gedichten zijn ongetwijfeld de beste; het lezen ervan is ondergedompeld worden in een vaak overweldigend taalbad, zodanig dat slappe en wat gemakzuchtige passages er niet toe schijnen te doen. De lezer moet zich op een stroom laten meevoeren en als die af en toe wat brak voortkabbelt, is dat alleen maar om vervolgens des te heviger te bruisen.
Sterk zijn de vele liefdesgedichten, die soms vrolijk, soms ‘ondeugend’ zijn (van erotiek is geen sprake) en vaak een weemoedige ondertoon hebben, vooral als het jeugdherinneringen betreft. Het vijf bladzijden tellende ‘liefdeslied’ over het onoverkomelijke verschil tussen wie licht en wie donker van huid is, wel of niet blootsvoets gaat, aan deze of de andere kant van de rivier woont, is een van de hoogtepunten van de bundel. Regelmatig toont Leefmans ook zijn geëngageerde kant ‘om al die berichten uit Sranan die het hart doorboren’, ‘om ieder verhaal uit Sranan dat de ziel verwondt’, ‘door al het nieuws van ‘t land dat ons afbreekt tot de grond.’

NBD Biblion over Op’ a batra /Open die fles:
Deze forse bundel bevat 33 gedichten plus 20 haiku’s in het Sranan met vertaling in het Nederlands. Het zijn twee geheel onafhankelijk van elkaar te lezen versies, en dat is een groot compliment voor een dichter die in twee talen even virtuoos dicht. De dichter (1933), die eerder indruk maakte op Poetry International en Winternachten, publiceerde eerder drie bundels, maar dit is zijn meesterproef. In veel gedichten wordt Suriname in verfijnde details opgeroepen, melancholisch maar nooit sentimenteel. Lokaal verankerd, maar nooit lokaal geplaatst: Villon, Elliot, Lewis Carroll dagen aan de horizon op. De natuur, maar vooral de mensen (de jongens van Bea, de liefjes van vroeger, de tantes enz.) brengen de lyriek naar buiten die vroeger bij Leefmans achter ironie en intellectualiteit verscholen bleef. De gedichten zijn opmerkelijk lang en de toon wordt uitstekend vastgehouden. Met gemak plaatst Leefmans zich met deze bundel aan het de laatste tijd jammer genoeg uitdunnende peloton van Sranan-dichters. Maar zijn Nederlands mag er ook wezen.

John Leefmans – Retro. Gedichten

John Leefmans
Retro. Gedichten

Suriname, Poëzie
Ingenaaid, 104 blz., 15,75
ISBN 90 6265 498 3
Eerste druk 2001

John Leefmans (Suriname, 1933) verliet op 15-jarige leeftijd Suriname. Maakte carrière als diplomaat en woont pas sinds 1995 weer definitief in Nederland. Hij is secretaris van het Surinaamse Forum, voorzitter van de stichting Surinaams Muziek Collectief en lid van de redactieraad van OSO, tijdschrift van het Instituut ter Bevordering van de Surinamistiek. Hij was met onder andere Pim de la Parra, Rudi Kross en Ronald Venetiaan redacteur van/publicist in het Surinaamse tijdschrift Mamjo, en mede-oprichter van het toentertijd in Leiden geruchtmakende (anti)-literaire blad Kat t-t kaf. Bij Radio Nederland had hij eind jaren vijftig een wekelijkse rubriek Fa un tan.
In 1981 verscheen zijn eerste dichtbundel Intro onder het pseudoniem Jo Löffel. Retro, nu onder zijn eigen naam, beschouwt hij als zijn tweede bundel. Hij nam in 2000 deel aan Poetry International en vertaalde poëzie van onder meer Jules Deelder in het Sranan.

De pers over Retro
“Sisyphus hak ik dagelijks hier rust / vlecht kransen ongevraagd onbesteld / in ‘t grauwe vlak, codes voor archeologen / en dagelijks de dullen moor / de muur bestormend met zijn hoofd / maar alle stenen blijven boven / gereserveerd voor de donder” (uit ‘Nocturne’).

De bundel zelf wil ik kort en krachtig samenvatten onder het motto ‘Genieten voor erudieten’. De gedichten van Leefmans voeren de lezer mee naar verre landen, Tantalus wisselt even snel met Xenophoon als Angelen plaatsmaken voor Saksen. De gedichten stomen verder en gunnen je geen enkele moment rust.

“Hier zijn we dan, mijn vrouw en ik / net levend, een werk van Westerik / Wij praten vol wijsheid met elkaar / en worden wat ouder met het jaar / Soms vliegen we uit, uit de duiventil / maar keren terug, als de melker het wil” (uit ‘Ecce’).» – geciteerd uit Yves Joris in Meander 196