«Een dichter om van te houden.» – Ezra de Haan

VoorplatTussenhondenwolf72Over ‘Tussen hond en wolf’ van Klaas Jager op Literatuurplein, 16 augustus 2106:
En er staan meer gedichten in (…) die bewondering oproepen. Met regels als: Overgeleverd aan een meningsuiting die nooit vrij kan zijn in andermans handen. Inderdaad, Klaas jager uit zich ook politiek in zijn laatste bundel. Neem het gedicht ‘In Godsnaam’ waarin hij schrijft: In Godsnaam wat voor wereld is dit,/ die jubelt voor een wapperende vlag,/ net zolang totdat hij bloed opgeeft. In ‘Zo vanzelfsprekend eenvoudig’ wast hij ons de oren met: Met het slagveld op veilige afstand/ is het kinderspel bloed te zien verspild,/ niemand ligt er echt wakker van. Liefst zou Klaas Jager weer het kind van weleer zijn dat voor het eerst sterren ziet. Vaker echter is hij zich bewust van ons ‘gelukzalig vergeten’. Met ‘Tussen hond en wolf’ heeft Klaas Jager voor de vierde keer laten zien dat hij een dichter is om van te houden. Wie zo dicht bij de natuur staat en zichzelf weet te blijven, kan haast niet anders dan dichter zijn. Klaas Jager opent ons de ogen voor de wereld in wonderschone, soms pijnlijke strofen.
Lees hier de recensie
Meer over ‘Tussen hond en wolf’
Meer over Klaas Jager op deze site

Klaas Jager, Tussen hond en wolf, Nederlandse literatuur, poëzie, Windwakken in de tijd, Klipgeiten, De wereld heeft geen overkant, Jan Mankes, Gerrit Kouwenaar, Leonard Nolens, Oranjewoud,

«Klaas Jager maakt abstracte begrippen op een heel aparte manier visueel.» – André Oyen

VoorplatTussenhondenwolf72Over ‘Tussen hond en wolf’ van Klaas Jager op Ansiel, 30 juli 2016:
(…) In ruim 90 gedichten neemt de auteur de lezer mee in zijn wereld, een wereld waarin de ‘ik-figuur’ uit zijn vorige bundels ‘iemand’ is geworden. Toch blijft de dichter Jager ook nu weer over persoonlijke ervaringen schrijven maar dan op een manier dat elk iemand er iets van zichzelf in kan herkennen. Bijzonder in deze bundel is het drieluik over de (…) kunstenaar Jan Mankes, die op 32-jarige leeftijd (…) overleed; van 1909 tot 1915 woonde hij met zijn ouders in Het Meer en hier ontwikkelde hij zijn liefde voor de natuur (…). Uit andere gedichten waaronder ‘Zoals iemand’ gericht aan Tolstoi blijkt zijn literaire passie. En er is ook sociaal en politiek engagement in het gedicht ‘Nu pas kleur bekennen’ dat opgedragen is aan Mandela. Klaas Jager heeft een mooi en beeldend taalgebruik dat abstracte begrippen als liefde, pijn, en aanvoelen op een heel aparte manier visueel maakt en het geeft de bundel ook een bijzondere artistieke glans.
Lees hier en hier de recensie
Meer over ‘Tussen hond en wolf’
Meer over Klaas Jager op deze site

«Knap verwoord.» – drs. Erik Kreytz

VoorplatTussenhondenwolf72Over ‘Tussen hond en wolf’ van Klaas Jager voor NBD Biblion, 4 mei 2016:
De bundel bestaat uit drie delen: van het snuffelende zoekende (de hond) tot het ervaren roofdier (de wolf). De zeventig gedichten blijven zich onpersoonlijk en anoniem richten tot iemand, op zijn levensloop in de wereld, van de ontwikkeling tot in memoriam na de dood. De mededelingen over zijn situatie in een soort toelichtende spreektaal met geruststellende opmerkingen helpen het raadsel van het bestaan enigszins te verklaren, door filosofische uitspraken of een boodschap van liefde. Hoe verhoudt de mens zich tot zijn omgeving?
Lees hier de recensie
Meer over ‘Tussen hond en wolf’
Meer over Klaas Jager op deze site

Klaas Jager leest 4-meigedicht op radio

VoorplatTussenhondenwolf72Over ‘Tussen hond en wolf’ van Klaas Jager op Amsterdam FM-Radio op maandag 2 mei 2016:
Van Klaas Jager is een van de meest onderschatte dichters uit het hoge noorden van Nederland. Van zijn hand verscheen zojuist een vierde dichtbundel met de titel ‘Tussen hond en wolf’. Klaas Jager is vogelteller van beroep en uit dien hoofde één met de natuur en zelden in het stedelijke milieu, laat staan ‘de randstad’, te vinden. Maandag 2 mei is hij telefonisch in de uitzending in het ‘boekenuur’ (tussen 16.00 en 17.00 uur) van het programma Kunst & Cultuur, dat live vanuit de OBA wordt uitgezonden, met name naar aanleiding van zijn gedicht ‘Een dag als deze, 4 mei’ uit ‘Tussen hond en wolf’.
Lees hier het 4-meigedicht van Klaas Jager
Luister hier naar de uitzending op de tijdbalk van 33:47 tot 47:08; het 4-meigedicht begint op 40:20
Meer over ‘Tussen hond en wolf’
Meer over Klaas Jager op deze site

‘Aldoende bezig’ van Klaas Jager ‘gedicht van de dag’

VoorplatTussenhondenwolf72Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag een gedicht per mail. Het blog Laurens Jz. Coster koos op 10 april 2016 als ‘Gedicht van de dag’ het gedicht ‘Aldoende bezig’ van Klaas Jager (1961) uit zijn bundel ‘Tussen hond en wolf’ (2016).

Aldoende bezig

Aldoende bezig
het alledaagse te doorbreken
met niets anders dan het
zinloze verweer tegen voortgang,

wat zich lezen liet als een verweesd dagboek
opgetekend zonder havens en kades,
in een grauw decor van verlaten water,
onbewoonde oevers met schonkig riet

wie herkent dit archaïsch landschap niet,
diep ingeprent door een oeroude stem

nu wil jij dat het persoonlijker, dichter
op de huid en minder meeslepend, meer
van onze gezamenlijke nietigheid getuigt

geef me dan een pen met sleutelwoorden,
die in basale levensbehoeften voorzien, zoals
brood en beleg, tranen en troost, huis en bed.

Lees hier het gedicht op Laurens Jz. Coster
Meer over ‘Tussen hond en wolf’
Meer over Klaas Jager op deze site

Klaas Jager – Tussen hond en wolf

VoorplatTussenhondenwolf72Klaas Jager
Tussen hond en wolf

Gedichten
Nederland
Paperback met flappen,
100 blz., € 18,50
ISBN 978-90-6265-908-1
Eerste druk maart 2016

Wie is iemand? Wat is identiteit? Iemand is iedereen en tegelijkertijd niemand. Dit Kafkaëske, weer volop actuele thema loopt als een rode draad door de bundel Tussen hond en wolf. Het is een metafoor van de opengebroken wereldgrenzen op dit moment en de op drift geslagen mens, die zich vastklampt aan oude waarden en ondertussen wanhopig zoekt naar nieuwe. ‘Zoals Homerus zag dat hij op het sterfbed lag van de anonieme analfabeet.’

Hier, lieve schatbewaarder
heeft niemand iets met daar

de wereld woont in een gehucht
het huis heeft genoeg aan zichzelf.

In De wereld heeft geen overkant, Jagers vorige bundel, maakte het persoonlijke ‘ik’ al meer en meer plaats voor het onpersoonlijke ‘iemand’. In Tussen hond en wolf is de ‘ik’ van het toneel verdwenen en speelt nu iemand de hoofdrol. Zelfs in afdeling II van deze bundel, ‘voor mijn Lieveschatbewaarder’. Klaas Jager laat meer dan ooit de wereld in zijn gedichten toe en voorkomt dat ‘een sfeer van gelukzalig vergeten’ ontstaat.

Nu of nooit,
alsof het ooit anders is,
vluchten en ternauwernood ontkomen

het lijkt of tijd samenbalt in een kogel,
die zich ongemerkt in de toekomst boort

In menig gedicht duikt hoop, licht, relativering, pure schoonheid en verwondering op.

‘neem iemand, pluralis van zoveelste sterveling,
die zijn koude handen warmt aan het vuur dat
altijd in zijn gedachten is en, op dit moment,

als men even niet oplet, door het raam buiten
in de wind, in de bomen, in de lucht, in de vogel,
in de ondergaande zon een vat van vervulling ziet.

Klaas Jager debuteerde met de bundel Windwakken in de tijd (2001). Klipgeiten verscheen in 2004. Over De wereld heeft geen overkant (2008) schreef Joop Leibbrand in Meander: ‘En om Jager maar meteen te positioneren: regelmatig brengen zijn gedichten Kouwenaar en Nolens in gedachten. Bij Jager zijn dichter en denker tot elkaar veroordeeld. Gelukkig maar, want dan pas ben je iemand. Lezen die man!’

Klaas Jager – Klipgeiten

Klaas Jager
Klipgeiten. Gedichten

Nederland, Poëzie
Ingenaaid, 96 blz., € 14,50
ISBN 90 6265 564 5
Eerste druk 2004

Klaas Jager (Friesland, 1961) debuteerde in 2001 met Windwakken in de tijd, een dichtbundel waarin liefde voor de natuur en filosofie en fascinatie voor het mysterie tijd op subtiele en schitterende wijze in de taal tot uiting komen.

Klipgeiten, de tweede bundel van Klaas Jager, laat meer facetten van deze dichter zien. In persoonlijke herinneringen, dagboekfragmenten en existentiële beschouwingen verdicht hij het leven zoals hij dat ervaart. De alles verslindende tijd, een onnavolgbare eekhoorn in zijn takkenbos van hartslagen, is een voortdurende bron om uit te putten. Een verdwenen open plek van een voormalige kapvlakte, het wachtkamergevoel zich tussen twee werelden te bevinden, het eenkennige verlangen, ‘een luikje dat naar een kant toe opengaat’: het zijn allemaal ijkpunten van een scherpe waarnemer die niets onopgemerkt aan zich voorbij laat gaan.
Klaas Jager laveert met woorden door de wereld van kleine en grote gebeurtenissen. Hij probeert antwoord, een rustplek, te vinden voor het overschot aan vragen, soms lyrisch, soms ingehouden en bijna analytisch, maar steeds in authentieke metaforen en met oog voor het detail. Hij is het rusteloze beest dat dezelfde stenen om blijft keren tot er woorden verschijnen, zoals kleine kuddes klipgeiten tegen de witsteile wand.

Iemand moet zijn in plaats van worden, schrijft de dichter in een van zijn gedichten. Als Klaas Jager iets is, dan is het wel dichter.

Het gevecht met de tijd, vooral met aftakeling en ouderdom in het vooruitzicht, is voor Jager (1961) bijna dagwerk geworden. Uiterlijk is alles “naar wens”. Hij probeert de “dagdingen” maar over zich heen te laten komen. Maar onafwendbaar is daar het uurwerk dat geen sprookjes meer vertelt, het kortstondige van de liefde en alle andere verworvenheden. De dichter probeert dan de tijd te vertragen (het liefst zou hij “roestend op een zijspoor” willen staan) of tenminste even overtuigend als Engelse toneelspelers te “doen alsof”. De blije blik en onverwoestbare hoop van de EO-op-tv is evenmin aan hem besteed. Hij heeft alleen zijn eigen woorden, “als kleine klipgeiten tegen de witsteile wand”, om nog wat leven te veroveren. De dichter verbeeldt kortom de mens in gevecht met tijd en afbraak. Soms verliest hij zich daarbij in filosofische analyses, waar dan weer prachtmetaforen tegenoverstaan. Voor poëzieliefhebbers. – Els van Geene, Biblion

‘Windwakken in de tijd’, het debuut van Klaas Jager uit 2001, stond vooral in het teken van de natuur. In ‘Klipgeiten’ de nieuwe gedichtenbundel, laat de dichter zich van meer kanten zien. Zo komen intermenselijke relaties veelvuldig aan bod en durft Jager zijn persoonlijke gevoelens op dit gebied prijs te geven. Veel van dit nieuwe werk valt op door een grote mate van toegankelijkheid. En daarbij maakt hij gebruik van uitstekende klankritmes.
Bijzonder is de gedichtencyclus die hij over het park De Overtuin in Oranjewoud schreef. Een mooi voorbeeld van wat Jager met De Overtuin als inspiratiebron aan de muze ontworstelde is het volgende gedicht:

We zaten op het vale bankje
naast de kruidentuin, in de
walm van tijm en lavendel.

Je vroeg of ik weten wilde
hoe het met ons aflopen zou,
van a tot z, ofschoon je niet

echt in de mond durfde te
nemen wat in de schoot
van de nabije toekomst lag,

het zinloos vond om verder
dan een dag vooruit te kijken.

Dus sprak ik niet uit wat
ook jij voorzag, dus haalde

ik jou innig aan en zei dat
het nooit voorbij zou gaan.

– Heerenveense Courant, 14 juli 2004

In de fascinerende diversiteit van zijn nieuwe bundel overheerst een lichte melancholie, de stemming van iemand die de hete adem van de tijd in zijn nek voelt, zonder zwaarmoedig te raken. Het is duidelijk geen jongeling die spreekt in ‘Takkenbos van hartslagen’ (fragment): – Y. van der Molen in de Woudklank, 22 juli 2004

Want het is huiveringwekkend hoe
vliegensvlug het allemaal, als een

onnavolgbare eekhoorn in zijn takkenbos
van hartslagen, naar de allerlaatste springt.

Toch verliest Klaas Jager het heden geen moment uit het oog. In ‘Hars’,
ontstaan op een terras in Gorredijk waar hij graag zit (fragment):

Het water tegenover het terras
bij de Vergulde Turf ligt al in de
schaduw van de brug en de brug al
in die van de hoge winkelpanden.

De herfst is ophanden, ligt gereed
voor de kust om op te stomen, maar
vandaag kleeft de zomer nog als
hars aan de jonge vrouwen vast.

Hoewel natuurelementen een belangrijke inspiratiebron voor hem zijn, wil Jager beslist niet als ‘natuurdichter’ door het leven, het gaat hem nu vooral om mensen. Als hij enkele liefdesgedichten plaatst in een decor van een oud park (de Overtuin) is daar meteen weer het element tijd: hij houdt van oude parken vanwege hun geordende natuur die gaandeweg is overwoekerd. Toch is er geen sprake van echte wanorde: net als verzen die het pad effenen door een chaos van woorden. En zo geeft het schrijven van poëzie, het oproepen van een onzichtbare maar duidelijk waarneembare wereld, structuur aan het leven. Die samenhang is terug te vinden in zijn werk, dat opvalt door zuiverheid. Nergens dendert vals pathos over de pagina’s.

Het gaat over vertraging, verstilling, het gaat over kleine ogenblikken, zo klein dat je een microscoop nodig hebt om ze te zien. Maar in het bos dat Klipgeiten is kun je ze met het blote oog zien en wees Klaas Jager daar eeuwig dankbaar voor. – Tim Donker in De Recensent, 06-09-2004

‘Klipgeiten’ is de tweede gedichtenbundel van Klaas Jager. Goed aansprekende poëzie met oog voor details en dat vanuit een persoonlijke benadering, waardoor de afstand wel eens kleiner is dan je als lezer zou willen. – Het Nederlandse Boek, november 2004

Klaas Jager – Windwakken in de tijd

Klaas Jager
Windwakken in de tijd. Gedichten

Nederland, Poëzie
Ingenaaid, 80 blz., 13,50
ISBN 90 6265 528 9
Eerste druk 2001

Een jeugd in het bos en open veenweidegebied van Oranjewoud en het Lage Midden vlakbij Heerenveen brengt Klaas Jager, (Luinjeberd, 1961) dichter tot zichzelf. Hij ontwikkelt een grote passie voor de natuur en gaat in dialoog met zijn omgeving, waarin het dode en het levende bij waarneming tot leven komen en als het ware een bewustzijn krijgen: alles verkeert in zijn eigen tijd en heeft zijn eigen beleving. Zijn professie als veldbioloog, specifiek gericht op vogelonderzoek, zorgt voor de kennis en ervaringen die de voedingsbodem vormen voor zijn poëzie. Tijdens het langdurige verblijf in de natuur denkt hij in sterk naar de tijd verwijzende metaforen na over het leven, de dood en het dichten.

Zijn passie voor de natuur heeft hij goed binnen een breed kader weten te verwoorden met een eigen invulling die zijn waarnemingen uit hun beperktheid tillen. (Het Nederlandse boek). Met zijn poëzie is iets bijzonders aan de hand: die is namelijk behoorlijk goed. (VPRO, Anton de Goede). Natuurliefde wordt in de stapel recente bundels het meest overtuigend in beeld gebracht met Windwakken in de tijd. Door neologismen en vakjargon (bijvoorbeeld woordledig, uitvlieggat en zondagmorgenik) plus typografische wendingen en een niet aflatende soms bezwerende toon weet hij een origineel ervaringsveld te scheppen. Onverwachte sprongen van de ene werkelijkheid in de andere kom je niet vaak tegen bij een debutant. (Haagsche Courant)

De pers over Windwakken in de tijd
«Zijn professie als veldbioloog, specifiek gericht op vogelonderzoek, zorgt voor de kennis en ervaringen die de voedingsbodem vormen voor zijn poëie, lees ik op de achterflap. Hij ontwikkelt een grote passie voor de natuur en gaat in dialoog met zijn omgeving, waarin het dode en het levende bij waarneming tot leven komen en als het ware een bewustzijn krijgen. De dichtbundel bestaat uit een grillig samengaan van verschillende dichtvormen: een eigen geschapen natuur die doorheen de pagina’s woekert en zich niet laat temmen door vaste vormen.
Een fragment als “Woord, ternauwernood / geschreven, dun / drijvend kroos over / het oppervlak, door / een zwakke bries / uiteengedreven / zo goed als los / van waar het was / in het niet te zeggen / niets vooraf.” (uit ‘WOORDEN’) staat in schril contrast met de voortwoekerende woordenstroom in ‘Contact’: “Ook vandaag weer, een hand van het licht / Zoekt en betast de dingen / In de kamer, // Veert op tegen de muur, rekt zich uit.”

Bij momenten krijgt men de indruk de natuurdichter Alberto Caeiro (een alter ego van F. Pessoa) aan het woord te horen:

Pessoa: “(…) ik zag dat er geen Natuur is, / dat Natuur niet bestaat, / Dat er bergen zijn, valleien, vlakten, / Dat er bomen zijn, bloemen en grassen, / dat er stenen zijn, rivieren, / Maar dat er geen geheel is waartoe dit behoort, / dat een ware, werkelijke samenhang / een ziekte van ons denken is”

Klaas Jager: “in de hartslag / van de tijd, het / peristaltische ogenblik // brekend op de rand / van een volgend weer / uiteen tot een ander” (uit ‘Denken dat het waar kan zijn).

Dit is geen dichtbundel die je even op een rustige namiddag doorleest, tenzij je een groot deel van de woordenkracht niet wilt proeven. Elke keer weer wordt de aandacht van de lezer getrokken naar nieuwe details in de tekst. Gelukkig wisselen hermetische teksten af met lichtvoetige natuurobservaties, want wie de ganse tijd door het dichte struikgewas moet wringen, dreigt immers al snel het geheel van de natuur uit het oog te verliezen.» – Yves Joris in Meander 196