«Mooie poëzie.» – Ezra de Haan

VoorplatNicolaas75Over ‘Als de aloë sluimert’ van Quito Nicolaas in Antilliaans Dagblad, 6 juni 2016:
(…) Quito Nicolaas refereert in het gedicht ‘Golven’ naar zijn jeugd op Aruba, de aankomst in Nederland en de Caribische gewoonte om de navelstreng na de geboorte van een kind te begraven. Daarmee is het een heel persoonlijk gedicht dat menig Antilliaan zal aanspreken. Tegelijkertijd is dit een gedicht dat mij nu, en het gedicht werd in 1995 geschreven, sterk doet denken aan al die vluchtelingen die per boot naar het westen zijn gevlucht. (…) Daarmee reikt dit gedicht van Nicolaas verder dan zijn eigen verhaal. Hij heeft het daarvan losgezongen en tot een gedicht voor velen gemaakt. Regelmatig stelt Nicolaas iets aan de kaak of wordt zijn mening, ook als die in mooie poëzie is verpakt, aan de lezer duidelijk gemaakt. Zijn gedicht ‘Afro-Arubaan’ windt er ook geen doekjes om. Het gaat hem in dit gedicht om de migrant en de discriminatie die hij op Aruba ervaart. (…) Het gedicht ‘Afro-Arubaan’ is bijtend van toon en je merkt dat de dichter bij het schrijven ervan woedend maar ook moedeloos was.
Lees hier de recensie
Meer over ‘Als de aloë sluimert’

«De rijkdom van deze dichtbundel komt volledig tot zijn recht.» – Ezra de Haan

VoorplatNicolaas75Over ‘Als de aloë sluimert / Cucuisa cabisha’ van Quito Nicolaas op Literatuurplein, 2 maart 2016:
Met ‘Als de aloë sluimert is een belangrijk deel van de poëzie van Quito Nicolaas eindelijk in vertaling verkrijgbaar. Het levert een gedichtenbundel die meer inzicht geeft in de geschiedenis van en het leven op Aruba dan menig dikke roman zou kunnen bewerkstelligen. (…) De voorbeeldige vertaling, het uitgebreide voorwoord en het notenapparaat van Fred de Haas, en ook de uitleg met betrekking tot de schrijfwijzen van het Antilliaans zorgen ervoor dat de rijkdom van deze dichtbundel volledig tot zijn recht komt. Ook voor de niet-Papiamentstalige Nederlander. De gedichten van Quito Nicolaas kenmerken zich door hun toon. De dichter legt niets uit, let vooral op de schoonheid van de taal en verwacht dat de lezer begrijpt wat hij tussen de regels door vertelt. Waar een dichter als Walter Palm het regelmatig van de alliteratie moet hebben, kiest Nicolaas, in de originele Papiamentstalige gedichten deels voor het eindrijm, maar nog vaker voor de woorden zelf en de beelden die ze oproepen. Een gedicht als ‘Golven’, uit de afdeling ‘Creolisering’ in deze bundel, wordt ook echt door golven gedragen. Steeds weer komt de tekst in beweging door de gedachten die Nicolaas er aan toevoegt. Als water dat golft, omslaat, terugstroomt.
Lees hier de recensie
Meer over ‘Als de aloë sluimert / Cucuisa cabisha’

«Giselle Ecury is in dit opzicht illustratief.» – Eric Mijts en Wim Rutgers

VoorplatRodeAppel75dpiKleinOver o.a. ‘De rode appel’ van Giselle Ecury in ‘De diaspora van de identiteit’ in Ons Erfdeel, augustus 2014:
Er is in deze eeuw weer een groep auteurs ontstaan die op de ABC-eilanden en in Nederland werk van kwaliteit afleveren in het Nederlands: een nieuwe generatie Nederlands-Caribische auteurs. (…) In het werk van Giselle Ecury lezen we de dominante want steeds terugkerende thema’s als gemengde afkomst, interculturele relaties, het raadsel van de oorsprong en de zoektocht naar identiteit. We zien de steeds terugkerende dubbele setting in Nederland en het Caribisch gebied. Het perspectief ligt bij de uit dat gebied afkomstige personages. Ze vertellen hun levensverhaal in een taal die tegen het Papiaments aanleunt door het gebruik van met de eilanden gebonden specifieke woorden. Uit de thematiek vloeit een dubbelstructuur voort, waarbij verleden en heden elkaar raken en verzoend moeten worden. (…) ‘De rode appel’ (2013), is inhoudelijk opgebouwd als een tweeluik met de dubbelgeschiedenis van de twee hoofdpersonen Elisabeth en Nicki, die beiden het product zijn van een interculturele relatie, waarmee ze in het reine moeten zien te komen. Verleden en heden blijken onlosmakelijk met elkaar verbonden door een dubbele terugblik: die van Elisabeth op haar au-pairtijd als jong meisje in Zuid-Frankrijk, waarnaartoe ze na dertig jaar terugreist om opheldering te krijgen over wat er toentertijd precies gebeurd is, en vervolgens van haar vriend Nicki, die haar zijn levensverhaal over zijn Curaçaose jeugd toevertrouwt, waarna ze dat opschrijft. (…) Voorlopig [zal deze groep] hun kracht nog zoeken in eigen kring om via die positie een brug te slaan, ook al worden deze auteurs nog (te) weinig opgemerkt of hooguit weggezet in het minderhedencircuit.
Lees hier het artikel
Meer over Giselle Ecury bij Uitgeverij In de Knipscheer