Extaze in Pulchri op donderdag 10 mei 2012.


Extaze 2012-3, het vierde nummer van Literair tijdschrift Extaze, wordt op donderavond 10 mei 2012 gepresenteerd met ‘Extaze in Pulchri’, een gevarieerd cultureel programma in Pulchri Studio in Den Haag. Extaze lijkt een vaste waarde te worden in het landschap van komende en gaande literaire tijdschriften. Extaze kreeg in januari dit jaar op het Writers Unlimited Festival (Winternachten) aan het Spui in Den Haag een eigen podium/programma. ‘Oorlog’ is de thematische leidraad in Extaze 2012-3.

Vergroot de afbeelding door te klikken.

Klik hier voor de inhoud van Extaze 2012-3.

Extaze 1 Droom op ander leven. Literair tijdschrift

EXTAZE 1
Droom op ander leven

Nederland
Ingenaaid, 17,6 x 24,8 cm, geïllustreerd, 120 blz., € 15,00
oktober 2011
ISBN 978-90-6265-684-4

Tegen de tijdgeest in verscheen het afgelopen voorjaar het nieuwe literair kwartaaltijdschrift Extaze.

Het 0-nummer werd met grote waardering ontvangen: «Na het lezen van Extaze blijft enthousiasme over, en het verlangen meer te lezen. Zo moet literatuur bedoelt zijn: het wakkert de geest aan en voert tot extaze» (Literair Neder-land), «Extaze gaat vier keer per jaar verschijnen. Dat wordt vier keer per jaar genieten» (Literatuurplein), «een mooi nieuw literair tijdschrift» (Leeuwarder Courant), «Het biedt een mengeling van literair-historische gedegenheid en niet meer al te extravagante avant-garde» (De Groene Amsterdammer), «een hartstikke fijn en goed gemaakt geheel» (De Contrabas).

‘Hoe nu, met onze culturele waarden?’ vragen Leo Samama, Tom Dommisse en Jan Paul Bresser zich af in een betoog, een essay en een kort verhaal.

Verder in dit nummer: gedichten van Pieter Boskma, Jaap Harten, Maaike Klaster, Hanz Mirck en Theo van der Wacht, korte verhalen van Ezra de Haan, Karel de Vey Mestdagh, Christien Kok, Ronnie Krepel, Nina Roos, Anneloes Timmerije, Jaap Harten en Murat Tuncel, een essay van Jaap Goedegebuure over Marlene van Niekerk. Rob Groenewegen schreef over leven en werk van Jo Otten en bezorgde twee ongepubliceerde stukken van deze schrijver. Het beeldend werk (ingeleid door E.M. Kort) is van Tjibbe Hooghiemstra.

Extaze 1 wordt op donderdagavond 20 oktober gepresenteerd met ‘Extaze in Pulchri’, een gevarieerd cultureel programma in Pulchri Studio in Den Haag.

www.extaze.nl

Erik Lindner in De Groene Amsterdammer over Extaze in rubriek Tijdschriften

Extaze 1Op 6 mei 2011 verscheen de volgende recensie in De Groene Amsterdammer:

Den Haag heeft een nieuw tijdschrift, Extaze. Het is geen lokaal blad waarin een nieuwe garde zich presenteert en zijn plek opeist, maar een vakkundig, literair-historisch en gedegen blad dat gericht is op de geest van een stad. Is dit de toekomst van het literaire tijdschrift?

Aan de rand van het park Frankendael is een veld voor schooltuintjes. Ieder schoolkind heeft een perkje van één bij drie meter voor het verbouwen van kropsla en radijsjes. Ik kan me herinneren hoe ik achter in park Clingendael een dergelijk tuintje had en we een maand lang snijbieten moesten eten, omdat ik dat grif gezaaid en geoogst had. Het verschil met park Frankendael is dat nu ieder kind zijn eigen naam op een plankje geschreven heeft dat is getimmerd tegen een houten paaltje dat voor aan zijn of haar tuintje staat. De schooltuintjes lijken zo op een kerkhof voor complete schoolklassen.

‘Hagenaars gaan weg’, schrijft Wim Noordhoek in Extaze. Extaze is een nieuw en strak vormgegeven tijdschrift, verzorgd en bijna vooroorlogs in zijn opmaak. Alleen het jaren-tachtiglogo van uitgeverij In de Knipscheer en de streepjescode detoneren op het bordeauxrode omslag. Noordhoek schrijft over Marcel van Eeden, van wie stemmige en filmische zwart-wittekeningen in hetzelfde nummer staan. ‘Een soort vitrage van wolken hangt hier over de stad’, zegt de kunstenaar volgens Noordhoek. ‘Schaduwen zijn lang en sterk, maar niet hard. Je krijgt een droomachtige sfeer door die sluier.’

Een nieuw literair tijdschrift, waarvan het nulnummer verschijnt pal voordat het advies van de Raad voor Cultuur wordt uitgebracht dat op tijdschriften zegt te willen bezuinigen. Het heeft iets nadrukkelijk a-modieus. In Extaze wordt her en der tegen de heersende tijdgeest geageerd. In veel van de korte verhalen en ook in de heldere analyse over de erfenis van de Haagse roman van filosoof en journalist Jan-Hendrik Bakker. Hij schrijft: ‘In de Haagse roman gingen welgestelde families langzaam ten onder, kwijnden jonge dames weg en hield men er kleverige zondes op na.’ Bakker heeft het vanzelfsprekend over Couperus’ Eline Vere, maar niet over die roman alleen. Een tijdlang na het verschijnen ervan was het etiket ‘Haagse roman’ een selling point. De Haagse roman gaat volgens Bakker over ‘het langzaam uit de tijd raken van de leisure class’. Op een gegeven moment is dat fenomeen wel voorbij, zou je zeggen. Maar Haagse krokodillen die in de dure wijken in goede huizen nestelen zijn taai. Het genre heet na de oorlog uitgestorven te zijn, al was voor antropologe Ethel Portnoy die met haar echtgenoot Rudy Kousbroek in Den Haag verzeilde de introverte deftigheid nog steeds een verademing. Op een bescheiden maar desalniettemin overtuigende wijze verbindt Bakker de vooroorlogse traditie van de Haagse roman met de boeken van Jan Siebelink, noemt terzijde de zuipend ten onder gaande welgestelde dames uit de boeken van Helga Ruebsamen en ook de melancholische reisverhalen van F. Springer.

Het is wat je van een Haags tijdschrift verwacht en als je het leest is het eigenlijk raar dat dit blad er niet al lang was. Hoogdravend is Extaze niet, maar dat is Den Haag ook niet. Er staan aardige bijdragen in, een aanstekelijk verhaal van de heringewijkelde Kees ’t Hart over het rondhangen en een aangrijpende monoloog van Nicolette Smabers, in de mond gelegd van een dame die verdwaasd bij een strandtent aankomt als haar tweelingbroer is gestorven. Er zijn gedegen essays die in de lijn der verwachting van een degelijk Haags tijdschrift liggen, over de schilder-dichter Willem Hussem en smakelijke herinneringen aan de schrijver Willem Bijsterbosch.

Extaze beantwoordt daarmee niet aan het stereotiepe beeld van o o die mooie stad achter de duinen. Het is geen lofzang en het is evenmin een aanklacht zoals popdichter Herman Brand die ooit leverde met ‘den haag den haag wat ben je traag den haag mijn maag’. Er zijn geen typetjes in het nummer te vinden als Jacobse en Van Es of Haagse Harry en hun vele nazaten. En toch is het Haags, misschien juist des te meer.

[…]

Een opvallende bijdrage in Extaze gaat over Captain H. Beefheart, een essay waarvan niet helemaal duidelijk is waarom de helft tussen aanhalingstekens staat, maar dat meeslepend is geschreven. Het is van Rob H. Bekker, die als dichter een jaar of negen uit zicht is verdwenen.

Wat poëzie betreft is het nummer nogal uiteenlopend. Er is de Belgische performer Didi de Paris, met een hilarisch rijmelende en zingende ode aan een ziekenhuisverpleegster. En er zijn twee ingehouden gedichten van Gilles Boeuff: ‘Het was vuur dat je overal rook en water// Water dat niet meer bewoog// Ik proefde as die meekwam met de wind’. De middelste regel uit het citaat staat ook voorop op het omslag van het tijdschrift. Boeuff is een bijzondere dichter die inmiddels een lange adem heeft en al lang een vaste uitgever en breder publiek verdient. Hij debuteerde bij Perdu in 1998 onder de naam Jill Boeuff – er wordt over gespeculeerd dat hij toen nog een zij was – met de klassieke bundel Gedichten. Daarna verscheen een tweede bundel bij Meulenhoff, In het groene licht. Helaas was dat geen bestendiging, maar dat lag niet aan de dichter. Meulenhoff bracht heel veel nieuwe dichters vlak voordat de boel daar in elkaar stortte, wat even aardig leek maar op de langere termijn die dichters alleen maar met een kluitje in het riet stuurde. Boeuff heeft een sober en mooi precies beeldgebruik en is na zijn classicistische debuut minimalistisch, zonder dat zijn gedichten daar stroef door raken.

Hagenaars gaan weg, dat is waar. Hoewel ik er dertig jaar heb gewoond – waarvan tussenpozen in het buitenland – weet ik pas sinds ik er helemaal weg ben mijn werk aan Den Haag te koppelen. Of anders gezegd, Den Haag een plek te geven in dat werk. In Den Haag voelde je je als het goed is als jongere ook helemaal niet Haags. Uiteindelijk ontbeerde de ingekeerde schemercultuur er – Jan Siebelink gebruikte het woord indolent – vooral ambitie en belangrijker: hoop ooit onafhankelijk te worden als schrijver. Wat Den Haag daarboven miste, was een blad dat stelde: dit is goed en dit is niet goed. Iedereen die de amicale en komische schrijver Adriaan Bontebal kende, kon ergens voordragen. Extaze lijkt vooralsnog een antwoord op dat laatste gemis. Het biedt een mengeling van literair-historische gedegenheid en niet meer al te extravagante avant-garde. Of het stand houdt weet ik niet, dat hangt van het doorzettingsvermogen van Cor Gout af in weerwil van de afgunst van diverse Haagse ‘litéraire’ kringen – zoals Herman Brand ooit spottend dichte ‘de tri- en tripscenes die niet deugen’ – waar de middelmaat hoogtij viert. Of lokalisme het antwoord is op het huidige distributieprobleem van het literaire tijdschrift (wel of niet internet, is er nog wel plek voor in de boekhandel) weet ik niet, ik hoop het althans niet.
[…]
Bron: Erik Lindner, De Groene Amsterdammer 06-05-2011, rubriek Tijdschriften

Extaze Literair tijdschrift

Extaze, 2011-0
Water dat niet meer bewoog

Ingenaaid, formaat 17,6 x 25,00 cm, geïllustreerd, 112 blz.
O-boek, 35%, 15,00
ISSN 2211 6168
ISBN 978-90-6265-679-0

In Water dat niet meer bewoog treft u essays aan van Jan-Hendrik Bakker (over De Haagse roman), Tom Dommisse (Faust in extase), Wim Noordhoek (over beeldend kunstenaar Marcel van Eeden), Rob H. Bekker (over Captain Beefheart), Kees Schuyt (over Willem Hussem), korte verhalen van Frits van den Bosch (met inleiding van Kees Ruys), Kees ’t Hart, Nicolette Smabers, Yolande de Kok, Peter J. van Dijk, Gertrude Kunze, brieven van Tjalie Robinson (aan Maria Dermoût), Willem Bijsterbosch (aan Marian Borger), gedichten van Gilles Boeuf, Paul Steenhauer, Didi de Paris en beeld van Marcel van Eeden (17 tekeningen).