«Een zeer artistieke en originele editie van Extaze.» – André Oyen

VoorplatExtaze29-75Over ‘Extaze 29-Blokken’ op Lezers tippen lezers, 4 april 2019:
(…) ‘Extaze 29’ heeft als thema ‘Blokken’ van F. Bordewijk en bevat 5 essays. ‘Blokken’ is een korte roman van uit 1931 en het is een dystopische toekomstvisie van een communistisch-totalitaire staat die elk individualisme meedogenloos onderdrukt. Het overgrote merendeel van de mensheid is oprecht gelukkig in de blokmaatschappij en hoewel de aard van de bestuursraad dictatoriaal is, wordt hij toch op democratische manier verkozen uit alle lagen van de maatschappij. De maatschappij kan dus worden beschreven als een extreme democratie waarin de waarden van het algemeen nut als hoogste goed worden aangeprezen. De ‘blokken’ uit de titel verwijzen naar de rationele rechtlijnigheid die de Staat in de architectuur en in de samenleving als geheel doorvoert. Elke ronde vorm (die doet denken aan de menselijke, irrationele vorm) wordt uitgebannen. (…) In dit nummer gedichten van Jeanet Kingma en Bert Struyvé en korte verhalen van Helge Bonset, J.I. Clément, Guido Eekhaut, Mark de Haan, Boudewijn van Houten en Rob Verschuren. Het beeld in ‘Extaze 29’ is van Viktor Hachmang die ook voor de verstripping van de roman ‘Blokken’ tekende. (…)
Lees hier het signalement
Meer over Extaze 29

Literair tijdschrift Extaze 29 ‘Blokken’ [Jrg. 8, nr. 1]

VoorplatExtaze29-75Extaze 29– Blokken
achtste jaargang nr. 1, februari 2019
redactie Cor Gout, Els Kort (vormgeving)
gebrocheerd, geïllustreerd, 120 blz.,
€ 15,00
presentatie 7 februari 2019
ISBN 978-90-6265-759-9

Zoals in elk nummer wordt ook in dit nummer de inhoud bepaald door essays, gedichten, korte verhalen en beeld en nog uitgebreid met interviews en recensies op het digitale supplement van Extaze. Extaze 29 heeft als thema Blokken van F. Bordewijk en bevat 5 essays.

In haar essay ‘Verboden zones’ associeert Artien Utrecht ‘de verboden zone’ in Andrei Tarkowsky’s film Stalker met de totalitaire staat die F. Bordewijk beschrijft in zijn korte roman Blokken (1931). De rode draad in beide kunstwerken betreft fundamentele sociale botsingen die door de geschiedenis heen onopgelost zijn gebleven, zoals daar zijn: sociale ongelijkheid, de spanning tussen individualiteit en collectiviteit en die tussen secularisme en godsdienst.

Net als in Paul van Ostaijen’s toekomstgroteske ‘De stad der opbouwers’ (1932) zien we in Blokken hoe architectuur en ideologie met elkaar kunnen versmelten en hoe bouwcomplexen bepaalde denksystemen kunnen weerspiegelen, betoogt Thomas Pierrart in ‘Van Blokken tot brokken’.

Bij Herman van Bergeijk vinden we deze visie terug: door de scherpe staccato-achtige schrijfstijl wordt Blokken wel gezien als een novelle die de nieuwe zakelijkheid verbeeldde in de bouwkunst (sinds 1925 vanuit Duitsland tot in Nederland doorgedrongen). Maar, vervolgt hij, de afstandelijkheid van de reportage ontbreekt. De auteur neemt een standpunt in dat je anti-utopisch, sciencefictionachtig en romantisch-expressionistisch kunt noemen.

Leo Oorschot bevindt zich niet ver van deze visie waar hij schrijft dat Bordewijk zich lijkt te mengen in een architectenstrijd die in 1928 werd gevoerd tussen voorstanders van de collectivisatiebouw (bij Bordewijk: discipline, tucht, geschiedenisloosheid, individuloosheid en collectivisatiedrift) en esthetici die geen afstand wensten te nemen van de waarden van het fin de siècle.

Blokken, zo begint Boris van Meurs zijn verhandeling ‘Systeem, mens, ding’, is een boek over systemen en de rol van het individu daarin. In deze relatie lijken de dingen te worden teruggedrongen tot de ruimte van strikte functionaliteit. Maar kan het ding hier niet centraal gesteld worden? Is hun werking werkelijk altijd te voorspellen?

In dit nummer gedichten van Jeanet Kingma en Bert Struyvé en korte verhalen van Helge Bonset, J.I. Clément, Guido Eekhaut, Mark de Haan, Boudewijn van Houten en Rob Verschuren. Het beeld is van Viktor Hachmang.

De presentatie van Extaze 29 vindt plaats op donderdag 7 februari 2019. Locatie: Houtrustkerk, Beeklaan 535, Den Haag (hoek Houtrustweg). Parkeren kan gratis op het erf van de internationale school aan de overzijde. Aanvang: 20.15 uur precies. Deur open van 19.45 uur tot 20.10 uur, dus graag op tijd aanwezig zijn. Entree: € 10,00 (alleen contant te betalen). Reserveren: redactie@extaze.nl. Presentatie: Cor Gout. Licht en geluid: Anton Simonis (Adesign).
Lees ook het digitale supplement van ‘Extaze’
Meer over ‘Extaze’
Meer over F. Bordewijk / Blokken in ‘Om hart en vurigheid’

Presentatie Extaze nr. 23 in de Houtrustkerk.

ExtazeinHoutrustkerk23Def.indd[ Affiche Els Kort ]
Extaze 23 over ‘Onbereikbaar’ in de Houtrustkerk, donderdagavond 14 september 2017:
Zes man/vrouw op het podium of achter de katheder van de Houtrustkerk in Den Haag maken voor het publiek het onbereikbare bereikbaar. ‘Hoe bereik ik mijn leerlingen/studenten?’ is de vraag die iedere docent in ieder type onderwijs zich stelt. Docent klassieke talen Anton Simons stelt de vraag iets bij: ‘Is het mogelijk mijn leerlingen te bereiken?’ Matthijs de Ridder presenteerde onlangs zijn boek De eeuw van Charlie Chaplin in Boekhandel Douwes in Den Haag. Het werd een happening. Tijdens de avond van de 14e september zal hij nogmaals ingaan op dit boek, maar daarbij de grondgedachte van zijn essay over Paul van Ostaijen in Extaze 23 betrekken. Eerst vertoont hij de beginscène van Chaplin’s City Lights, gevolgd door een aanstekelijke analyse, waaruit zal blijken dat voor Chaplin en de personages die hij in zijn films uitbeeldt de ‘juiste’ manier van leven onbereikbaar is. En datzelfde geldt voor de flamingant en experimenteel dichter Van Ostaijen. De Haagse dichteres Margriet Westervaarder draagt voor uit eigen werk en datzelfde doet Bert Vissers, die behalve dichter ook tekstschrijver, componist en zanger van de Nederlandstalige band Bender is. Naast enkele van zijn gedichten zal hij samen met Bender-bassist Jos Caspers nummers uit het Bender-repertoire ten gehore brengen. Mochten zij vergeten het prachtige ‘Tante’ van de cd Broos te spelen, laat het publiek hem daar dan zeker op wijzen. Een avond en een thematiek om bij te zijn.

Locatie: Houtrustkerk, Beeklaan 535, Den Haag (hoek Houtrustweg). Parkeren kan gratis op het erf van de internationale school aan de overzijde.
Aanvang: 20.15 uur precies. Deur open van 19.45 uur tot 20.10 uur, dus graag op tijd aanwezig zijn.
Entree: € 10,00 (alleen contant te betalen). Reserveren: redactie@extaze.nl
Presentatie: Cor Gout, licht en geluid: Anton Simonis (Adesign)
Meer over ‘Extaze 23’

Literair tijdschrift Extaze 23 ‘Onbereikbaar’ [Jrg. 6, nr. 3]

coverE23Website.inddExtaze 23 – Onbereikbaar
zesde jaargang nr. 3, september 2017
Redactie Cor Gout, Els Kort (vormgeving)
Gebrocheerd, geïllustreerd, 112 blz.,
€ 15,00
Presentatie 14 september 2017
ISBN 978-90-6265-973-9

Het overkoepelende thema in dit nummer is ‘Onbereikbaar’ is met een zestal essays het overkoepelende thema in dit nummer. Voor Mira Feticu is ‘onbereikbaar’ een verzoening met haar pijnlijke verleden in Roemenië, die afgekapte staart van de hagedis die alsmaar regenereert als deel van het lichaam. Matthijs de Ridder maakt in zijn essay over Paul van Ostaijen aannemelijk dat de dichter op het onbereikbare stuitte bij het schrijven van de autobiografische roman Het landhuis in het dorp. Het viel hem moeilijk zijn concrete en abstracte idealen in al hun grootheid te formuleren. Anton Simons weet vanuit zijn ervaring als docent dat onbereikbaarheid tot de essentie van het onderwijs behoort. De leraren reiken naar de leerlingen zonder hen werkelijk (figuurlijk) te kunnen bereiken. De docent is een professional en moet alles wat er gebeurt gecontroleerd inzetten ten bate van de onderwijsdoelen. Kees Ruys leest in de brieven van Frits van den Bosch aan Aya Zikken zowel een groot verlangen van Van den Bosch naar een relatie met Zikken als zijn aanvaarding van de onbereikbaarheid daarvan: ‘Het was, tussen de buien door, soms heerlijk om te willen leven, om naar iemand te verlangen, om gelukkig te zijn.’ Henk van der Waal ontvouwt in het essay Het onbereikbare even aantikken (Gout/Van der Waal) de mystieke grond van ons bestaan en laat zien dat vrijheid en liefde de weg kunnen wijzen naar aardse wijsheid en goddeloze koestering. Over technologie zegt hij dat het goed is dat die ons dient, maar dat we moeten waken voor de omkering daarvan. Zijn terughoudendheid in dit opzicht sluit aan bij de waarde die Hans Schnitzler toekent aan ‘het periodiek digitaal onthouden’, een praktijk die het concentratievermogen van mensen verhoogt, ruimte creëert voor reflectie en de zintuigen aanscherpt.

Korte verhalen van Elise de Groot, Mark de Haan, Arjen van Meijgaard, Ishana Sayag, Marijke Scholten, Rob Verschuren, Bert Vissers, Henriette van Wermeskerken, Jan Zwaaneveld. Gedichten van Hester van Beers, Ruerd Smaling, Bert Vissers, Margriet Westervaarder. Het beeld in dit nummer is van Elisa Pesapane.

De presentatie van ‘Extaze 23’ zal plaatsvinden op donderdag 14 september 2017 in de Houtrustkerk in Den Haag (hoek Houtrustweg/Beeklaan). Lees ook nieuwe verhalen, gedichten, interviews en recensies op het digitale supplement van Extaze
Meer over ‘Extaze’

«Hans Plomp revival.» – John Jansen van Galen

Hans PlompDeBesteOver ‘Dit is de beste aller tijden’ van Hans Plomp in Met Het Oog Op Morgen [NPO Radio 1], 4 juni 2017:
In deze aflevering van Johns Poëzierubriek aandacht voor een bloemlezing uit vijftig jaar dichtwerk van Hans Plomp. Jansen van Galen noemt drie punten die kenmerkend zijn voor de poëzie van Hans Plomp: 1. ritme; de gedichten moeten het vaak hebben van zijn voordracht. 2. begrijpelijkheid, d.w.z. met simpele woorden moeilijke dingen zeggen en 3. geïnspireerd door Dada en surrealisme en Paul van Ostaijen. “Heel toegankelijk, heel begrijpelijk. … Eigenlijk is het tamelijk klassiek wat ie schrijft, rijmend, het loopt goed en het is vaak tamelijk lieflijk. Het deed mij soms heel erg denken aan de zachtmoedige Vlaamse dichter Bart Moeyaert.” Het item over Hans Plomp op Vurige Tongen in Ruigoord begint op 49:50 op de tijdbalk van de uitzending. Op 52:34 leest Hans Plomp het gedicht ‘Ruigoord’ en op 57:44 leest John Jansen van Galen het gedicht ‘Je bent de spiegel’.
Luister hier naar de uitzending
Meer over ‘Dit is de beste aller tijden’
Meer over Hans Plomp bij Uitgeverij In de Knipscheer

Ilona Verhoeven met ‘Fiets onder de waterspiegel’ op Amsterdam FM-Radio

voorplatfiets-75Over ‘Fiets onder de waterspiegel’ van Ilona Verhoeven op Amsterdam FM-Radio, 14 november 2016:
Ilona Verhoeven komt deze maand uit met haar tweede boek dat 45 korte verhalen met evenzoveel foto’s bundelt en afgelopen donderdag 10 november werd gepresenteerd in Paradiso Amsterdam. Ilona Verhoeven vertelt over haar inspiratiebronnen die ze op straat vindt en dat kan in Amsterdam, Berlijn of bijvoorbeeld Nijmegen zijn. Eerst is er het gefotografeerde beeld (‘een poëtisch moment’) , een ‘gevonden situatie’ waaraan zij in woord haar eigen waarheid toevoegt. Het merendeel werd vorig jaar wekelijks gepubliceerd in NRC Next. In het gesprek met Peter de Rijk mengen zich medepresentator Bert van Galen en ‘sidekick’ Rob Zwetsloot. De luisteraar kan de foto’s niet zien, maar ter lering ende vermaak leest Ilona Verhoeven enkele, vaak absurdistische verhaaltjes, waarin overigens verwijzingen naar Nederlandse en ook Duitse literatuur.
Luister hier naar de uitzending
Meer over ‘Fiets onder de waterspiegel’
Meer over Ilona Verhoeven op deze site

Marc Wildemeersch – Knijp nu je ogen dicht

MARC WILDEMEERSCH
Knijp nu je ogen dicht

België Roman
Paperback, 192 blz., 14,90
ISBN 90 6265 551 3
Eerste druk 2003

Knijp nu je ogen dicht is het romandebuut voor volwassenen van Marc Wildemeersch over de ‘grote oorlog’ die in tegenstelling tot de Tweede Wereldoorlog slechts sporadisch thema is in de Nederlandse (inclusief de Vlaamse!) literatuur.

De titel staat voor zowat alles wat in het boek vervat zit en komt uit het gedicht ‘Wiegeliedje’ voor de geliefde van Paul Van Ostaijen, een personage in de roman. Het is geschreven in Antwerpen op 29 april 1918, tijdens het laatste offensief van de Duitsers in de Eerste Wereldoorlog. Hij droeg het op aan zijn grote liefde Emma Clement: ‘Knijp nu je ogen dicht, mijn luie luipaard en strek je heupen naar je lust. Ach du, du.’ Evenals dit gedicht ademt de roman liefde en passie uit. Bert Stubbe, de protagonist in Wildemeersch roman, raakt net voor hij in 1914 vertrekt naar Canada in de ban van de wulpse Anna Vere. Mede daardoor voelt hij zich nooit echt goed in zijn vel in het beloofde land van vele migranten.

Verder verwijst de titel naar de vlucht voor de werkelijkheid. De Grote Oorlog is uitgebroken en Bert besluit zonder enige illusie naar Europa terug te keren om er met de Canadezen tegen de Duitsers te vechten. Hij gaat bijna ten onder aan de verschrikking van de oorlog, maar loopt dan opnieuw Anna tegen het lijf. Samen proberen zij niet vermalen te worden in de blinde mechaniek van een wereldoorlog.

Van Ostaijen is in het bezette Antwerpen gebleven en collaboreert met de Duitsers. Na de oorlog vinden Anna, Bert, Paul en Emma elkaar terug in Berlijn en proberen ze elk op hun manier met hun verleden af te rekenen. De hoofdstad van het ontredderde Duitsland vormt daarvoor het ideale kader.

Tenslotte slaat de titel op de oerfunctie van literatuur: sluit je ogen en laat het verhaal je meesleuren naar een andere wereld. Enerzijds dompelt Wereldoorlog I de lezer in een hallucinant universum van chemische oorlogsvoering, kanonnenvlees en geestelijke ontaarding. Anderzijds lonkt een wereld van intellectuele hoogstandjes en lichamelijk genot. Keuze is er helaas niet. Knijp nu je ogen dicht gaat over de zoektocht van een man naar zichzelf en zijn relatie tot de anderen.

Marc Wildemeersch woont in Brugge. Hij publiceerde eerder in België de jeugdroman Noem ons geen helden over de Grote Oorlog.

De pers over Knijp nu je ogen dicht
“Marc Wildemeersch (1958) maakt met Knijp nu je ogen dicht zijn romandebuut voor volwassenen. Zijn verhaal is sterk. Een jongeman uit de kringen van Paul van Ostaijen emigreert, mislukt en keert als soldaat terug in de Eerste Wereldoorlog. Hij beleeft de verschrikkingen en overleeft o.a. vanwege zijn liefde voor Anna, die hij als emigrant achterliet. Na de oorlog reizen ze naar Berlijn waar ze met ‘collaborateurs’ als Van Ostaijen wachten op een veilige terugkeer naar België. Een goed verhaal, een interessant onderwerp en goede thema’s.” – Biblion

Marc Wildemeersch : Knijp je ogen dicht
Paul van Ostaijen en W.O. I

Geachte lezers,

Ik beoefen 5 of 6 disciplines die gewoonlijk tot de beeldende kunsten worden gerekend, en ik hou me onledig met de poëzie in het algemeen en met de visuele en concrete poëzie in het bijzonder. Paul van Ostaijen is met zijn bundel Bezette Stad, verschenen in 1921, in Vlaanderen de eerste en een van de voornaamste beoefenaars van de visuele poëzie geweest. In het boek dat vandaag aan de orde is, is Van Ostaijen een hoofdrolspeler. Vandaar mijn link met Van Ostaijen en Marc Wildemeersch.
Knijp nu je ogen dicht is, dat is intussen duidelijk geworden, een verhaal dat zich afspeelt in en om de eerste wereldoorlog.
Ik heb een zekere kijk op die oorlog, dank zij een ooggetuige. Een oom van mij, oom Sylvain, had het gepresteerd om zich als 17-jarige als vrijwilliger bij het Belgisch leger te laten inlijven. Dat mocht niet, hij was te jong, maar Sylvain was niet iemand die zich aan wetten en reglementen gelegen liet.
Hij kon daar boeiend over vertellen en hij heeft dat dikwijls gedaan. Hij zat daar achter de IJzer, in de loopgraven, de tranché’s zei hij, en hij hield de Duitsers tegen. Als je je kopje bovenstak, zei hij, was het er af. Die uitdrukking is in onze familie spreekwoordelijk geworden. Als iemand iets gevaarlijks moest gaan doen, of gaan waar het niet plus was, zegt men nog: pas op je kop.
Het verhaal dat het meest indruk op mij heeft gemaakt, en dat mede mijn kijk op de oorlog, mens en macht heeft bepaald, gaat over zwarten. Het is waar dat, als het moeilijk of gevaarlijk was, eerst de Vlamingen in het vuur werden gejaagd. Maar niet altijd. Bij een offensief of een stormloop werden soms als eersten door de Fransen gerekruteerde Senegalezen ingezet. Die werden half dronken gevoerd, dachten dan dat zij onsterfelijk waren en werden, bajonet op het geweer, het vuur en de dood ingejaagd. Van zon peloton keerde niemand terug en de lijken, of wat ervan overbleef, werden in een grote kuil geworpen, en zand erover. Een massagraf.

Van Ostaijen, geboren in 1896 en gestorven in 1928. Hij heeft nu een standbeeld in Antwerpen. Ik hoef hem u niet voor te stellen. Er zijn, 100 jaar na zijn dood, in en na 1996, zoveel boeken over hem verschenen dat een opsomming ervan de mij toegemeten tijd ruim zou vullen. Ik kan dat niet resumeren en zal het vooral over Van Ostaijen en W.O. I hebben.

In 1914, als de oorlog begint, is Paul van Ostaijen 18 jaar oud. En eigenlijk moeit hij zich niet met de oorlog. Er is de beschieting van Antwerpen geweest, er zijn veel mensen gevlucht, maar daarna herneemt het leven zijn gewone burgerlijke gang. Er is van alles in Antwerpen, cinema, theater, cabaret en de bezetter zorgt voor extra vertier. De oorlog, dat is 150 km. verder, in de Westhoek, Bachten de Kupe, tussen de IJzer en de zee. Dat is de zaak van Sylvain; Paul zal het een zorg wezen. Alhoewel.
Maar er gebeuren dingen die voor het leven van Van Ostaijen en voor de evolutie van de Vlaamse literatuur van beslissende invloed zullen blijken te zijn.
Van Ostaijen is geen brave en geen briljante student geweest. Hij is bij de Jezuïeten, die franskiljons waren, op school geweest en op het atheneum waar hij zich opwerpt als leider van de Vlaamse Club. Een diploma heeft hij niet behaald. Hij moet gaan werken en krijgt een jofel baantje als klerk op het stadhuis. En hij schrijft. Hij wordt free-lance journalist. Hij verslaat sportwedstrijden, bokswedstrijden voor de Antwerpse Courant.
En hij begint ook, voor een andere krant, over kunst te schrijven. Voor de Vlaamsche Gazet schrijft hij, reeds in 1914, o.a. over Hugo van Hofmannsthal en over Alain-Fournier die in 1914 sneuvelde bij Verdun. Hij schrijft in 1916-17 een reeks artikelen over de voorgeschiedenis van de Vlaamse Beweging in Ons land, een blad geleid door de in 1946 als collaborateur terechtgestelde Dr. August Borms.
En hij leert Floris Jespers kennen, en via de schilder Jespers de hele Antwerpse avant-garde.
En deze avant-garde is Flamingant. In die tijd zijn Vlaams en modernistisch zowat synoniem. Vrijwel alle modernisten, zeker in Antwerpen, zijn flamingant. De Jespersen, Paul Joostens, Berckelaers, alias Seuphor, ook degenen wiens cultuurtaal eigenlijk het Frans was.
En ook Van Ostaijen. Hij is een modernist en een flamboyante flamingant. Sommigen hebben getracht dit aspect te minimaliseren of het als een puberale beweging af te doen. Dat is manifest onwaar.
Hij werkt voor het blad De Goedendag. De naam zegt al veel. En Van Ostaijen schrijft: Elke jongere is een aktivist! En hij betoogt dat de nieuwe generatie moet kijken door de bril van het flamingantisme.
Hij is voor een onafhankelijk Vlaanderen, soms ook federalist, maar ook voor de Groot-Nederlandse Beweging. Hij verandert in gedachten nog al eens van marsrichting.
Hij is eigenlijk een soort Van Severen, Joris van Severen, die ook aan de IJzer staat, er om zijn Vlaams-gezindheid wordt gedegradeerd en later de Verdinaso opricht.
Als je Van Severens het tijdschrift Ter Waarheid bekijkt, dan zie je een in 1921 modern ogend blad. En met Van Severen heeft Van Ostaijen ook het parool onverfranst en onverduitst gemeen. En het verlangen een volkstribuun te zijn, een leider. Maar anders dan Van Severen is hij geen groot redenaar.
Voor Van Ostaijen betekent activist zijn niet zozeer trachten de Vlaamse eisen te realiseren met de hulp van de bezetter, het betekent: vrijheidsstrijd; het staat voor actie, leven, voor alles wat nieuw is, maar ook voor de opbouw van een gemeenschapskunst, voor verzet tegen de burgerlijke, elitaire, franskiljonse cultuur.
Hij was overigens geen voorstander van de bezetting.
In 1916 verschijnt Music Hall, zijn eerste bundel. Van de oorlog geen spoor, maar het flamingantisme wordt beleden als een nieuw geloof.

Wederkeer
Aan Victor de Meijere

Uit de verre streken van lome
Zelfverloochening,
Flamingantisme, ben ik tot u gekomen
Als een boeteling.

Niets barrevoets,
De handen saamgebonden,
Door as, het hoofd geschonden,
Met al het uiterlike mijns demoeds
Om de bedreven zonden.

Niet als de verloren zoon,
Die, uitgeput en zwak,
Aarzelend, om smaad en hoon,
Wederkeert onder ‘t ouderlike dak.

Maar wel gelijk de jongen, die in ontrouw
Met zn zoete liefje heeft geleefd,
Plots in zich voelt het berouw
Om al het goeds dat hij gebroken heeft,
En met diepe demoed zich weerom naar zn lief begeeft.

En zo gaat het nog even door, maar dat bespaar ik u want, grote poëzie is dat niet.

Wat gebeurt er nog? In 1917 bezoekt Kardinaal Mercier, primaat van België, Antwerpen.
Dames en heren, wij beleven andere tijden en er zijn geen kardinalen meer als vroeger. Mgr. Danneels, onze huidige kardinaal en papabile naar het schijnt, is een West-Vlaming, dat zegt al veel – onze Nederlandse gasten zullen het daarmee eens zijn – en een geleerde thomist. Hij kan voor de vuist weg een uur spreken over de esthetica van Thomas van Aquino. Maar Mgr. Mercier was zegt Paul van Ostaijen in het boek van Marc Wildemeersch een echte smeerlap. Ik kan dat niet voor mijn rekening nemen, want ik wil hier niet de verdenking op mij laden een antiklerikaal te zijn. Bovendien heeft deze Mercier ook wel iets goeds gedaan en met name herhaaldelijk de Duitsers terecht gewezen als zij al te ruw optraden.
Maar één ding is zeker: hij was een racist. Geen Germaanse racist, maar een Latijnse racist. Er zijn, zegt hij letterlijk maar in het Frans uiteraard er zijn rassen die geschapen zijn om te bevelen en andere die geschapen zijn om te gehoorzamen. Het is zeer eenvoudig: zij die geschapen zijn om te bevelen spreken Frans.
Deze Mgr. komt naar Antwerpen.
U moet bedenken: 1917, het is oorlog. Oom Sylvain staat nog steeds in het slijk, hij houdt nog steeds de Duitser tegen aan de IJzer en hij heeft intussen wat Frans geleerd. Want hij wordt in het Frans bevolen en als hij het niet begrijpt wordt hij in het Frans gestraft. En wie er ook in de loopgraven zit is Constant Van Ostaijen, de broer van Paul. Er woedden daar twee oorlogen: de Belgen vechten er tegen de Duitsers en de Vlamingen tegen La Belgique.
Mgr., die zeer anti-Vlaams is, die ook tegen de vernederlandsing van de Gentse Universiteit gekant is, en werkelijk denkt en gelooft – want dat is een kwestie van geloof – dat de Vlamingen geschapen zijn om te gehoorzamen, komt dus naar Antwerpen.
En Van Ostaijen protesteert. Niet alleen natuurlijk. Zon 40, 50 man. Hij moet heftig geprotesteerd hebben want hij wordt gearresteerd en veroordeeld tot drie maanden cel. En 29 frank boete. Door een Belgische burgerlijke rechtbank.

De Duitsers, die niet van Mercier houden, die hem wantrouwen, terecht, en die met hun Flamenpolitiek het principe van verdeel en heers toepassen, kunnen dat niet ongedaan maken. Maar zij zorgen dat het vonnis voorlopig geen praktische gevolgen heeft. Van Ostaijen moet niet zitten. En dat brandmerkt hem als inciviek.

Er is nog iets anders gebeurd in 1917. Van Ostaijen ontmoet Emilie Clement.
Ze moeten elkaar reeds van zien en reputatie gekend hebben. Want hij flaneerde graag langs de Meir, chique, excentriek en enigszins ouderwets gekleed, met een bontmuts op. Daar paraderen ook de Duitse officieren met hun hoge col en hun monocle, en ook Emilie, gezegd Emma, die zich graag door die officieren liet fêteren en wellicht al eens een glaasje meedronk.
Als Paul haar bij een tramhalte aanspreekt in het Frans, dat is heel typisch, daar moet je een échte flamingant voor zijn zegt zij: zijde nie beschoold? Dat is niet omdat hij haar, een getrouwde vrouw, aansprak want ze had man en kind al verlaten maar omdat hij, Paul, dat in het Frans deed.
Desondanks ontstaat er een liaison.
Paul zal haar Emmeke noemen en zij noemt hem Polte. Polte. Want zo’n man laat zich niet Poltje noemen.

In oktober 1918 verschijnt zijn tweede bundel, Het Sienjaal. Er is veel christelijk geïnspireerde lijdensmystiek in deze bundel, veel humanitair idealisme en anderzijds martiale bevlogenheid:
Vastbera, wij staan.
In kamp. Wij staan.
Wies Moens is hier niet veraf.

Slechts één enkel gedicht refereert aan de oorlog, al vallen er, op de diverse fronten, duizenden doden. Per dag.
Maar de oorlogsjaren waren voor hem zorgeloze jaren getuigde hij later en wellicht de beste van zijn korte leven.

In 1918 worden plannen gemaakt om een Vlaamse Rijkswacht op te richten, eigenlijk een militie om de orde te handhaven, een instrument in de handen van de activisten waarin Van Ostaijen uiteraard een belangrijke post zou bekleden: adjudant-kolonel. Hij was waarlijk een potentiële Van Severen.
Maar datzelfde jaar kwam een einde aan de oorlog althans aan de gevechten.
Oom Sylvain komt in triomf naar Brugge terug en krijgt voor de rest van zijn lange leven een extra pensioentje als oorlogsvrijwilliger. Hij zit safe.
Maar Polte en Emmeke niet. Zij nemen een verstandige noodmaatregel. Van Ostaijen voorziet de repressie tegen de activisten en beseft dat zijn straf is opgeschorst, maar niet geseponeerd. En Emmeke heeft zich hopeloos gecompromitteerd. Zij liet zich in een open koets met Duitse militairen door de stad rijden. Tijd dus voor de aftocht. En haar relaties regelen een vlucht richting Berlijn.

In Berlijn begint voor hen een boeiend maar armoedig bestaan. Emmeke blijft een nachtvlinder maar verdient de kost. Paul vindt geen werk maar leert de artistieke boheme en avant-garde kennen en luistert naar de Spartakisten Rosa Luxenburg en Karl Liebknecht, die worden vermoord. Maar dat hoef ik u niet te vertellen. Het staat in het boek Knijp nu je ogen dicht.
En in Berlijn schrijft hij grotesken en concipieert hij zijn bundel Bezette Stad. Door de zorgen van vrienden, Floris en Oscar Jespers en Ren�Victor, verschijnt die in Antwerpen in 1921, nog vóór hij in datzelfde jaar naar zijn vaderstad terug keert.
Bezette Stad is zijn belangrijkste werk. Het is een uniek monument van visuele poëzie en ritmische typografie, een werk waarmee Van Ostaijen zich inschrijft in de geschiedenis van de Europese avant-garde.
Later schrijft hij zijn bekend geworden gedichten Marc groet s morgens de dingen, Berceuse presque nóire, Rijke armoede van de trekharmonika en andere. Maar dat is eigenlijk een stapje terug.

Pas in Berlijn schijnt hij zich te hebben gerealiseerd wat de oorlog eigenlijk was. Hij heeft zijn ervaringen in Bezette Stad op een unieke manier uitgeschreven en gevisualiseerd.
Vive Mercier! staat er sarcastisch. Op de voorlaatste bladzijde lezen we: de soldaten zijn dood leve de helden. En op de laatste: leve de gekrepeerden.

Dames en heren, niet Van Ostaijen voert het hoge woord in dit werk van Marc Wildemeersch over W.O. I, maar de dood. Ik citeer u de meest pakkende regel uit zijn boek: Alleen de dood voert privé-gesprekken.

renaat ramon,
Brugge, 28 februari 2003

«Een interessante combinatie van fictie en werkelijkheid.» – Drs. E.A. van Kemenade

Over ‘Knijp nu je ogen dicht’ van Marc Wildemeersch voor NBD/Biblion, 01-05-2003:
Marc Wildemeersch (1958) maakt met ‘Knijp nu je ogen dicht’ zijn romandebuut voor volwassenen. Zijn verhaal is sterk. Een jongeman uit de kringen van Paul van Ostaijen emigreert, mislukt en keert als soldaat terug in de Eerste Wereldoorlog. Hij beleeft de verschrikkingen en overleeft o.a. vanwege zijn liefde voor Anna, die hij als emigrant achterliet. Na de oorlog reizen ze naar Berlijn waar ze met ‘collaborateurs’ als Van Ostaijen wachten op een veilige terugkeer naar België. Een goed verhaal, een interessant onderwerp en goede thema’s.
Lees hier de hele recensie
Meer over ‘Knijp nu je ogen dicht’