«Dit is poëzie die wil communiceren, die uitgesproken moet worden en gehoord.» – Joop Leibbrand

Over ‘Torent een man hoog met zijn poëzie’ van Michaël Slory op MeanderMagazine, 25-09-2012:
Hoewel het werk dus duidelijk in een orale traditie staat, zijn de gedichten niet neergezet in brede, epische streken. Slory blijkt in de eerste plaats een taalkunstenaar te zijn die de bijzondere facetten van de werkelijkheid die hij waarneemt, bijslijpt tot juweeltjes. Ieder gedicht een geschenk, ik denk dat hij het zo bedoelt.
Lees hier de hele recensie.

Feestelijke aankondiging debuutroman Orchida Bachnoe in MCH

Op zondagmiddag 13 mei leest Orchida Bachnoe fragmenten uit haar te verschijnen roman Azijn in mijn aderen. De roman is in streetwise tempo en met humor geschreven en leest als een satirische meidenroman, maar heeft niettemin een serieuze aanleiding, namelijk zelfmoord onder (Surinaamse) Hindoestanen, zowel in Suriname als in Nederland. Op het grote scherm van het MCH zal een kenmerkende scene getoond worden uit een Bollywoodfilm. Peter de Rijk interviewt de schrijfster en leidt het gesprek met de zaal. De Antilliaanse dichter Walter Palm leest enkele nog niet gepubliceerde gedichten die hij speciaal schreef voor Orchida Bachnoe. Gastoptreden van de bekende Hindoestaanse singer-songwriter Raj Mohan.

Meer informatie op site MCH [Mondiaal Literair Extra]

Michiel van Kempen – Wat geen teken is maar leeft. Gedichten

MICHIEL VAN KEMPEN
Wat geen teken is maar leeft

Nederland
Ingenaaid, 56 blz., € 15,–
september 2012
ISBN 978-90-6265-698-1

Presentatie 23 september 2012 in Vereniging Ons Suriname in Amsterdam

Op de grens van poëzie en proza schrijft Michiel van Kempen vaak lange gedichten die hoogst persoonlijk van toon zijn. Niet voor het eerst wordt de liefde in de literatuur bezongen en ook het einde daarvan, maar wat deze bundel zo bijzonder maakt is het beschrijven van de breuklijn daartussen. Hoe er toch nog iets tussen mensen kan zijn als het overduidelijk voorbij is. De ooit zo begeerde wordt haast een vreemde. Zelfs woorden krijgen een nieuwe betekenis. Een bed wordt lits-jumeaux.

Hoe kan een taal die wij beiden
vanaf de eerste aai blindelings spraken
met open ogen zo ontregeld raken.

Van Kempen beschrijft de totale ontluistering na het verlies en spaart de ‘ik’ daarbij geen moment.

Thuis is niet waar jij je hebt verbeeld dat thuis was
Aankomst is gesmolten sneeuw en vreemdheid die verdampt

Hij laat zien dat het menselijk bedrijf slechts de spelers ervan betreft. De wereld draait door alsof er niets aan de hand is en ook de natuur laat zich nog steeds van haar beste kant zien.

en wij die binnen de klanken van dit waterland
wonen, laten geen traan, want wat niet zinkt
en wat niet drijft en wat niet zweeft
en wat geen teken is maar leeft
en is en is en is, begraaft de waan
het is van geen betekenis geweest

Michiel van Kempen is wetenschapper en schrijver. Hij is de auteur van verschillende bloemlezingen en essaybundels over Surinaamse literatuur en van diverse romans en verhalenbundels. Wat geen teken is maar leeft is zijn eerste dichtbundel.

Michaël Slory – Torent een man hoog met zijn poëzie. Bloemlezing

MICHAËL SLORY
Torent een man hoog met zijn poëzie

Suriname/Nederland
Genaaid gebonden met stofomslag en leeslint, 80 blz., € 19,50
september 2012
ISBN 978-90-6265-806-0

Presentatie 23 september 2012 in Vereniging Ons Suriname in Amsterdam

Bezorgd door en met een Nawoord van
Michiel van Kempen

Michaël Slory is een meertalige dichter, die sinds hij in 1961 zijn debuut maakte met Sarka/Bittere strijd, een belangrijk deel van zijn oeuvre heeft geschreven in het Sranantongo. In de tweede helft van de jaren ’80 van de 20ste eeuw legde hij zich geheel toe op het schrijven in het Nederlands en het Spaans. Het werk van Slory tot 1991 werd gebloemleesd in de bloemlezing met vertalingen Ik zal zingen om de zon te laten opkomen. In Torent een man hoog met zijn poëzie is een ruime keuze opgenomen van het Nederlandstalige werk dat hij schreef in de jaren 1995-2005, en verder een keuze uit gedichten in het Sranantongo waarvan de eerste versie ontstond in de jaren 1973-1975. Zo goed als alle gedichten heeft Slory zelf grondig gereviseerd in 2011, en hij heeft die gedichten nog aangevuld met nieuw geschreven werk. John Leefmans tekende voor nieuwe vertalingen van Slory’s Sranantongo poëzie naar het Nederlands.

Slory is zich scherp bewust van de taak die hij als dichter heeft te vervullen, een ethische taak met esthetische middelen: de wachter te zijn van een paradijs dat misschien alleen bestaat in het hoofd van de dichter, maar dat juist dáárom maakt dat voor de dichter geen alledaagse taak is weggelegd. Zelfs al betekent dat ook vaak een positie in isolement. Want een man die hoog torent met zijn poëzie, reikt met zijn taal naar iets waar anderen niet komen. Michaël Slory heeft deze bundel zelf willen zien als zijn testament op de 75-jarige leeftijd die hij in 2010 bereikte. Dat is deze bundel maar tot op zeer relatieve hoogte geworden. En dat kán deze bundel immers ook niet zijn, zolang de levende dichter nog elke dag zijn levensenergie omzet in nieuwe poëzie.

«De bondige zinnen schieten altijd raak en verbazen je van de eerste tot de laatste regel.» – Leon Mosselman

Over ‘De laatste parade’ van Ruth San A Jong op Recensieweb, 19 februari 2012:
De dood speelt in alle verhalen een rol. De tradities die hierbij horen zijn uiteraard anders dan bij ons, en zo kan men via deze verhalen het eigene van de Surinaamse cultuur ervaren. Dit folkloristische aspect geeft een extra dimensie aan deze verhalen, die in hun geconcentreerde vorm stilistisch hoogstaand zijn. In een pagina of tien voert San A Jong je binnen in een compleet andere wereld. De kwalitatief sterke, bijzondere verhalen die je bovendien een andere cultuur doen ondergaan, maken dit bundeltje tot een waar leesgenot.

Lees hier de recensie

Meer over ‘De laatste parade’

De Ware Tijd Literair over Ashetu

Het zuur van de citroen en de scherpte van het mes.’

Nicolaas Porter in De Ware Tijd Literair (Suriname), 07-01-2012:
Heel soms overkomt het je dat er een boek op je bureau ligt waar je helemaal door van je sokken wordt geblazen. Dat is precies wat mij overkwam met de dichtbundel ‘Dat ik je liefheb’ van Bernardo Ashetu. (…) Een dichter die wat mij betreft zonder meer in aanmerking komt voor de Nobelprijs-literatuur, terwijl veel mensen waarschijnlijk nog nooit gehoord hebben van deze grote dichter van Surinaamse afkomst.
Lees

«Hedendaagse belevenissen van de spin Compa Nanzi uit de Antilliaanse verteltraditie.» – Walter Palm

Over ‘Compa Nanzi’s capriolen’ van Joan Leslie voor NBD/Biblion, 12-01-2012:
Compa Nanzi figureert als slimme spin in talloze kinderverhalen in het Caraïbisch gebied (vergelijkbaar met de Surinaamse spin Anansi) en behoort tot het cultureel erfgoed van dat gebied. De Arubaanse schrijfster borduurt met ‘Compa Nanzi’s Capriolen’ voort op de Compa Nanzi-traditie. De bundel is vernieuwend in die zin dat de verhalen zich afspelen in deze moderne tijd, terwijl tegelijkertijd het vermakelijk karakter van de traditionele Compa Nanzi-verhalen wordt gehandhaafd. Een mooie prestatie.

Lees hier de recensie

Meer over ‘Compa Nanzi’s Capriolen’

Joan Leslie, Aruba, Caraïbische letteren, Compa Nanzi’s Capriolen, Anansi, Suriname, Compa Nanzi-traditie,

“Bernardo Ashetu heel goed in de kleine waarneming.”

Guus Middag in NRC Handelsblad [Boeken] over Dat ik je liefheb, vrij 06-01-2012:

Dit is de poëzie van Bernardo Ashetu: surrealistische sfeer, veel verschillende invallen tegelijk, associatieve sprongen. Dat zorgt voor raadselachtige gedichten. (…) Misschien moet je dit soort poëzie dan maar schouderophalend opzij leggen, maar dat lukt mij niet. Daarvoor moet ik er toch te vaak om grinniken. (…) Zijn wonderlijke gedichten zijn altijd kort, zonder rijm en zonder vaste vorm. Het is poëzie van losse waarnemingen. Soms nemen ze de vorm aan van simpele liedjes, licht en kinderlijk, maar meestal zitten er gaten in. (…) Klein oeuvre, kleine gedichten, heel goed in de kleine waarneming.

Eerder schreef Guus Middag al over Bernardo Ashetu in NRC Handelsblad:
Ashetu heeft een mooi vervreemde, vervreemdende blik op de werkelijkheid. Hij kan met nieuwe ogen kijken naar zoiets alledaags als een wekker. Hij kan als een kind, of een geliefde, opgaan in magische handelingen, altijd in oorspronkelijke bewoordingen. (…) De poëzie van Ashetu is mal, vreemd, kinderlijk – maar ook altijd fris. De beelden zijn verrassend en onvoorspelbaar, nooit belegen en nooit cliché.

«Deze verhalenbundel is een welkome proeve van proza.» – A. Rampadarath

Over ‘De laatste parade’ van Ruth San A Jong voor NBD Biblion, 13 december 2011:
Surinaamse literatuur is schaars en deze verhalenbundel is een welkome proeve van proza uit het voormalige overzeese koninkrijksgebied. De verhalen in deze debuutbundel hebben min of meer hetzelfde thema, namelijk de dood. Er komen naast het centrale thema ook diverse Surinaamse kwesties aan bod zoals winti, buitenvrouwen, maar ook universele problemen zoals euthanasie en pesten. Surinaamse woorden en begrippen worden niet apart verklaard, maar subtiel kenbaar gemaakt in de context. De bundel maakt benieuwd naar andere thema’s en verhalen van deze eigentijdse Surinaamse auteur.

Lees hier de recensie

Meer over ‘De laatste parade’

«Geslaagde meesterproef.» – Ezra de Haan

Over ‘De laatste parade’ van Ruth San A Jong op Literatuurplein, 10 december 2011:
Eigenlijk is het verrassend hoeveel Ruth San A Jong in deze negen verhalen weet kwijt te raken. En natuurlijk gaan het niet alleen maar over de dood. Want ook het leven komt aan bod en de liefde, het alledaagse Surinaamse leven. Juist al die doodgewone dingen die je zelden in een roman tegenkomt. Door geen taboe uit de weg te gaan en veel humor te gebruiken is De laatste parade een mooi en erg bijzonder boek geworden. Misschien schreef de auteur de verhalen met de laatste woorden van Baas Hugo in het achterhoofd ‘Mi no wani no wan babari’: Mocht ik ooit sterven dan geen schandaal aan mijn oren, maar wel vrolijkheid en plezier.

Lees hier de recensie

Meer over ‘De laatste parade’